ECLI:NL:RBDHA:2014:11546
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Toewijzing voorlopige voorziening in asielzaak met betrekking tot Somalië en Al-Shabaab
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 29 augustus 2014 uitspraak gedaan in een verzoek om voorlopige voorziening van een Somalische asielzoeker. De verzoeker had op 4 augustus 2014 een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel, welke op 6 augustus 2014 door de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND) was afgewezen. De verzoeker, bijgestaan door zijn gemachtigde mr. drs. M.J. Verwers, heeft tegen deze afwijzing beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening om uitzetting te voorkomen totdat er een beslissing op het beroep is genomen. De zitting vond plaats op 22 augustus 2014, waarbij de verzoeker aanwezig was en de IND vertegenwoordigd werd door mr. L.T. Krabbenborg.
De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat de eerdere aanvraag van verzoeker om een verblijfsvergunning asiel in 2009 ook was afgewezen, maar dat er nieuwe omstandigheden zijn die een herbeoordeling van het besluit rechtvaardigen. De verzoeker heeft aangevoerd dat de veiligheidssituatie in Zuid- en Centraal-Somalië verslechterd is en dat hij bij terugkeer door Al-Shabaab als spion zal worden aangemerkt. De voorzieningenrechter heeft in het ambtsbericht van het Ministerie van Buitenlandse Zaken gelezen dat terugkerende Somaliërs als verdacht worden beschouwd door Al-Shabaab, wat de vrees van de verzoeker onderbouwt.
De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat de IND ten onrechte eist dat de verzoeker individuele omstandigheden moet aantonen die verder gaan dan enkel zijn terugkeer uit het westen. Gezien de nieuwe informatie en de verscherpte houding van Al-Shabaab ten opzichte van vermeende spionnen, heeft de voorzieningenrechter besloten het verzoek toe te wijzen. De uitzetting van de verzoeker wordt verboden totdat er een beslissing op het beroep is genomen. Tevens is de IND veroordeeld tot het vergoeden van de proceskosten van de verzoeker, die zijn begroot op € 974.