ECLI:NL:RBDHA:2014:11494

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
16 september 2014
Publicatiedatum
16 september 2014
Zaaknummer
09/827030-14, 09/819720-13 (ttz. gevoegd), 09/761082-11 (tul)
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Gevangenisstraf voor belaging, mishandeling en verkrachting ex-vriendin

De rechtbank Den Haag heeft op 16 september 2014 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een 21-jarige man, die werd beschuldigd van belaging, mishandeling en verkrachting van zijn ex-vriendin. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van twee jaar, waarvan acht maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar. Gedurende deze proeftijd mag hij geen contact opnemen met het slachtoffer of haar familie en is hij verplicht tot psychiatrische behandeling. De feiten vonden plaats tussen oktober en december 2013, waarin de verdachte stelselmatig inbreuk maakte op de persoonlijke levenssfeer van zijn ex-vriendin. Hij dreigde haar naaktfoto's naar haar ouders te sturen en heeft haar meerdere keren telefonisch en via sms benaderd. Daarnaast heeft hij haar onder bedreiging van geweld gedwongen tot seksuele handelingen. De rechtbank achtte de verkrachting bewezen, maar sprak de verdachte vrij van enkele andere beschuldigingen wegens gebrek aan bewijs. De rechtbank overwoog dat de verdachte, ondanks een eerder opgelegd contactverbod, herhaaldelijk contact zocht met het slachtoffer, wat leidde tot ernstige inbreuken op haar privacy en persoonlijke levenssfeer. De rechtbank hield rekening met de jeugdige leeftijd van de verdachte en zijn psychische toestand, maar oordeelde dat de ernst van de feiten een gevangenisstraf rechtvaardigde. De rechtbank legde ook bijzondere voorwaarden op, waaronder reclasseringstoezicht en een behandelverplichting bij een forensische psychiatrische instelling.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG
Strafrecht
Meervoudige kamer
Parketnummers: 09/827030-14, 09/819720-13 (ttz. gevoegd), 09/761082-11 (tul)
Datum uitspraak: 16 september 2014

(Verkort vonnis)

De rechtbank Den Haag, rechtdoende in strafzaken, heeft het navolgende vonnis gewezen in de (ten aanzien van parketnummer 09/819720-13 door de politierechter naar de meervoudige strafkamer verwezen) zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:

[verdachte],

geboren op [geboortedag] 1993 te [geboorteplaats 1],
adres: [adres 1],
thans gedetineerd in de [p.i.].

De terechtzitting.

Het onderzoek is gehouden ter terechtzitting van 23 december 2013 (ten aanzien van parketnummer 09/819720-13), 23 juni 2014 en 2 september 2014.
De verdachte, bijgestaan door zijn raadsvrouw mr. L.E. Calis, advocaat te Den Haag, is ter terechtzitting verschenen en gehoord.
De officier van justitie mr. P.A. Willemse heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het hem bij dagvaarding 09/827030-14 onder 1 en 2 ten laste gelegde en het hem bij dagvaarding 09/819720-13 ten laste gelegde wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 36 maanden, met aftrek van de tijd in voorarrest doorgebracht, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren en als bijzondere voorwaarden reclasseringstoezicht, een behandeling bij De Waag en een contactverbod met aangeefster en haar ouders.
De officier van justitie heeft gevorderd de vordering tot tenuitvoerlegging af te wijzen.
Voorts heeft de officier van justitie gevorderd dat het op de lijst van inbeslaggenomen voorwerpen (beslaglijst, die als bijlage A aan dit vonnis is gehecht) onder 1 genummerde voorwerp, te weten een telefoontoestel, zal worden teruggegeven aan verdachte, mits het mogelijk is de compromitterende beelden van de telefoon te verwijderen.

