ECLI:NL:RBDHA:2014:11519

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
17 september 2014
Publicatiedatum
17 september 2014
Zaaknummer
C-09-469988 - HA ZA 14-847
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzet tegen executie dwangbevel van de Ontvanger met betrekking tot beslaglegging op een auto

In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag op 17 september 2014 uitspraak gedaan in een verzetprocedure tegen een dwangbevel van de Ontvanger van 's Rijks Belastingdienst. De eiser, die zonder advocaat procedeerde na de onttrekking van zijn eerdere advocaat, vorderde dat de rechtbank de Ontvanger verbood over te gaan tot executoriale verkoop van zijn auto. De eiser stelde dat hij de auto nodig had voor zijn werk als lasser en dat de verkoop van de auto hem zou beletten om zijn belastingschulden van € 14.977,- af te betalen.

De rechtbank heeft de vordering van de eiser afgewezen. De rechtbank overwoog dat de eiser onvoldoende had aangetoond dat hij voor zijn levensonderhoud afhankelijk was van de in beslag genomen auto. De rechtbank merkte op dat het beslagverbod, zoals neergelegd in artikel 447 Rv, alleen van toepassing is op gereedschappen die de ambachtsman nodig heeft om zijn inkomen te verwerven. De Ontvanger voerde gemotiveerd verweer en stelde dat niet was aangetoond dat de auto essentieel was voor de eiser's levensonderhoud.

Uiteindelijk heeft de rechtbank het verzet ongegrond verklaard en de eiser veroordeeld in de proceskosten van de Ontvanger, die zijn begroot op € 1.512,-. De rechtbank verklaarde het vonnis uitvoerbaar bij voorraad, wat betekent dat de uitspraak onmiddellijk effect heeft, ongeacht eventuele hoger beroep procedures.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK DEN HAAG

Team handel
zaaknummer / rolnummer: C/09/469988 / HA ZA 14-847
Vonnis van 17 september 2014
in de zaak van
[eiser],
wonende te [woonplaats],
eiser,
advocaat voorheen mr. H.L. van Lookeren Campagne, thans zonder advocaat,
tegen
DE ONTVANGER VAN 'S-RIJKS BELASTINGEN,
zetelende te Den Haag,
gedaagde,
advocaat mr. S.C. Zum Vörde Sive Vörding te Den Haag.
Partijen zullen hierna [eiser] en de Ontvanger genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het tussenvonnis van de kantonrechter, team kanton den Haag van 23 juni 2014, waarbij de zaak is verwezen naar het Team handel van deze rechtbank;
  • de conclusie van antwoord van de Ontvanger, met producties;
1.2.
Op de rolzitting van 6 augustus 2014 heeft mr. Van Lookeren Campagne zich onttrokken. Er heeft zich geen nieuwe advocaat voor [eiser] gesteld. Ten slotte is een datum voor vonnis bepaald.

2.Het geschil en de beoordeling daarvan

2.1.
[eiser] vordert dat de rechtbank de Ontvanger verbiedt over te gaan tot executoriale verkoop van zijn auto en de Ontvanger beveelt om de auto weer ter beschikking van hem te stellen, teneinde hem in staat te stellen zijn belastingschulden af te betalen, kosten rechtens. Met deze vordering komt [eiser] in verzet tegen de ten uitvoerlegging van het op 12 februari 2014 aan hem betekende exploot ter zake van dwangbevelen ziende op belastingschulden ten belope van € 14.977,-. Hij stelt daartoe dat hij zijn auto nodig heeft om zijn beroep als lasser uit te oefenen. Executoriale verkoop van deze auto maakt het hem onmogelijk om weer aan zijn financiële verplichtingen, waaronder fiscale verplichtingen, te kunnen voldoen.
2.2.
De stellingen van [eiser] strekken er kennelijk toe te betogen dat de auto valt binnen de reikwijdte van het in artikel 447 aanhef en onder 2 Rv neergelegde beslagverbod, uit hoofde waarvan geen beslag mag worden gelegd op de gereedschappen van ambachtslieden, tot hun persoonlijk bedrijf behorende. Deze uitzondering op hoofdregel dat een schuldeiser in beginsel zijn vordering op alle goederen van de schuldenaar kan verhalen, dient beperkt te worden uitgelegd in de zin dat dit beslagverbod alleen ziet op roerende zaken die de ambachtsman tot gereedschap dienen en hem in staat stellen zich met zijn arbeid een zodanig inkomen te verwerven dat hij voor de lopende kosten van het bestaan nog juist genoeg in handen krijgt.
2.3.
De Ontvanger heeft gemotiveerd verweer gevoerd, door onder meer aan te voeren dat niet blijkt dat [eiser] voor de voorziening van zijn levensonderhoud afhankelijk is van de inbeslaggenomen auto.
2.4.
[eiser] heeft niet gereageerd op dit verweer; zijn advocaat heeft zich onttrokken en er heeft zich geen nieuwe advocaat gesteld.
2.5.
Het verweer van de Ontvanger treft doel. Nog daargelaten de vraag of de auto van [eiser] niet kan worden aangemerkt als ‘gereedschap’ in de zin van artikel 447 aanhef en onder 2 Rv – wat de Ontvanger ook heeft betwist – heeft [eiser] onvoldoende gesteld dat hij voor de voorziening van zijn levensonderhoud – in de onder 2.2 weergegeven restrictieve opvatting – afhankelijk is van de auto.
2.6.
Dit leidt tot afwijzing van de vordering, die – nu het gaat om verzet tegen een dwangbevel – gepaard zal gaan met ongegrondverklaring van dit verzet en daarnaast met veroordeling van [eiser] in de proceskosten van de Ontvanger, die worden begroot op
€ 1.512,-, te weten € 608,- aan griffierecht en € 904,- aan kosten advocaat (2 punten volgens tarief II).

3.De beslissing

De rechtbank
3.1.
wijst de vordering af;
3.2.
verklaart het verzet tegen de dwangbevelen waar het bij inbeslagname van de auto aan [eiser] betekende beslagexploot van 12 februari 2014 betrekking op heeft af;
3.3.
veroordeelt [eiser] overigens in de kosten van de procedure, aan de zijde van de Ontvanger tot op heden begroot op € 1512,-;
3.4.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. L. Alwin en in het openbaar uitgesproken op 17 september 2014.