3.4De beoordeling van de tenlastelegging.
Uit het dossier en het verhandelde ter terechtzitting leidt de rechtbank ten aanzien van het aan de verdachte ten laste gelegde het volgende af.
Op [datum] 2012 doet[slachtoffer] om even voor 23.00 uur aangifte van een poging beroving/straatroof op diezelfde avond te [plaats]. Zij verklaart dat zij op straat liep en ter hoogte van ‘Bij de Westermolens’ voelde dat een jongen met kracht aan haar tas trok, die over haar linkerschouder hing. Door de krachtige ruk viel zij op de grond. Aangeefster verklaart dat zij haar tas bleef vasthouden en dat zij zag en voelde dat twee jongens aan haar tas begonnen te trekken toen zij op de grond lag. Zij hield haar tas stevig vast en voelde dat de jongens bleven trekken. Daarna voelde zij dat één van de jongens haar hard tegen het lichaam schopte. Nadat de aangeefster hard om hulp had geschreeuwd waren meerdere mensen aan komen fietsen, waarna drie jongens hard weg waren gerend in de richting van het ZHB-hoven. De aangeefster verklaart dat zij, doordat zij op de grond terecht was gekomen, haar rechterenkel heeft gekneusd. Verder deden haar voeten pijn, heeft zij haar rechterduim gekneusd en had zij pijn over haar gehele lichaam.
Op [datum] 2013 legt[slachtoffer] een aanvullende verklaring af. Zij verklaart dat zij nog steeds veel last heeft van haar zwaar gekneusde duim. Verder verklaart zij dat de daders een stormparaplu, die in haar boodschappentas zat, hebben gestolen. De aangeefster verklaart dat zij tevens aangifte van de diefstal van deze paraplu doet.
De aangeefster legt een geneeskundige verklaring over waaruit blijkt dat zij verschillende kneuzingen en blauwe plekken heeft opgelopen.
Nadat verbalisanten op de avond van [datum] 2012 melding hebben gekregen van de poging beroving, rijden zij in de richting van de plek waar de beroving heeft plaatsgevonden. Zij zien vanaf het Westeinde twee jonge mannen aan komen lopen. Deze jonge mannen rennen bij het zien de verbalisanten heel hard weg, terwijl zij achterom kijken in de richting van de verbalisanten. De verbalisanten slagen erin de mannen aan te houden als verdachten van de poging beroving. Naast de verdachte wordt [medeverdachte] aangehouden. Op het politiebureau verklaart de verdachte geheel vrijwillig: “We waren aan het praten om snel geld te maken. We spraken af om een tasje te gaan trekken. Ik zei toen tegen mijn vrienden van, jullie lullen maar wat en durven het toch niet te doen om geld. Ik ging toen nog even met hen mee want ze gingen het bewijzen of zo. Plotseling gingen ze ineens een tasje trekken bij een vrouw. Daarna zijn we weggerend en kwamen we weer bij elkaar. Ik heb mijn vrienden eigenlijk aangespoord om die vrouw te gaan beroven.”
Op [datum] 2012 wordt de verdachte door de politie verhoord. Hij verklaart dat hij die avond met andere jongens over straat liep en dat hij de jongens hoorde zeggen: “Ik ben hongerig erna”. De verdachte verklaart dat dit bleek te betekenen dat de jongens een tasje gingen trekken. De verdachte verklaart dat iemand zei: “Zal ik die vrouw pakken?” Waarop de verdachte had gezegd: “Doe wat je wilt”. De verdachte verklaart dat hij daarna geschreeuw hoorde en dat hij een vrouw op de grond zag liggen. De verdachte verklaart dat hij heeft gezien dat de vrouw door drie jongens werd aangevallen en dat toen iedereen weg rende. De verdachte verklaart dat hij achter de jongens is aangerend.Later die dag wordt de verdachte nogmaals verhoord. Hij noemt namen van de jongens die wat hebben gedaan: [medeverdachte 2], [medeverdachte 3] en [medeverdachte 4].