De tenlastelegging.Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:

Dagvaarding 09/827030-14:
1.
hij in of omstreeks de periode van 04 oktober 2013 tot en met 31 december 2013 te Zoetermeer, in elk geval in Nederland, wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van [slachtoffer], in elk geval van een ander, met het oogmerk die [slachtoffer], in elk geval die ander te dwingen iets te doen, niet te doen, te dulden en/of vrees aan te jagen, immers heeft verdachte:
- ( in die periode) veelvuldig telefonisch contact gezocht met die [slachtoffer] via whatsapp en/of met sms berichten en/of
- ( in die periode) veelvuldig telefonisch contact gezocht met de moeder van die [slachtoffer] om contact te krijgen met die [slachtoffer] en/of
- die [slachtoffer] een (of meer) sms bericht(en) gestuurd met een dreigende en/of intimiderende inhoud en/of
- die [slachtoffer] (veelvuldig) opgezocht op haar werk (Digros) en/of haar aldaar dreigend en/of intimiderend toegesproken en/of
- een naaktfoto van die [slachtoffer] bij haar ouders in de brievenbus gedaan en/of naar de telefoon van de vader van die [slachtoffer] gestuurd;
2.
hij op of omstreeks 14 november 2013 te Zoetermeer door geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of bedreiging met geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) [slachtoffer] heeft gedwongen tot het ondergaan van (een) handeling(en) die bestond(en) uit of mede bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer], hebbende verdachte:
- die [slachtoffer] gedwongen zijn penis in haar mond te nemen en/of hem te pijpen en/of
- zijn vinger in de vagina van die [slachtoffer] geduwd en/of
- zijn penis in de vagina van die [slachtoffer] geduwd
en bestaande dat geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) en/of die bedreiging met geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) hierin dat verdachte die [slachtoffer] bij haar keel gepakt en/of haar broekriem losgemaakt en/of haar broek naar beneden getrokken en/of een foto gemaakt van haar ontblote onderlichaam en/of gedreigd die foto naar haar familie te sturen en/of (aldus) voor die [slachtoffer] een bedreigende situatie heeft doen ontstaan;
Dagvaarding 09/819720-13 (ter terechtzitting gevoegd):
hij in of omstreeks de periode van 21 september 2013 tot en met 01 oktober 2013 te Zoetermeer, althans in Nederland, opzettelijk een persoon (te weten [slachtoffer]),
meermalen, althans een maal, met een sleutel, althans een scherp en/of puntig voorwerp in het been heeft gestoken, althans met een of meer sleutels in zijn, verdachtes, hand tegen het been geslagen en/of
meermalen, althans een maal in/tegen de zij heeft gestompt en/of met kracht op/tegen het oor, althans op/tegen het hoofd heeft geslagen/gestompt en/of meermalen in/tegen het gezicht heeft geslagen en/of meermalen, althans een maal (met kracht) tegen het been, althans het onderlichaam heeft geschopt en/of op de hand heeft geslagen en/of aan de haren heeft getrokken,
waardoor deze letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden;
Partiële vrijspraak dagvaarding 09/827030-14 onder 2.
Anders dan het standpunt van de officier van justitie, acht de rechtbank niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zijn vinger en zijn penis in de vagina van aangeefster heeft geduwd. De verweten handelingen zijn door verdachte stellig ontkend. Hoewel de rechtbank op zich geen opmerkingen heeft over de betrouwbaarheid van de aangifte, wordt de verklaring van aangeefster op deze specifieke onderdelen niet ondersteund door enig ander stuk in het dossier. Nu verdere (objectieve) gegevens ter ondersteuning van de verklaring van aangeefster op deze onderdelen dan ook ontbreken, zal de rechtbank verdachte van het tweede en derde gedachtestreepje van het bij dagvaarding 09/827030-14 onder 2 ten laste gelegde vrijspreken.

De bewijsmiddelen.

De rechtbank grondt haar overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
In die gevallen waarin de wet aanvulling van het vonnis vereist met de bewijsmiddelen, dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, zal zulks plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit vonnis zal worden gehecht.

De bewezenverklaring.

