ECLI:NL:RBDHA:2014:11422

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
12 september 2014
Publicatiedatum
12 september 2014
Zaaknummer
C-09-457216 - FA RK 13-10244
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vaststelling kinderalimentatie en zorgregeling in internationale context

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 12 september 2014 uitspraak gedaan in een verzoek tot vaststelling van kinderalimentatie en een zorgregeling. De vrouw, woonachtig in Rusland, verzocht de rechtbank om de kinderalimentatie te bepalen op een bedrag dat overeenkomt met de kosten van het minderjarige kind per maand, te vermeerderen met eventuele uitkeringen. De man, die in Nederland woont, heeft verweer gevoerd en zelfstandig verzocht om een zorgregeling en informatie- en consultatieregeling. De rechtbank heeft vastgesteld dat de gewone verblijfplaats van het minderjarige kind in Rusland ligt, wat van invloed is op de rechtsmacht van de Nederlandse rechter. De rechtbank oordeelde dat de Nederlandse rechter rechtsmacht heeft voor het verzoek tot kinderalimentatie, maar niet voor de verzoeken van de man met betrekking tot de zorgregeling, aangezien deze onder het Haags Kinderbeschermingsverdrag valt. De rechtbank heeft het verzoek van de vrouw tot vaststelling van kinderalimentatie afgewezen, omdat zij onvoldoende inzicht heeft gegeven in de financiële situatie en de behoeften van het kind. De rechtbank verklaarde zich onbevoegd om kennis te nemen van het verzoek van de man en wees het meer of anders verzochte af. De proceskosten werden gecompenseerd, gezien de aard van de procedure.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG
Meervoudige Kamer
Rekestnummer: FA RK 13-10244
Zaaknummer: C/09/457216
Datum beschikking: 12 september 2014 (bij vervroeging)

Alimentatie/zorgregeling/informatie- en consultatieregeling

Beschikkingop het op 24 december 2013 bij deze rechtbank ingekomen verzoek van:

[de vrouw],

de vrouw,
wonende te Rusland.
De advocaat mr. S. Scheimann te Rotterdam, heeft zich op 14 augustus 2014 onttrokken als advocaat voor de vrouw.
Als belanghebbende wordt aangemerkt:
[de man 1]
de man,
wonende te [woonplaats] gemeente[woonplaats]
advocaat: mr. A.E.H. van Katwijk te Amsterdam.

Procedure

De rechtbank heeft kennisgenomen van de stukken, waaronder:
  • het verzoekschrift;
  • het verweerschrift, tevens verzoekschrift;
  • het verweer tegen het zelfstandig verzoek;
  • de brief d.d. 14 augustus 2014, met bijlagen, van de zijde van de man.
Op 26 augustus 2014 is de zaak ter terechtzitting van de meervoudige kamer van deze rechtbank behandeld. Hierbij zijn verschenen: de man, bijgestaan door zijn advocaat. De vrouw, alhoewel behoorlijk opgeroepen, is niet ter terechtzitting verschenen.