Ter terechtzitting verklaart de verdachte dat hij die avond met [medeverdachte 2], [medeverdachte 3], [medeverdachte 4] en [medeverdachte] over straat liep en dat ze allen spraken over het feit dat ze geld nodig hadden en ‘hongerig’ waren, hetgeen betekent dat ze snel geld wilden verdienen. De verdachte verklaart voorop te hebben gelopen. Hij ontkent degene te zijn geweest die het slachtoffer heeft uitgekozen, maar verklaart wel achter de anderen te zijn aangerend toen zij naar het slachtoffer toe renden. De verdachte verklaart dat hij het slachtoffer op de grond heeft zien vallen en liggen, dat hij haar niet op de grond heeft gegooid, maar dat hij wel een plastic tasje van het slachtoffer heeft getrokken dan wel van de grond heeft opgepakt. In dit tasje bleken tomaten te zitten. De verdachte verklaart meegegaan te zijn en meegedaan te hebben.
[medeverdachte], gelijk met de verdachte aangehouden, verklaart op [datum] 2012 dat hij die bewuste avond met vijf jongens was, dat de beroving is besproken, dat ze niet per sé een oudere vrouw wilden, maar dat ze gewoon iemand wilden. [medeverdachte] verklaart dat twee of drie jongens aan de tas hebben getrokken.Later die dag legt [medeverdachte] een tweede verklaring af. Hij verklaart dat hij met de jongens op straat liep, dat ze een beetje dronken of aangeschoten waren en dat ze iets leuks wilden doen om een kick te krijgen, waarna werd besloten om mensen te gaan volgen om te beroven. [medeverdachte] verklaart dat het de verdachte was die dit besloot, waarna de verdachte allemaal mensen aanwees. [medeverdachte] verklaart dat ze op zoek waren naar iemand die alleen liep, die in een soort steegje liep. Aangeefster was in beeld gekomen en ze liepen haar achterna, waarbij de verdachte en [medeverdachte 2] voorop liepen. [medeverdachte] verklaart dat hij de verdachte vervolgens hoorde zeggen: “Kom we gaan het doen.” [medeverdachte] verklaart dat de jongens achter de vrouw aan de bocht om liepen, dat de vrouw om hulp riep en dat [medeverdachte 3] en [medeverdachte 4] richting de jongens en de vrouw renden. [medeverdachte] verklaart dat hij vervolgens om de hoek ging kijken en dat hij zag dat de jongens al weg waren bij de vrouw, dat zij renden en dat de beroofde vrouw op de grond lag. [medeverdachte] verklaart dat hij met de verdachte mee is gerend, dat de verdachte vertelde dat hij in de tas van de vrouw had gekeken en dat er iets van tomaten in die tas zaten.
Bijna een jaar later, op [datum] 2013, wordt [medeverdachte] door de rechter-commissaris gehoord. Hij verklaart nogmaals dat de verdachte, [medeverdachte 3], [medeverdachte 2] en hijzelf hadden besproken dat ze iemand zouden gaan beroven. [medeverdachte] verklaart dat hij niet zeker weet of de verdachte met het idee kwam om iemand te beroven, maar dat hij dit dacht omdat de verdachte hem had gezegd dat hij de vrouw onderuit had getrapt. [medeverdachte] verklaart dat hij wist dat de aangeefster zou worden beroofd omdat hij had gezien dat de verdachte stiekem naar die vrouw rende. [medeverdachte] verklaart dat de verdachte een plastic tas vast had, toen hij wegrende en dat de verdachte die tas weggooide.
Medeverdachte [medeverdachte 2] legt op [datum] 2013 een verklaring bij de politie af. Hij verklaart dat hij met [medeverdachte], [medeverdachte 3], [medeverdachte 4] en de verdachte was. [medeverdachte 2] verklaart dat ze achter de vrouw liepen, dat de verdachte ging rennen, dat de verdachte aan het tasje trok, dat hij dit niet los kreeg en dat de plastic tas van de vrouw toen viel. [medeverdachte 2] verklaart dat hij de paraplu van de vrouw van de grond pakte en de hoek om is gerend, waarna de rest achter hem aan kwam. [medeverdachte 2] verklaart dat de verdachte voor de beroving zei: “Ik ga voor deze”, waarna hij erop af ging. [medeverdachte 2] verklaart dat ze het eigenlijk allemaal samen hebben bedacht.