Door de voormelde inhoud van vorenstaande bewijsmiddelen – elk daarvan, ook in zijn onderdelen, gebruikt voor het bewijs van datgene waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft – staan de daarin genoemde feiten en omstandigheden vast. Op grond daarvan acht de rechtbank bewezen en is zij tot de overtuiging gekomen dat de verdachte de op dagvaarding 09/827030-14 onder 1 en 2 en op dagvaarding 09/819720-13 ten laste gelegde feiten heeft begaan, met dien verstande, dat de rechtbank bewezen acht – zulks met verbetering van eventueel in de tenlastelegging voorkomende type- en taalfouten, door welke verbetering de verdachte niet in de verdediging is geschaad – de inhoud van de tenlastelegging, te weten dat:
Dagvaarding 09/827030-14:
1.
hij in de periode van 4 oktober 2013 tot en met 2 december 2013 te Zoetermeer, in elk geval in Nederland, wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van [slachtoffer], met het oogmerk die [slachtoffer] te dwingen iets te doen, te dulden en/of vrees aan te jagen, immers heeft verdachte:
- in die periode veelvuldig telefonisch contact gezocht met die [slachtoffer] via whatsapp en met sms berichten en
- in die periode veelvuldig telefonisch contact gezocht met de moeder van die [slachtoffer] om contact te krijgen met die [slachtoffer] en
- die [slachtoffer] sms berichten gestuurd met een dreigende en/of intimiderende inhoud en
- die [slachtoffer] veelvuldig opgezocht op haar werk (Digros) en haar aldaar dreigend en/of intimiderend toegesproken en
- een naaktfoto van die [slachtoffer] bij haar ouders in de brievenbus gedaan en naar de telefoon van de vader van die [slachtoffer] gestuurd;
2.
hij op 14 november 2013 te Zoetermeer door bedreiging met een feitelijkheid [slachtoffer] heeft gedwongen tot het ondergaan van een handeling die bestond uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer], hebbende verdachte die [slachtoffer] gedwongen zijn penis in haar mond te nemen en hem te pijpen en bestaande die bedreiging met een feitelijkheid hierin dat verdachte een foto
heeftgemaakt van haar ontblote onderlichaam en
heeftgedreigd die foto naar haar familie te sturen en aldus voor die [slachtoffer] een bedreigende situatie heeft doen ontstaan;
Dagvaarding 09/819720-13 (ter terechtzitting gevoegd):
hij in de periode van 21 september 2013 tot en met 1 oktober 2013 te Zoetermeer opzettelijk een persoon, te weten [slachtoffer], meermalen met een sleutel in het been heeft gestoken en in/tegen de zij heeft gestompt en met kracht op/tegen het hoofd heeft geslagen/gestompt en meermalen in/tegen het gezicht heeft geslagen en eenmaal met kracht tegen het been heeft geschopt en op de hand heeft geslagen en aan de haren heeft getrokken, waardoor deze letsel heeft bekomen en pijn heeft ondervonden.

Nadere bewijsoverweging.

De raadsvrouw van verdachte heeft betoogd dat verdachte dient te worden vrijgesproken van het hem bij dagvaarding 09/827030-14 onder 1 ten laste gelegde, nu geen sprake is van de voor een strafbare belaging vereiste stelselmatigheid, gelet op de zeer geringe frequentie en intensiteit van de belagingshandelingen.
De rechtbank verwerpt dit verweer en overweegt hiertoe als volgt.
Naar het oordeel van de rechtbank blijkt uit de bewezenverklaarde handelingen meer dan voldoende dat verdachte op stelselmatige en intensieve wijze getracht heeft in contact te komen met aangeefster, waardoor inbreuk is gemaakt op haar persoonlijke levenssfeer.
De rechtbank overweegt dat bij de beoordeling van de stelselmatigheid relevant zijn de aard, de duur, de frequentie en de intensiteit van de gedragingen, de omstandigheden waaronder deze plaatsvonden en de invloed daarvan op het persoonlijk leven en de persoonlijke vrijheid van het slachtoffer. Vast staat dat verdachte op 4 oktober 2013 naar aanleiding van de aangifte door aangeefster, een contactverbod is opgelegd door de rechter-commissaris. Op dat moment had het voor verdachte duidelijk moeten zijn dat aangeefster op geen enkele wijze contact met hem wilde. Desondanks heeft verdachte hierna met grote regelmaat contact gezocht met aangeefster, waaronder het frequent langs gaan op haar werk en het direct en indirect contact zoeken met aangeefster per telefoon. Het enkele feit dat er wellicht ook sprake is geweest van niet tot stand gekomen telefonische contactmomenten, is geen reden om geen stelselmatigheid danwel de afwezigheid van een daadwerkelijke inbreuk op de persoonlijke levenssfeer aan te nemen. Gelet op de frequentie van de telefonische en andere contacten en de indringende wijze waarmee verdachte aangeefster tegen haar wil dwong tot dat contact, is er sprake van een wederrechtelijke, stelselmatige en opzettelijke inbreuk op de persoonlijke levenssfeer van aangeefster. Door zo te handelen, heeft verdachte aangeefster belaagd.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde en van de verdachte.

