ECLI:NL:RBDHA:2014:11581

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
18 september 2014
Publicatiedatum
18 september 2014
Zaaknummer
777532-13
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplichtigheid aan pogingen tot woninginbraak door een minderjarige verdachte

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 18 september 2014 uitspraak gedaan in een jeugdstrafzaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan medeplichtigheid aan twee pogingen tot woninginbraak. De verdachte, geboren in 1995, heeft op de uitkijk gestaan en berichten gestuurd naar zijn medeverdachten om hen te waarschuwen tijdens de inbraakpogingen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte, ondanks zijn ontkennende houding, een wezenlijke rol heeft gespeeld in de misdrijven. De rechtbank heeft daarbij rekening gehouden met het feit dat de verdachte eerder voor de rechter is verschenen, maar nog niet eerder is veroordeeld. De ontkennende houding van de verdachte baarde de rechtbank zorgen, omdat hij geen inzicht toonde in zijn rol en verantwoordelijkheid. De rechtbank heeft de verdachte uiteindelijk schuldig bevonden aan medeplichtigheid aan de pogingen tot woninginbraak en hem een werkstraf van 60 uren opgelegd, met de mogelijkheid van vervangende jeugddetentie. Daarnaast is er een schadevergoeding van €200,- toegewezen aan de benadeelde partij.

Uitspraak

Rechtbank Den Haag

Meervoudige kamer jeugdstrafzaken
Parketnummer 09/777532-13
Datum uitspraak: 18 september 2014
Tegenspraak
(Promis)
De rechtbank Den Haag, rechtdoende in jeugdstrafzaken, heeft op de grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1995,
adres: [adres].

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek is gehouden ter terechtzitting met gesloten deuren van 4 september 2014.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie
mr. M.A. Visser en van hetgeen door de raadsman van de verdachte mr. E.A. Breetveld, advocaat te Den Haag, en door de verdachte naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
[medeverdachte] en/of [medeverdachte 2] en/of één of meer mededader(s) op of omstreeks [datum] 2012 te [plaats], gemeente [X], ter uitvoering van het door hem/hen voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een woning (gelegen aan [adres]) weg te nemen geld en/of (een) goed(eren) van zijn/hun gading, geheel of ten dele toebehorende aan
[aangever], in elk geval aan een ander of anderen dan aan die [medeverdachte] en/of [medeverdachte 2] en/of mededader(s) en/of aan verdachte, en zich daarbij de toegang tot de plaats van het misdrijf te verschaffen en/of die/dat weg te nemen geld en/of goed(eren) onder zijn/hun bereik te brengen door
middel van braak en/of verbreking en/of inklimming, met een of meer van zijn/hun mededader(s), althans alleen,
- zich naar/richting die woning en/of dat erf heeft/hebben begeven en/of (vervolgens)
- een (tuin)deur open heeft/hebben getrapt/geslagen/geduwd en/of met een breekvoorwerp
heeft/hebben geforceerd en/of (vervolgens)
- met een breekijzer en/of een schroevendraaier, althans enig gereedschap, een raam heeft/hebben
geforceerd,
zijnde de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet voltooid, bij het plegen van welk misdrijf verdachte op of omstreeks [datum] 2012 te [plaats], gemeente [X], en/of elders in Nederland opzettelijk behulpzaam is geweest door toen en daar in de onmiddelijke
nabijheid van de plaats des misdrijfs voor die [medeverdachte] en/of [medeverdachte 2] en/of diens/dier mededader(s) op de uitkijk te staan en/of door diens/dier mededader(s) (een) sms-bericht(en) te sturen met daarin "Buurt is veilig" en/of "Maar rijden wel mer auto";
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 4 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht
art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 48 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
2.
[medeverdachte] en/of [medeverdachte 2] en/of één of meer mededader(s) op of omstreeks [datum] 2012 te [plaats], gemeente[X], ter uitvoering van het door hem/hen voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een woning (gelegen aan [adres]) weg te nemen geld en/of (een) goed(eren) van zijn/hun gading, geheel of ten dele toebehorende aan [aangever 2], in elk geval aan een ander of anderen dan aan die [medeverdachte] en/of [medeverdachte 2] en/of mededader(s) en/of aan verdachte, en zich daarbij de toegang tot de plaats van het misdrijf te verschaffen en/of die/dat weg te nemen geld en/of goed(eren) onder zijn/hun bereik te brengen door middel van braak en/of verbreking en/of inklimming, met een of meer van zijn/hun mededader(s), althans alleen,
- zich naar richting die woning en/of dat erf heeft/hebben begeven en/of (vervolgens)
- met een breekijzer en/of een schroevendraaier, althans enig gereedschap, een deur heeft/hebben
geforceerd en/of
- met een breekijzer en/of een schroevendraaier, althans enig gereedschap, een raam heeft/hebben
geforceerd,
zijnde de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet voltooid, bij het plegen van welk misdrijf verdachte op of omstreeks [datum] 2012 te [plaats], gemeente[X], en/of elders in Nederland opzettelijk behulpzaam is geweest door toen en daar in de onmiddelijke
nabijheid van de plaats des misdrijfs voor die [medeverdachte] en/of [medeverdachte 2] en/of diens/dier mededader(s) op de uitkijk te staan en/of door diens/dier mededader(s) (een) sms-bericht(en) te sturen met daarin "Buurt is veilig" en/of "Maar rijden wel mer auto";
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 4 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht
art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 48 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht

