ECLI:NL:RBDHA:2014:11330

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
8 september 2014
Publicatiedatum
11 september 2014
Zaaknummer
C-09-470986 - JE RK 14-1836
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek tot ondertoezichtstelling van minderjarige in echtscheidingssituatie

In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Den Haag op 8 september 2014 uitspraak gedaan in een verzoek tot ondertoezichtstelling van een minderjarige, geboren in 1998, die betrokken is in een echtscheidingssituatie. Het verzoek is ingediend door de Raad voor de Kinderbescherming, Regio Haaglanden, vanwege zorgen over de sociaal-emotionele ontwikkeling van de minderjarige, die zich in een loyaliteitsconflict bevond tussen haar ouders. De minderjarige verblijft feitelijk bij haar vader, die een veilige en stabiele thuissituatie biedt. De moeder heeft zich niet verzet tegen het verzoek, maar heeft aangegeven dat de communicatie met de vader nooit goed is geweest en dat zij niet voornemens is om hieraan te werken.

Tijdens de zitting is de minderjarige ook in raadkamer gehoord. De Raad voor de Kinderbescherming heeft aangegeven dat professionele hulp noodzakelijk is om te voorkomen dat de minderjarige wegloopt naar de andere ouder. De vader heeft echter betoogd dat een ondertoezichtstelling op dit moment geen doel meer dient, nu de minderjarige bij hem woont en zich heeft ingeschreven voor een nieuwe opleiding. Hij staat open voor communicatie met de moeder, maar benadrukt dat goede communicatie een gezamenlijke inspanning vereist.

De kinderrechter heeft de situatie beoordeeld en geconcludeerd dat de gronden voor ondertoezichtstelling, zoals genoemd in artikel 1:254 van het Burgerlijk Wetboek, niet aanwezig zijn. De minderjarige heeft een veilige en stabiele opvoedsituatie bij haar vader en het is aan de moeder om afspraken te maken over het contact met de minderjarige. De kinderrechter heeft daarom het verzoek tot ondertoezichtstelling afgewezen. Deze beschikking is gegeven door mr. M. Dam, kinderrechter, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG
Kinderrechter
Rekestnummer: JE RK 14-1836
Zaaknummer: C/09/470986
Datum beschikking: 8 september 2014

Afwijzing ondertoezichtstelling

Beschikking op het op augustus 2014 ingekomen verzoekschrift van:

de Raad voor de Kinderbescherming, Regio Haaglanden (verder: de Raad),
met betrekking tot de minderjarige:
[minderjarige], geboren op [geboortedatum] 1998 te [geboorteplaats];
kind uit het door echtscheiding ontbonden huwelijk van:
[A],
de vader,
wonende te [woonplaats],
en
[B],
de moeder,
wonende te [woonplaats],
die gezamenlijk het ouderlijk gezag uitoefenen.
De minderjarige verblijft feitelijk bij vader.

Procedure

De kinderrechter heeft kennisgenomen van de stukken, waaronder:
- het verzoekschrift, met bijlagen;
- een rectificatie op het verzoekschrift d.d. 7 augustus 2014.
Op 8 september 2014 is de zaak ter terechtzitting van deze rechtbank met gesloten deuren behandeld.
Hierbij zijn verschenen:
- mevrouw [X], namens de Raad;
- mevrouw [Y], namens de Stichting Bureau Jeugdzorg Zuid-Holland (verder: Bureau Jeugdzorg);
- de moeder;
- de vader en de stiefmoeder.
De minderjarige is op 8 september 2014 ook in raadkamer gehoord.