Verzoek en verweer

Het verzoek van de vrouw luidt met ingang van 1 september 2013 de kinderalimentatie te bepalen op een bedrag dat overeenkomt met de kosten van het minderjarige kind per maand, te vermeerderen met iedere uitkering die hem op grond van geldende wetten of andere regelingen voor die minderjarige zal of kan worden verleend, telkens bij vooruitbetaling te voldoen, althans op zodanig bedrag en met zodanige datum van ingang als de rechtbank juist acht, een en ander voor zover mogelijk met uitvoerbaarverklaring bij voorraad, en te bepalen dat eventuele kosten van tenuitvoerlegging van de beslissing van de rechtbank voor rekening van de man zullen komen, voor zover deze door hem veroorzaakt worden, kosten rechtens.
De man heeft verweer gevoerd, dat hierna – voor zover nodig – zal worden besproken.
Tevens heeft de man zelfstandig verzocht:
 de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken vast te stellen in die zin dat:
- de vrouw viermaal per jaar (ieder kwartaal) voor minimaal vier dagen met de minderjarige naar Nederland komt, waarbij de minderjarige gedurende die periode bij de man verblijft, waarbij de kosten van de heen- en terugreis voor rekening van de vrouw zijn;
- als de vrouw – buiten voornoemde contactmomenten – in Nederland is of verblijft, zij de man in de gelegenheid stelt gedurende die momenten contact met de minderjarige te onderhouden;
 te bepalen dat de volgende informatie- en consultatieregeling wordt vastgelegd:
- de vrouw dient de man éénmaal per maand, op de eerste zondag van de maand, per e-mail op de hoogte te houden van het wel en wee van de minderjarige vergezeld van een recente foto van haar;
- de vrouw dient de man te allen tijde op de hoogte te stellen van gewichtige aangelegenheden met betrekking tot de persoon en het vermogen van de minderjarige, alsmede te raadplegen over daaromtrent te nemen beslissingen;
- de vrouw dient de man te raadplegen over de ontwikkeling van de minderjarige en het stimuleren van haar tweetalige opvoeding (Russisch en Nederlands);
 te bepalen dat de vrouw haar medewerking dient te verlenen aan voormelde regelingen, zulks op verbeurte van een dwangsom van € 250,-- per dag voor iedere dag dat zij in gebreke zal blijven om aan deze regelingen haar medewerking te verlenen;
althans een zodanige beschikking te wijzen als de rechtbank juist acht.
De vrouw heeft primair betwist dat de Nederlandse rechter rechtsmacht heeft ten aanzien van de verzoeken van de man en subsidiair inhoudelijk verweer gevoerd.

Feiten

- Partijen hebben een affectieve relatie gehad van [datum] tot [datum].
- Uit de relatie is het volgende thans nog minderjarige kind geboren:
- [minderjarige], op [geboortedatum] te [geboorteplaats], die door de man is erkend.
- Partijen oefenen het gezamenlijk gezag uit over de minderjarige.
- De minderjarige verblijft thans bij de vrouw.
- De man heeft de Nederlandse nationaliteit en de vrouw heeft de Russische nationaliteit.
- De minderjarige heeft in ieder geval de Nederlandse nationaliteit.