3.Bewijsoverwegingen

3.1
Inleiding
De volgende feiten kunnen op grond van de gebruikte bewijsmiddelen als vaststaand worden aangemerkt. Deze feiten hebben ter terechtzitting niet ter discussie gestaan en kunnen zonder nadere motivering dienen als vertrekpunt voor de bewijsvraag.
Op [datum] 2012 is te [plaats] in een woning gelegen aan [adres] geprobeerd in te breken. De tuindeur is open getrapt/geduwd of met een breekvoorwerp geforceerd en vervolgens is een raam met een breekijzer en/of een schroevendraaier geforceerd. [aangever] heeft aangifte gedaan. Eveneens is op [datum] 2012 te [plaats] in een woning gelegen aan [adres] geprobeerd in te breken. Bij deze poging tot inbraak is met een breekijzer en/of schroevendraaier eerst een deur geforceerd en vervolgens een raam. Bij deze woning zijn twee van de drie verdachten op het balkon aangetroffen alsook enkele inbrekerswerktuigen. De derde verdachte is aan de achterzijde van de woning door de politie aangehouden.
[aangever 2] heeft aangifte gedaan van deze poging woninginbraak.
De rechtbank ziet zich gesteld voor de vraag of de verdachte een rol heeft gespeeld bij voornoemde pogingen woninginbraak, in die zin, dat hij hieraan medeplichtig is geweest.
3.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de rechtbank wettig en overtuigend bewezen zal verklaren dat de verdachte feit 1 en 2 heeft begaan.
3.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft allereerst betoogd dat er sprake is van overschrijding van de redelijke termijn nu het dossier reeds in maart 2013 is gesloten en er geen bijzondere omstandigheden zijn die rechtvaardigen waarom de zaak zo lang is blijven liggen. Primair dient, aldus de raadsman, het OM niet-ontvankelijk te worden verklaard en subsidiair dient in de strafmaat met deze overschrijding rekening te worden gehouden.
De raadsman heeft voorts vrijspraak van de ten laste gelegde feiten bepleit, nu de verdachte ontkent bij de feiten betrokken te zijn geweest en de diverse whatsapp-berichten in de vroege ochtend van [datum] 2012 niet het bewijs leveren dat de verdachte medeplichtig is aan de pogingen woninginbraak. Het is nog maar de vraag wat deze berichten aantonen. De verdachte wilde aanvankelijk mee naar de geplande inbraak, maar hij durfde niet en ging uiteindelijk dan ook niet mee. Er is, aldus de raadsman, sprake van vrijwillige terugtred zoals bedoeld in artikel 46b Wetboek van Strafrecht. De verdachte neemt afstand van de opmerking dat hij niet wilde dat de medeverdachten gepakt zouden worden.
De verklaring van medeverdachte Esmail [medeverdachte 2] op pagina 254 van het dossier is het meest belastend, aldus de raadsman, maar op [datum] 2012, pagina 60 van het dossier, verklaart deze medeverdachte “dat Ashraf er gisterochtend niet bij was en hij hem niet heeft gezien”.
Dat de verdachte in de buurt van de Patrijslaan op zijn scooter aanwezig was, klopt wel.
De verdachte wist wat het plan was, was nieuwsgierig en is - hoewel hij eigenlijk onderweg was naar zijn werk bij de bakkerij - gaan kijken wat [medeverdachte] en [medeverdachte 2] aan het doen waren.
Het gedrag van de verdachte is, aldus de raadsman, heel onhandig geweest, maar kan niet leiden tot medeplichtigheid aan de pogingen woninginbraak.
3.4
De beoordeling van de tenlastelegging
Uit het dossier en het verhandelde ter terechtzitting leidt de rechtbank het volgende af. [1]