Verzoek en verweer

Het verzoek strekt tot ondertoezichtstelling van voornoemde minderjarige voor de periode van één jaar.
De Raad heeft ernstige zorgen over de sociaal-emotionele ontwikkeling van de minderjarige. Zij zit in een ernstig loyaliteitsconflict tussen moeder en stiefvader enerzijds en vader en stiefmoeder anderzijds. De minderjarige is diverse malen van verblijfplaats gewisseld en dientengevolge in wisselende opvoedsituaties terecht gekomen. De Raad acht het van belang dat professionele hulp wordt geboden, nu voorkomen dient te worden dat de minderjarige bij moeilijkheden weg loopt en naar de woning van de andere ouder vertrekt. In het verlengde hiervan is het van belang dat de communicatie tussen de ouders wordt verbeterd, opdat zij gezamenlijk hun verantwoordelijkheid als opvoeder en ouder gaan nemen. Ook aan de relatie tussen moeder en de minderjarige zal de nodige aandacht moeten worden besteed.
De moeder heeft ingestemd met het verzochte, althans heeft zich niet tegen toewijzing daarvan verzet.
De vader heeft verweer gevoerd, welk verweer hierna – voor zover nodig – zal worden besproken.

Beoordeling

De moeder heeft aangegeven dat zij de komst van een gezinsvoogd met het oog op informatie omtrent de minderjarige een goede zaak vindt. Zij wil graag een goed contact met de minderjarige onderhouden. Desgevraagd verklaart de moeder dat de communicatie tussen haar en de vader nooit goed is geweest en dat zij niet voornemens is om aan verbetering van de communicatie tussen hen beiden te werken. Zij wenst enkel te communiceren met de minderjarige en de gezinsvoogd.
De vader heeft betoogd dat een ondertoezichtstelling wat hem betreft jaren eerder opgelegd had moeten worden, thans dient deze maatregel geen enkel doel meer. De minderjarige heeft nu haar vaste verblijfplaats bij vader en heeft zich voor een nieuwe opleiding ingeschreven. Desgevraagd heeft vader aangegeven dat hij op zich open staat voor communicatie met de moeder, doch dat voor een goede communicatie wel twee mensen nodig zijn. De vader heeft voorts aangegeven dat de minderjarige vrij is in het onderhouden van contact met haar moeder.
In reactie op hetgeen de vader en moeder naar voren hebben gebracht, heeft mevrouw [X] namens de Raad aangegeven dat het in deze situatie niet waarschijnlijk is dat een herstel van communicatie tussen de ouders gaat plaatsvinden. Dit betekent feitelijk dat er geen behoorlijke invulling wordt gegeven aan het gezamenlijk gezag dat de ouders hebben, hetgeen niet in het belang van de minderjarige is. Daarnaast stelt de Raad vast dat de minderjarige thans haar vaste verblijfplaats bij de vader heeft. Ten aanzien van deze opvoedsituatie bestaan bij de Raad geen zorgen.
De kinderrechter is, gelet op hetgeen uit het dossier en ter terechtzitting naar voren is gekomen, van oordeel dat de in artikel 1:254, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek genoemde gronden niet, althans onvoldoende, aanwezig zijn.
Daarbij overweegt de kinderrechter in het bijzonder dat de problematiek niet dusdanig is dat een ondertoezichtstelling is gerechtvaardigd. De minderjarige heeft thans haar vaste verblijfplaats bij vader hetgeen als een veilige en stabiele opvoedsituatie wordt ingeschat. De minderjarige heeft contact met haar moeder en de kinderrechter is van oordeel dat het op de weg van moeder ligt om met de minderjarige afspraken te maken over de nadere invulling van dit contact, nu zij heeft aangegeven niet open te staan voor enig overleg met de vader.
Derhalve zal als volgt worden beslist.

Beslissing

De kinderrechter:
wijst af het verzoek tot ondertoezichtstelling.
Deze beschikking is gegeven door mr. M. Dam, kinderrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 8 september 2014 in tegenwoordigheid van mr. N. Breda als griffier.
Van deze beschikking kan hoger beroep worden ingesteld binnen
drie maandenna de dag van de uitspraak door indiening van een beroepschrift bij de griffie van het Gerechtshof Den Haag..