ECLI:NL:RBDHA:2014:11690

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
2 september 2014
Publicatiedatum
22 september 2014
Zaaknummer
C-09-471154 JE RK 14-1865
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Opheffing van de ondertoezichtstelling van minderjarigen in het kader van jeugdzorg

In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Den Haag op 2 september 2014 uitspraak gedaan over het verzoek tot opheffing van de ondertoezichtstelling van drie minderjarigen, ingediend door de Stichting Bureau Jeugdzorg Haaglanden. De minderjarigen verblijven feitelijk bij hun moeder in Brazilië, en Bureau Jeugdzorg heeft aangegeven geen zicht meer te hebben op hun situatie, waardoor de uitvoering van de ondertoezichtstelling niet meer mogelijk is. De kinderrechter heeft kennisgenomen van de verzoekschriften en de bijlagen, en de zaak is behandeld met gesloten deuren. De ouders van de minderjarigen zijn opgeroepen, maar zijn niet verschenen. De minderjarigen hebben ook geen gebruik gemaakt van de mogelijkheid om te reageren op het verzoek. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de wettelijke gronden voor ondertoezichtstelling, zoals genoemd in artikel 1:254, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek, niet meer aanwezig zijn. Dit is mede gebaseerd op het feit dat de minderjarigen in het buitenland verblijven en dat alle belanghebbenden, inclusief de ouders, hebben ingestemd met de opheffing van de ondertoezichtstelling. De kinderrechter heeft ook opgemerkt dat Bureau Jeugdzorg ervoor zorgt dat de moeder en de minderjarigen in Brazilië worden ondersteund door de organisatie Casa Brasil Holanda. De kinderrechter heeft het verzoek tot opheffing van de ondertoezichtstelling toegewezen, en de beschikking is uitgesproken ter openbare terechtzitting.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG
Kinderrechter
Rekestnummer: JE RK 14-1865
Zaaknummer: C/09/471154
Datum beschikking: 2 september 2014

Opheffing ondertoezichtstelling

Beschikking op de op 1 augustus 2014 ingekomen verzoekschriften van:

de Stichting Bureau Jeugdzorg Haaglanden, vestiging Delft/Westland/Oostland (verder: Bureau Jeugdzorg),
met betrekking tot de minderjarigen:
1.
[minderjarige 1],geboren op [geboortedatum] 1997 te [geboorteplaats];
kind van:
[A]
,
de moeder,
wonende te [woonplaats], Brazilië,
die het ouderlijk gezag alleen uitoefent,
en
[B]
,
de vader, overleden;
2.
[minderjarige 2],geboren op [geboortedatum] 1999 te [geboorteplaats];
kind van:
de moeder voornoemd,
die het ouderlijk gezag alleen uitoefent,
en
[C]
,
de vader;
3.
[minderjarige 3],geboren op[geboortedatum] 2010 te [geboorteplaats];
kind van:
de moeder voornoemd,
en
[D]
,
de vader,
wonende te [woonplaats],
die gezamenlijk het ouderlijk gezag uitoefenen.
De minderjarigen verblijven feitelijk bij hun moeder in Brazilië.

ProcedureDe kinderrechter heeft kennisgenomen van de verzoekschriften, met bijlagen.

Op 2 september 2014 is de zaak ter terechtzitting van deze rechtbank met gesloten deuren behandeld.
Hierbij zijn verschenen de heer [X] en mevrouw [Y], namens Bureau Jeugdzorg.

Feiten

De kinderrechter in deze rechtbank heeft bij beschikking d.d. 3 maart 2014 de ondertoezichtstelling van de minderjarigen verlengd van 4 maart 2014 tot 4 maart 2015.

Verzoek

Het verzoek strekt tot opheffing van de ondertoezichtstelling van voornoemde minderjarigen. Daartoe heeft Bureau Jeugdzorg gesteld dat de minderjarigen thans in Brazilië verblijven, dat Bureau Jeugdzorg geen zicht meer heeft op de minderjarigen en dat de uitvoering van de ondertoezichtstelling derhalve niet meer mogelijk is.

Beoordeling

De moeder en de vader van de minderjarige sub 3 zijn conform de wettelijke vereisten opgeroepen, doch niet verschenen.
De minderjarigen sub 1 en 2 zijn in de gelegenheid gesteld om te reageren op het verzoek, doch hebben daarvan geen gebruik gemaakt.
De moeder en de vader van de minderjarige sub 3 hebben, blijkens informatie van Bureau Jeugdzorg, ingestemd met het verzochte, althans hebben zich niet tegen toewijzing daarvan verzet.
De kinderrechter is, gelet op hetgeen uit het dossier en ter terechtzitting naar voren is gekomen, van oordeel dat de in artikel 1:254, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek genoemde gronden voor ondertoezichtstelling thans niet meer aanwezig zijn. Daarbij overweegt de kinderrechter in het bijzonder dat is gebleken dat de minderjarigen momenteel in het buitenland verblijven en dat met dit gegeven het voor Bureau Jeugdzorg niet mogelijk is invulling te geven aan de uitvoering van de ondertoezichtstelling. Bovendien hebben alle belanghebbenden ingestemd met het verzoek. Van belang acht de kinderrechter voorts dat Bureau Jeugdzorg ervoor heeft gezorgd dat de moeder en de minderjarigen in Brazilië worden ondersteund door de organisatie Casa Brasil Holanda, middels een project van re‑integratie.
Derhalve zal als volgt worden beslist.

Beslissing

De kinderrechter:
wijst toe het verzoek tot opheffing van de ondertoezichtstelling van de minderjarigen.
Deze beschikking is gegeven door mr. C.L. Strop, kinderrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 2 september 2014 in tegenwoordigheid van C. van Oorschot als griffier.
Van deze beschikking kan hoger beroep worden ingesteld binnen
drie maandenna de dag van de uitspraak door indiening van een beroepschrift bij de griffie van het Gerechtshof Den Haag.