Op [datum] 2012 omstreeks 7.15 uur, terwijl de verbalisanten onderweg zijn naar een melding dat er zou worden ingebroken op [adres] te [plaats], wordt de verdachte op zijn scooter gesignaleerd in de buurt van [adres]. Nadat hij de politieauto heeft gezien, keert hij om en rijdt hij weg in de richting Voorschoten. Na ongeveer 10 minuten komt de verdachte weer terug en wordt hij door de politie staande gehouden en gecontroleerd. [2]
Ter terechtzitting heeft de verdachte verklaard dat hij wist dat [medeverdachte] (verder: [medeverdachte]) en
[medeverdachte 2] (verder: [medeverdachte 2]) in [plaats] zouden gaan inbreken, maar dat hij niet precies wist waar en dat hij daarom in de buurt rondjes is gaan rijden en toen door de politie staande is gehouden. De verdachte heeft voorts verklaard dat hij het spannend vond en nieuwsgierig was en dat hij daarom is teruggegaan. [3]
Blijkens de verklaring van medeverdachte [medeverdachte 2] is op [datum] 2012 in de avond afgesproken dat er de volgende dag zou worden ingebroken. [4]
De telefoon van medeverdachte [medeverdachte] wordt uitgelezen en uit de whatsapp berichten
van[datum] rond 22.00 uur blijkt dat de verdachte contact heeft met [medeverdachte] en dat de verdachte vraagt ‘hoe laat morgen??’ en dat [medeverdachte] antwoordt ‘Half 7 moet je in mijn portiek zijn. Dus zet je wekker om 6.00 uur’. Verdachte zegt ‘okj man. Waargaan we? Dan.’ [medeverdachte] antwoordt ‘Je ziet morgen wel’, waarna verdachte zegt:’Isgoed met ze 3 togmm? en ‘K heb scoobie van Pronto’. [medeverdachte] zegt ‘jaa met ze 3’. Verdachte zegt nogmaals ‘K heb scoobie’. [medeverdachte] vraagt ‘heb je gehaald? en de verdachte zegt ‘lenen’ en ‘dan k doe isen goeie uitkijk’.
Op [datum] 2012 rond 05.00 uur appt [medeverdachte] de verdachte wakker en spoort hij de verdachte aan om op te schieten. [5]
De verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij op [datum] 2012 inderdaad op de uitkijk zou gaan staan, maar dat hij uiteindelijk toch niet is meegegaan. [6]
Volgens [medeverdachte 2] is hij samen met zijn neefje Y. [medeverdachte 2] op [datum] 2012 rond
6.3
uur naar de portiek van [medeverdachte] gefietst en hebben zij vervolgens met zijn drieën de verdachte opgehaald, die twee portieken verder stond te wachten. Zijn neefje en de verdachte zouden op de uitkijk staan. [7]
[medeverdachte] heeft verklaard dat de verdachte hem ergens heeft afgezet. [8]
Uit Chat nummer 43, zijnde de whatsapp-berichten op [datum] 2012 blijkt dat de verdachte om 05:59:51 uur aan [medeverdachte] vraagt ‘ben je nog bezig?’ en dat [medeverdachte] antwoordt ‘neebwe zijn nog niet eens begonnen’. De verdachte zegt ‘ga je snel man’,‘ Voordat er meer mensen wakker zijn’. Om 06:07:25 uur geeft [medeverdachte] aan ‘nummer 1 is open broer’.
De verdachte antwoordt om 06:09:30 uur ‘buurt is veilig’, ‘was net daar’, ‘maar rijden wel mer auto’. [9]
Als de politie de verdachte dit whatsapp bericht voorhoudt, verklaart de verdachte dat hij de medeverdachten niet kon tegenhouden, maar dat hij niet wilde dat ze gepakt zouden worden. [10]
De rechtbank is van oordeel dat er voldoende wettig en overtuigend bewijs voorhanden is dat de verdachte medeplichtig is geweest aan de pogingen woninginbraak op [adres] en [adres] te [plaats] door op de uitkijk te staan en berichten te sturen.
Dit oordeel is gebaseerd op de verklaringen van [medeverdachte 2] en [medeverdachte], de inhoud van de weergegeven whatsapp-berichten, chat nummer 42 en 43, de omstandigheid dat de verdachte rond het tijdstip van de pogingen woninginbraak door de politie in de buurt is gezien en dat hij bij de politie zelf heeft verklaard dat hij niet wilde dat [medeverdachte] en [medeverdachte 2] zouden worden aangehouden, aan welke verklaring de rechtbank de verdachte houdt.