Beoordeling

Aan de orde is het verzoek van de vrouw tot vaststelling van kinderalimentatie en het verzoek van de man tot vaststelling van een zorgregeling en een informatie- en consultatieregeling.
Voor de beoordeling van de rechtsmacht ten aanzien van het verzoek van de man en het toepasselijke recht op zowel het verzoek van de man als het verzoek van de vrouw is van belang waar de minderjarige haar gewone verblijfplaats heeft. Waar de gewone verblijfplaats is, zal op basis van feitelijke elementen moeten worden bepaald.
De vrouw heeft gesteld dat de man de vrouw toestemming heeft gegeven om zich samen met de minderjarige te vestigen in Rusland. Zij heeft daartoe een kopie van een schriftelijke verklaring van de man d.d. 18 juli 2013 overgelegd. Voorts heeft de vrouw gesteld dat zij thans feitelijk ook met de minderjarige in Rusland woont.
De man heeft gesteld dat hij de verklaring onder zware druk van de vrouw heeft getekend en dat hij de verklaring niet zo heeft bedoeld. Hij heeft niet ontkend dat deze verklaring van hem afkomstig is.
Met de vrouw is de rechtbank van oordeel dat de verklaring van de man voor zich spreekt en slechts voor één uitleg vatbaar is, namelijk dat de man de vrouw toestemming heeft verleend om zich samen met de minderjarige te vestigen in Rusland. De rechtbank ziet in hetgeen de man heeft aangevoerd onvoldoende grond om er vanuit te gaan dat de toestemming niet is verleend. Nu uit het systeem ingevolge de Wet BRP (Wet basisregistratie personen) blijkt dat de vrouw op 12 december 2013 in Nederland is uitgeschreven wegens emigratie houdt de rechtbank het erop dat de vrouw daadwerkelijk met de minderjarige naar Rusland is geëmigreerd, hetgeen ter terechtzitting feitelijk ook niet meer is betwist door de man. De rechtbank stelt dan ook vast dat de gewone verblijfplaats van de minderjarige in Rusland is gelegen.
Kinderalimentatie
Nu de man in Nederland woont, komt de Nederlandse rechter rechtsmacht toe ten aanzien van het verzoek tot vaststelling van een bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van de minderjarige.
De rechtbank zal op grond van artikel 4 lid 3 van het Protocol van 23 november 2007 Nederlands recht op het verzoek tot vaststelling van een bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van de minderjarige toepassen, nu de onderhavige zaak in Nederland is aangebracht alwaar de man zijn gewone verblijfplaats heeft.
De rechtbank zal het verzoek van de vrouw om met ingang van 1 september 2013 de kinderalimentatie te bepalen op een bedrag dat overeenkomt met de kosten van het minderjarige kind per maand, te vermeerderen met iedere uitkering die hem op grond van geldende wetten of andere regelingen voor die minderjarige zal of kan worden verleend, als onvoldoende gespecificeerd afwijzen. De vrouw heeft op geen enkele wijze inzicht gegeven in de behoefte van de minderjarige en welk bedrag aan kinderalimentatie daarbij hoort gelet op de levensstandaard in Rusland en gelet op het inkomen van partijen. Evenmin heeft de vrouw de gevraagde financiële gegevens overgelegd.
De man heeft ter terechtzitting gesteld dat hij momenteel € 125,-- per maand ten behoeve van de minderjarige betaalt en dat hij dat bedrag zal blijven voldoen zolang hij daartoe de mogelijkheid heeft. De man heeft aangegeven dat hij echter niet wenst dat dit bedrag wordt vastgelegd in de beschikking.
Zorgregeling/informatie- en consultatieregeling
Nu de gewone verblijfplaats van de minderjarigen in Rusland is gelegen, komt de Nederlandse rechter geen rechtsmacht toe ten aanzien van het verzoek van de man tot vaststelling van een zorgregeling en informatie- en consultatieregeling. Immers, nu zowel Nederland als Rusland zijn aangesloten van het Haags Kinderbeschermingsverdrag van 1996, is artikel 5 van dit verdrag van toepassing. Op grond van dit artikel zijn de rechterlijke en administratieve autoriteiten van de Verdragsluitende Staat waar het kind zijn gewone verblijfplaats heeft, bevoegd maatregelen te nemen die strekken tot de bescherming van zijn persoon of vermogen, in casu Rusland.
Voor zover de man meent dat de Nederlandse rechter rechtsmacht heeft, omdat de gewone verblijfplaats van de minderjarige ten tijde van de indiening van het verzoekschrift nog in Nederland was gelegen, wijst de rechtbank op lid 2 van genoemd artikel waarin bepaald is dat in geval van verplaatsing van de gewone verblijfplaats van het kind naar een andere Verdragsluitende Staat de autoriteiten van de Staat van de nieuwe gewone verblijfplaats bevoegd zijn. Van de uitzondering als bedoeld in artikel 7 van het verdrag is niet gebleken.
Ten overvloede merkt de rechtbank op dat nu het Haags Kinderbeschermingsverdrag van 1996 van toepassing is, de rechtsmacht niet gebaseerd kan worden op artikel 5 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering.
Op grond van het vorenstaande zal de rechtbank zich ten aanzien van het verzoek van de man onbevoegd verklaren.
Proceskosten
De man heeft ter terechtzitting nog verzocht de vrouw in de proceskosten te veroordelen. De rechtbank zal in verband met de goede procesorde aan dit verzoek voorbij gaan, nu dit verzoek tardief is gedaan en de vrouw zich niet ten aanzien van dit verzoek heeft kunnen verweren.
(alleen opnemen indien kostenveroordeling is verzocht)
Gezien het verzoek van de vrouw omtrent de proceskosten zal de rechtbank de proceskosten compenseren als hierna vermeld, nu het hier een procedure van familierechtelijke aard betreft.

Beslissing

De rechtbank:
wijst af het verzoek van de vrouw tot vaststelling van kinderalimentatie;
verklaart zich onbevoegd om kennis te nemen van het verzoek van de man tot vaststelling van een zorgregeling en een informatie- en consultatieregeling;
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mrs. A. Zonneveld, C.G. Meeder en J. Brandt, in tegenwoordigheid van P. Lahman als griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 12 september 2014.