Het bewezenverklaarde is volgens de wet strafbaar, aangezien er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
De verdachte is deswege strafbaar, nu er evenmin feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

Strafmotivering.

Na te melden straf is in overeenstemming met de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft in de periode van 21 september 2013 tot en met 1 oktober 2013 zijn vriendin [slachtoffer], die een einde aan hun relatie wilde maken, meerdere malen mishandeld. Nadat aan verdachte in het kader daarvan door de rechter-commissaris als schorsende voorwaarde een contactverbod met die [slachtoffer] was opgelegd, heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan het belagen van [slachtoffer] door haar in de periode van 4 oktober 2013 tot en met 2 december 2013 veelvuldig op te zoeken en te benaderen via WhatsApp, sms’jes en telefoon. Gelet op de eerdere aangifte ter zake van mishandeling van [slachtoffer] en het geldende contactverbod wist verdachte dat contact – in welke vorm dan ook – niet op prijs werd gesteld. Verdachte heeft zich daaraan echter niets gelegen laten liggen. Hij heeft zich, om welke reden dan ook, gefocust op het tot stand brengen van hernieuwd contact met [slachtoffer] zonder in te zien dat zijn gedrag niet alleen een averechtse werking had, maar ook haar privacy ernstig heeft aangetast. [slachtoffer] is bij voortduring geconfronteerd met verdachte. Dit heeft bij haar gevoelens van onrust teweeg gebracht. Het heeft er alle schijn van dat verdachte hierbij uitsluitend zijn belangen voorop heeft gesteld en de belangen van aangeefster welbewust heeft genegeerd.
Daar komt bij dat verdachte op een schandelijke wijze misbruik heeft gemaakt van de Iraakse culturele achtergrond van [slachtoffer]. Verdachte was ervan op de hoogte wat de impact zou zijn indien hij de ouders en familie van [slachtoffer], met wie hij een seksuele relatie had gehad, hierover zou inlichten. Als meisjes geen maagd meer zijn en om die reden in opspraak raken, dan maken zij daarmee de gehele familie te schande, aldus [slachtoffer]. Op het moment dat verdachte werd geconfronteerd met het feit dat [slachtoffer] geen contact meer met hem wilde, begon hij te dreigen met het bekendmaken van hun seksuele relatie.
Op 14 november 2013 heeft verdachte [slachtoffer] gedwongen zijn penis in haar mond te nemen en hem te pijpen door te dreigen met bekendmaking van die seksuele relatie aan haar vader, waarbij hij haar een compromitterende naaktfoto van haar op zijn mobiele telefoon heeft getoond die klaar zou staan om aan haar vader te verzenden. Van enige vrijwilligheid van de kant van [slachtoffer] bij het verrichten van deze seksuele handelingen was op dat moment dan ook geen sprake. Verdachte is, puur uit eigenbelang, hieraan voorbij gegaan. Door aldus te handelen heeft verdachte een grove inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit en de persoonlijke levenssfeer van [slachtoffer] hetgeen voor laatstgenoemde, naar de ervaring leert, nadelige psychische gevolgen van mogelijk langere duur met zich kan brengen. Dit is ook uit de ter zitting voorgehouden schriftelijke slachtofferverklaring van [slachtoffer] duidelijk naar voren gekomen. De rechtbank rekent verdachte dit zwaar aan en is van oordeel dat geen andere straf dan een (deels voorwaardelijke) gevangenisstraf passend is.
Nu de rechtbank verdachte zal vrijspreken van een deel van het bij dagvaarding 09/827030-14 onder 2 ten laste gelegde, komt de rechtbank tot een lagere straf dan door de officier van justitie geëist.