De verklaring van de verdachte dat hij oorspronkelijk inderdaad op de uitkijk zou staan, maar hij dit uiteindelijk niet heeft gedaan, acht de rechtbank - gelet op het vorenstaande - niet geloofwaardig. Van enige vorm van vrijwillige terugtred, zoals weergegeven in artikel 46b van het Wetboek van Strafrecht, is dan ook zeker geen sprake.
Medeplichtigheid houdt in dat een verdachte opzettelijk gelegenheid verschaft tot en/of behulpzaam is bij het plegen van een misdrijf. Volgens vaste jurisprudentie is voor de bewezenverklaring daarvan vereist dat het opzet van de verdachte niet alleen is gericht op het verschaffen van gelegenheid en/of de behulpzaamheid, maar tevens dat verdachtes opzet (al dan niet in voorwaardelijke zin) is gericht op het misdrijf dat hij ondersteunt (HR 13 november 2001, LJN AD4372; HR 3 november 2009, LJN BJ6931, HR 16 november 2010, LJN BN8363; HR 25 september 2012, LJN BX4845).
In dit geval wist de verdachte wat de medeverdachten [medeverdachte] en [medeverdachte 2] van plan waren, zodat sprake was van dubbel opzet.
Op grond van het bovenstaande acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten heeft begaan.
3.5
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat
1.
[medeverdachte] en [medeverdachte 2] en één of meer mededaders op [datum] 2012 te [plaats], gemeente [X], ter uitvoering van het door hen voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in een woning (gelegen aan [adres]) weg te nemen geld en/of goederen van hun gading, geheel of ten dele toebehorende aan [aangever], en zich daarbij de toegang tot de plaats van het misdrijf te verschaffen door middel van braak, met een of meer van hun mededaders
- zich naar die woning hebben begeven en vervolgens
- een tuindeur open hebben getrapt/geduwd of met een breekvoorwerp hebben geforceerd en
vervolgens
- met een breekijzer en een schroevendraaier een raam hebben geforceerd,
zijnde de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet voltooid, bij het plegen van welk misdrijf verdachte op [datum] 2012 te [plaats], gemeente [X], opzettelijk behulpzaam is geweest door toen en daar in de onmiddellijke nabijheid van de plaats des misdrijfs voor die [medeverdachte] en [medeverdachte 2] en dier mededader op de uitkijk te staan en door berichten te sturen met daarin "Buurt is veilig" en/of "Maar rijden wel mer auto";
2.
[medeverdachte] en [medeverdachte 2] en één of meer mededaders op [datum] 2012 te [plaats], gemeente [X], ter uitvoering van het door hen voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in een woning (gelegen aan [adres]) weg te nemen geld en/of goederen van hun gading, toebehorende aan
[aangever 2], en zich daarbij de toegang tot de plaats van het misdrijf te verschaffen door middel van braak, met een of meer van hun mededaders
- zich naar die woning hebben begeven en vervolgens
- met een breekijzer en/of een schroevendraaier een deur hebben geforceerd en
- met een breekijzer en/of een schroevendraaier een raam hebben geforceerd,
zijnde de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet voltooid, bij het plegen van welk misdrijf verdachte op [datum] 2012 te [plaats], gemeente[X], opzettelijk behulpzaam is geweest door toen en daar in de onmiddellijke nabijheid van de plaats des misdrijfs voor die [medeverdachte] en [medeverdachte 2] en dier mededader op de uitkijk te staan en door berichten te sturen met daarin "Buurt is veilig" en/of "Maar rijden wel mer auto".
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.