Ook [medeverdachte 2] legt op [datum] 2013 een verklaring af tegenover de rechter-commissaris. Hij verklaart dat hij vlak voor de beroving voorop liep met de verdachte en dat zijn broer en [medeverdachte] vlak achter hen liepen. [medeverdachte 2] verklaart dat de verdachte aan de handtas van de vrouw trok en dat de vrouw viel. [medeverdachte 2] verklaart dat de boodschappentas op de grond viel, dat er een paraplu uit viel en dat hij die zelf heeft meegenomen.
[medeverdachte 3] legt op [datum] 2013 een verklaring bij de politie af. Hij verklaart dat hij met verdachte, [medeverdachte 2], [medeverdachte 4] en [medeverdachte] in de stad liep, dat ze een vrouw zagen lopen, dat de verdachte naar de vrouw rende, haar op de grond trok en haar tasje beet pakte. [medeverdachte 3] verklaart dat hij zag dat de vrouw werd getrapt door de verdachte. [medeverdachte 3] verklaart dat de [medeverdachte 2] naar de verdachte liep en een paraplu pakte die op de grond lag, waarna hij verder rende.
Ook [medeverdachte 3] legt op [datum] 2013 een verklaring af tegenover de rechter-commissaris. Hij verklaart dat de verdachte, vlak voordat het gebeurde, in de groep gooide dat hij een tasje wilde trekken. [medeverdachte 3] verklaart dat hij zag dat de verdachte aan het tasje trok van de vrouw, waardoor zij viel. [medeverdachte 3] verklaart dat de verdachte de tas waaraan hij trok niet heeft meegenomen, maar de boodschappentas wel. [medeverdachte 3] verklaart niet te hebben gezien dat iemand de vrouw schopte maar wel dat de verdachte, terwijl de vrouw viel, een schoppende beweging in haar richting maakte. [medeverdachte 3] verklaart dat [medeverdachte 2] de paraplu meenam.
Getuige [getuige A] verklaart dat hij zag dat een dame op de grond lag met drie jongens, die erboven stonden.
Op basis van de bovenstaande bewijsmiddelen stelt de rechtbank vast dat er vanuit de groep jongens waartoe de verdachte behoorde, een plan is gemaakt om een beroving te plegen. Uit meerdere verklaringen blijkt dat hier van tevoren over is gesproken en dat het de verdachte was die met het idee van de beroving kwam. De verdachte, die met medeverdachte [medeverdachte 2] voorop liep, is achter de aangeefster aan gerend. Hij heeft aan een tas van de aangeefster getrokken, waardoor de aangeefster ten val is gekomen. De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen dat de aangeefster omver is geschopt, nu de aangeefster hier zelf niets over heeft verklaard en de enige die daar iets over verklaart [medeverdachte] is. De rechtbank acht ook niet wettig en overtuigend bewezen dat de aangeefster over de grond is getrokken, nu zij hierover zelf niets heeft gezegd en dit enkel is verklaard door [medeverdachte 3]. Samen met twee anderen heeft de verdachte over de aangeefster heen gestaan. Blijkens de verklaringen van aangeefster en [medeverdachte 3] is de aangeefster geschopt toen zij op de grond lag. Dit wordt ondersteund door de geneeskundige verklaring, waaruit blijkt dat de aangeefster kneuzingen en blauwe plekken heeft opgelopen. Voorts neemt de rechtbank daartoe in aanmerking dat getuige [getuige A] zag dat drie jongens boven aangeefster stonden, toen zij op de grond lag. Alleen [medeverdachte 3] heeft verklaard dat het de verdachte was die de aangeefster heeft geschopt. Dit is onvoldoende om te kunnen vaststellen dat het de verdachte is geweest die aangeefster heeft geschopt. Naar het oordeel van de rechtbank is echter niet van belang dat niet is komen vast te staan door wie aangeefster is geschopt, nu het schoppen heeft plaatsgevonden vanuit de groep waarvan de verdachte deel uitmaakte. Tot slot heeft de verdachte een plastic tas met groente/fruit gepakt en heeft medeverdachte [medeverdachte 2] de paraplu van aangeefster gepakt en meegenomen.
Gelet op de voorgaande feiten en omstandigheden is de rechtbank van oordeel dat wettig en overtuigend kan worden bewezen dat sprake is geweest van een nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachte, medeverdachte [medeverdachte 2] en één of meerdere andere personen, om de beroving op de aangeefster te plegen. De rechtbank zal dan ook wettig en overtuigend bewezen verklaren dat de verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan het hem ten laste gelegde feit.