Voorts heeft de rechtbank kennis genomen van het uittreksel Justitiële Documentatie van
20 maart 2014 betreffende verdachte, waaruit blijkt dat verdachte reeds eerder met politie en justitie in aanraking is geweest. De rechtbank heeft bij de vaststelling van de strafmaat meegewogen dat verdachte nog niet eerder is veroordeeld wegens soortgelijke misdrijven.
De rechtbank neemt bij het bepalen van de straf tevens in aanmerking dat verdachte blijkens het Pro Justitia rapport van dr. R.A.R. Bullens, klinisch psycholoog, d.d. 24 juni 2014, als enigszins verminderd toerekeningsvatbaar moet worden beschouwd. Verdachte is namelijk (deels) lijdende aan een gebrekkige ontwikkeling van zijn geestvermogens in de vorm van trekken van een narcistische persoonlijkheidsstoornis. Deze gebrekkige ontwikkeling beïnvloedde de gedragskeuzes en gedragingen van verdachte voor een belangrijk deel ten tijde van het ten laste gelegde. De psycholoog heeft vastgesteld dat bij verdachte sprake is van een gebrek aan empathie, een gebrekkige
copingstrategie en een gebrekkige emotieregulatie. Ook toont verdachte een externaliserende houding tot het delictgedrag ten aanzien van het slachtoffer. De psycholoog acht een ambulante behandeling bij een forensisch psychiatrische polikliniek als De Waag geïndiceerd om het recidiverisico te verlagen c.q. blijvend laag te houden.
De rechtbank heeft verder acht geslagen op een (naar aanleiding van het feit op dagvaarding 09/819720-13 opgemaakt) rapport van de reclassering van 20 december 2013. De reclassering heeft geadviseerd een deels voorwaardelijke straf op te leggen met als bijzondere voorwaarden een meldplicht, een ambulante behandelverplichting bij De Waag of een soortgelijke instelling en een contactverbod met aangeefster [slachtoffer].
Tot slot neemt de rechtbank in matigende zin de jeugdige leeftijd van verdachte in aanmerking. Anders dan de verdediging en conform het standpunt van de officier van justitie, ziet de rechtbank echter geen aanleiding om die reden het adolescentenstrafrecht toe te passen. De in de over de persoon van verdachte uitgebrachte rapporten bieden hiervoor onvoldoende aanknopingspunten.
Alles afwegende acht de rechtbank oplegging van een gevangenisstraf van na te melden duur passend en geboden. Een deel daarvan zal voorwaardelijk worden opgelegd om verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen. Daarbij zullen als bijzondere voorwaarden reclasseringscontact worden opgelegd en het volgen van een behandeling bij forensische polikliniek De Waag, of een soortgelijke instelling, om de kans op herhaling verder terug te dringen. Naast het toezicht en de behandeling zal de rechtbank een contactverbod met aangever [slachtoffer] en haar ouders opleggen. Voor een proeftijd van langere duur dan twee jaar ziet de rechtbank geen aanleiding.

Vordering tenuitvoerlegging (09/761082-11).

Verdachte is op 2 november 2011 bij onherroepelijk geworden vonnis van de kinderrechter in deze rechtbank veroordeeld tot een voorwaardelijke werkstraf voor de duur van 20 uren, onder de algemene voorwaarde dat hij zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig zou maken aan enig strafbaar feit. Niettemin heeft verdachte voor het einde van de proeftijd de bewezenverklaarde feiten gepleegd.
De rechtbank acht dit weliswaar zeer kwalijk, doch zal niet de tenuitvoerlegging van de voorwaardelijke straf gelasten, gelet op de in deze strafzaak op te leggen strafmaat en strafmodaliteit alsmede gezien de omstandigheid dat sprake is van andersoortige feiten dan waarvoor de voorwaardelijke straf is opgelegd.