4.De strafbaarheid van de feiten

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
Dit levert de in de beslissing genoemde strafbare feiten op.

5.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is eveneens strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

6.De straf/maatregel

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte wordt veroordeeld tot
een werkstraf van 40 uren subsidiair 20 dagen jeugddetentie, met aftrek van de tijd in verzekering doorgebracht.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich, gelet op de bepleite vrijspraak, niet expliciet over de strafmaat uitgelaten.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Na te melden straf is in overeenstemming met de ernst van de gepleegde feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Daarbij is in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan medeplichtigheid aan een tweetal pogingen woninginbraak. Door het op de uitkijk staan en berichten te sturen om zijn medeverdachten te waarschuwen, is de verdachte behulpzaam geweest bij voornoemde pogingen tot woninginbraak.
Door woninginbraken wordt - vaak grote - materiële schade toegebracht aan de slachtoffers. Ook worden vaak goederen gestolen, waaraan het slachtoffer op gevoelsgronden sterk is gehecht. De mededaders hebben zich niets gelegen laten liggen aan deze omstandigheden en alleen maar aan hun eigen geldelijk gewin gedacht.
Bovendien wordt door een woninginbraak een ernstige inbreuk gemaakt op de persoonlijke levenssfeer en het gevoel van veiligheid van het slachtoffer en omwonenden. De eigen woning is bij uitstek een plaats waar men zich veilig en geborgen zou moeten kunnen voelen.
De rechtbank weegt mee dat de verdachte, blijkens een hem betreffend uittreksel Justitiële Documentatie, wel eerder voor de rechter is verschenen, maar nog niet eerder is veroordeeld.
Anderzijds houdt de rechtbank rekening met de ontkennende houding van de verdachte, waarover zij zich zorgen maakt. Naar het oordeel van de rechtbank heeft de verdachte, zoals reeds aangegeven, wel degelijk een wezenlijke rol gespeeld bij de bewezenverklaarde pogingen tot woninginbraak, maar geeft hij - ook ter terechtzitting - geen blijk van enig inzicht in zijn rol en zijn verantwoordelijkheid in dezen. Hij volhardt in zijn ontkenning.
De rechtbank heeft acht geslagen op het rapport van [datum] 2014 van de Raad voor de Kinderbescherming (verder: de Raad). Blijkens dit rapport heeft de verdachte zijn diploma voor bakker, niveau 1 gehaald en is hij op het moment van het onderzoek door de Raad fulltime aan het werk in de bakkerij van zijn zwager, terwijl hij het volgend schooljaar verder zal leren in de richting van patisserie, MBO niveau 2. De Raad heeft geen zorgen over de ontwikkeling van de verdachte. Hij krijgt vanuit huis een redelijke sturing, heeft het naar zijn zin en heeft een zinvolle dagbesteding. Ook heeft hij een duidelijke toekomstbeeld. De kans op recidive wordt niet groot geacht. Vanuit pedagogisch opzicht is een onvoorwaardelijk taakstraf in de vorm van een werkstraf de meest wenselijke strafrechtelijke afdoening.
De rechtbank onderschrijft voornoemd strafadvies van de Raad en zal de verdachte een werkstraf opleggen. De rechtbank weegt bij het opleggen van de straf mee dat het tijdsverloop tussen de datum waarop de bewezenverklaarde feiten zijn gepleegd en de datum waarop de zaak thans ter terechtzitting is behandeld, de redelijke termijn van 16 maanden die van toepassing is in jeugdstrafzaken, heeft overschreden. Gelet op de heersende jurisprudentie is de consequentie hiervan niet dat het OM niet-ontvankelijk zou zijn, maar dat de rechtbank in de strafmaat rekening zal houden met de overschrijding van de redelijke termijn.
Het hiervoor overwogene en dan met name de omstandigheid dat de verdachte volhardt in zijn ontkenning brengen de rechtbank er echter wel toe een zwaardere straf op te leggen dan door de officier van justitie is gevorderd.

7.De vordering van de benadeelde partij / de schadevergoedingsmaatregel

[aangever 2]heeft zich ten aanzien van feit 2 als benadeelde partij gevoegd ter zake van de vordering tot schadevergoeding, groot
€ 200,-.
7.1.
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot hoofdelijke toewijzing van de vordering van de benadeelde partij [aangever 2] van € 200,- , met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
7.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft primair, gelet op de bepleite vrijspraak, niet-ontvankelijk verklaring van de benadeelde partij in de vordering bepleit en zich subsidiair, indien de rechtbank wel tot bewezenverklaring komt, niet verzet tegen toewijzing van de vordering.
7.3.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat de vordering kan worden toegewezen. De offerte is voldoende onderbouwing voor de geleden schade aan het raamkozijn. Uit het onderzoek ter terechtzitting is dan ook vast komen te staan dat de benadeelde partij rechtstreeks schade heeft geleden als gevolg van het onder 2 bewezenverklaarde feit.
De rechtbank zal de vordering derhalve ten laste van de verdachte hoofdelijk toewijzen tot een bedrag van
€ 200,-.
Dit brengt mee dat de verdachte dient te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met zijn vordering heeft gemaakt, welke kosten de rechtbank tot op heden begroot op nihil, en de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Nu de verdachte jegens het slachtoffer naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door het onder 2 bewezenverklaarde strafbare feit is toegebracht en de verdachte voor dit feit zal worden veroordeeld, zal de rechtbank aan de verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van een bedrag groot
€ 200,-,ten behoeve van het slachtoffer genaamd
[aangever 2].

