In deze zaak heeft de kinderrechter op 8 september 2014 uitspraak gedaan over een verzoek tot ondertoezichtstelling van twee minderjarigen, ingediend door de Raad voor de Kinderbescherming, Regio Haaglanden. Het verzoek was ingegeven door grote zorgen over het schoolverzuim van beide minderjarigen. De minderjarigen, kinderen van [A] en [B], verblijven feitelijk bij hun moeder. De kinderrechter heeft kennisgenomen van het verzoekschrift en de bijlagen, en de zaak is behandeld met gesloten deuren. Tijdens de zitting zijn de minderjarigen ook in raadkamer gehoord.
De Raad voor de Kinderbescherming heeft aangegeven dat de opvoedingsomgeving van de minderjarigen niet voldoet aan hun behoeften, met name door het schoolverzuim van minderjarige sub 1, die niet naar school gaat en zich niet laat begeleiden. De moeder staat open voor hulpverlening, maar mist de intrinsieke motivatie om hieraan mee te werken. De vader heeft geen bezwaar gemaakt tegen het verzoek tot ondertoezichtstelling. De kinderrechter heeft de zorgen van de Raad serieus genomen, maar ook de positieve ontwikkelingen in de situatie van de minderjarigen in overweging genomen.
De kinderrechter heeft geoordeeld dat voor minderjarige sub 1 de gronden voor ondertoezichtstelling aanwezig zijn, gezien de aanhoudende zorgen over haar schoolgang en gedrag. Voor minderjarige sub 2 zijn deze gronden niet aanwezig, omdat er geen problemen zijn die een ondertoezichtstelling rechtvaardigen. De kinderrechter heeft besloten om minderjarige sub 1 onder toezicht te stellen van de Stichting Bureau Jeugdzorg Haaglanden voor de duur van één jaar, terwijl het verzoek voor minderjarige sub 2 is afgewezen. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad en er kan binnen drie maanden hoger beroep worden ingesteld.