Inbeslaggenomen voorwerpen.

De rechtbank zal het op de beslaglijst onder 1 genummerde voorwerp verbeurdverklaren. Dit voorwerp is voor verbeurdverklaring vatbaar, aangezien dit voorwerp aan verdachte toebehoort en met behulp van dit voorwerp het bij dagvaarding 09/827030-14 onder 2 bewezenverklaarde feit is begaan of voorbereid. Er is thans onvoldoende garantie dat de beelden op een afdoende wijze van het toestel verwijderd kunnen worden, hetgeen een algehele verbeurdverklaring rechtvaardigt.
Bij de vaststelling van deze bijkomende straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de draagkracht van verdachte.

De toepasselijke wetsartikelen.

De op te leggen straffen zijn gegrond op de artikelen:
14a, 14b, 14c, 14d, 24, 33, 33a, 57, 242, 285b en 300 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

Beslissing.

De rechtbank,
verklaart wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de
bij dagvaarding 09/827030-14 onder 1 en 2ten laste gelegde feiten en het
bij dagvaarding 09/819720-13ten laste gelegde feit heeft begaan en dat het bewezenverklaarde uitmaakt:
ten aanzien van dagvaarding 09/827030-14 feit 1:
belaging;
ten aanzien van dagvaarding 09/827030-14 feit 2:
verkrachting;
ten aanzien van dagvaarding 09/819720-13:
mishandeling, meermalen gepleegd;
verklaart het bewezenverklaarde en de verdachte deswege strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
veroordeelt de verdachte tot:

een gevangenisstraf voor de duur van 24 (vierentwintig) MAANDEN;

bepaalt dat de tijd, door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijk gedeelte van de hem opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;
bepaalt dat een gedeelte van die straf, groot
8 (acht) MAANDEN, niet zal worden tenuitvoergelegd, zulks
onder de algemene voorwaardendat de veroordeelde:
- zich voor het einde van de hierbij op
tweejaren vastgestelde proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- ter vaststelling van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
- medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
en
onder de bijzondere voorwaardendat de veroordeelde:
- gedurende de proeftijd op geen enkele wijze –
direct of indirect– contact zal opnemen, zoeken of hebben met aangeefster [slachtoffer], geboren op [geboortedatum 3] te [geboorteplaats 4], en haar ouders [ouder 1], geboren op [geboortedatum 1] te [geboorteplaats 2], en [ouder 2], geboren op [geboortedatum 2] in [geboorteplaats 3], allen wonende [adres 2], zolang de reclassering dit noodzakelijk acht;
- zich gedurende de proeftijd zal melden bij de Reclassering Nederland op door de reclassering te bepalen tijdstippen, zo frequent en zo lang deze instelling dat noodzakelijk acht en
- zich gedurende de proeftijd onder behandeling zal stellen van forensische psychiatrische instelling De Waag, of een soortgelijke instelling, op de tijden en plaatsen als door of namens die instelling aan te geven, ook indien dit inhoudt dat de veroordeelde zal meewerken aan observatie of diagnostiek door deze instelling, voorafgaande aan of tijdens deze behandeling;
geeft opdracht aan de Reclassering Nederland tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarde(n) en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden (artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht);
wijst af de vordering tenuitvoerleggingvan de straf, voorwaardelijk opgelegd bij voormeld vonnis van de kinderrechter in deze rechtbank d.d. 2 november 2011, gewezen onder parketnummer 09/761082-11 en
verklaart verbeurdhet op de beslaglijst onder 1 genummerde voorwerp, te weten: een telefoontoestel (Samsung).
Dit vonnis is gewezen door
mr. M.C. Bruining, voorzitter,
mrs A.P. Pereira Horta en A.M. Boogers, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. F. Verkijk, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 16 september 2014.