8.De toepasselijke wetsartikelen

De op te leggen straf en maatregel zijn gegrond op de artikelen:
36f, 45, 48, 77a, 77g, 77h, 77m, 77n, 77gg en 311 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

9.De beslissing

De rechtbank:
verklaart wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de hem bij dagvaarding
onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten heeft begaan en dat het bewezene uitmaakt:
feit 1 en 2:
MEDEPLICHTIGHEID AAN POGING TOT DIEFSTAL DOOR TWEE OF MEER VERENIGDE PERSONEN WAARBIJ DE SCHULDIGE ZICH DE TOEGANG TOT DE PLAATS VAN HET MISDRIJF HEEFT VERSCHAFT DOOR MIDDEL VAN BRAAK, MEERMALEN GEPLEEGD
verklaart het bewezene en de verdachte deswege strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte bij dagvaarding meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt hem daarvan vrij;
veroordeelt verdachte tot:
een taakstraf, bestaande uit een werkstraf, zijnde het verrichten van onbetaalde arbeid, voor de tijd van
60 UREN;
beveelt, voor het geval dat de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, dat vervangende jeugddetentie zal worden toegepast voor de tijd van
30 DAGEN;
bepaalt dat de tijd, die door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijk gedeelte van de hem opgelegde taakstraf geheel in mindering zal worden gebracht, voorzover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;
bepaalt de maatstaf volgens welke de aftrek overeenkomstig artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht zal geschieden op 2 uren per dag;
ten aanzien van feit 2
wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij hoofdelijk toe ten laste van de verdachte en veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan
[aangever 2], een bedrag van
€ 200,-;
veroordeelt de verdachte tevens in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
bepaalt dat de verdachte bij gehele of gedeeltelijke betaling door zijn mededaders aan de benadeelde partij, zal zijn bevrijd tot de hoogte van het betaalde bedrag;
legt aan verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat van een bedrag groot €
200,-, ten behoeve van het slachtoffer genaamd
[aangever 2];
bepaalt dat in geval noch volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt - onder handhaving van voormelde verplichting - vervangende jeugddetentie zal worden toegepast voor de duur van
4 dagen;
bepaalt dat voldoening van de gehele of gedeeltelijke betalingsverplichting aan de benadeelde partij de betalingsverplichting aan de Staat in zoverre doet vervallen, alsmede dat voldoening van de gehele of gedeeltelijke betalingsverplichting aan de Staat de betalingsverplichting aan de benadeelde partij in zoverre doet vervallen.
Dit vonnis is gewezen door
mr. H.M.D. de Jong, kinderrechter, voorzitter,
mr. J.E.M.G. van Wezel, kinderrechter,
en mr. R.C. Hartendorp, kinderrechter,
in tegenwoordigheid van mr. M.M. de Witte, griffier.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 18 september 2014.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar doorgenummerde dossierpagina’s betreft dit – voor zover niet anders weergegeven - delen van ambtsedige processen-verbaal, als bijlagen opgenomen bij het dossier van politie Haaglanden, met het nummer PL 1573 2012275944012, met bijlagen, doorgenummerd als pagina 1 tot en met 588.
2.Proces-verbaal van bevindingen, pagina 374.
3.Proces-verbaal van de terechtzitting van 4 september 2014, eigen verklaring van de verdachte.
4.Proces-verbaal verhoor verdachte [medeverdachte 2], pagina 254 bovenaan.
5.Chat nummer 42, pagina 155 tot en met 164.
6.Proces-verbaal van de terechtzitting van 4 september 2014, eigen verklaring van de verdachte.
7.Proces-verbaal verhoor verdachte [medeverdachte 2], pagina 254 halverwege en onderaan.
8.Proces-verbaal verhoor verdachte A.[medeverdachte], pagina 218 bijna halverwege.
9.Chat nummer 43, pagina 163 en 164.
10.Proces-verbaal verhoor verdachte [verdachte], pagina 321 onderaan.