ECLI:NL:RBDHA:2014:11315

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
25 april 2014
Publicatiedatum
11 september 2014
Zaaknummer
09-852083-13
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bedrijfsfraude en niet-naleving van administratieverplichtingen door bestuurder van failliete rechtspersoon

Op 25 april 2014 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die als (indirect) bestuurder van een failliete rechtspersoon, [bedrijf], wordt beschuldigd van bedrieglijke bankbreuk en het niet voldoen aan administratieverplichtingen. De tenlastelegging omvatte onder andere het onttrekken van €184.500 aan de boedel van [bedrijf] door middel van vijf transacties tussen juli en september 2009. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op de hoogte was van de slechte financiële situatie van [bedrijf] en dat hij opzettelijk gelden heeft onttrokken, wat leidde tot benadeling van de schuldeisers. De verdachte heeft verklaard dat hij handelde in opdracht van medeverdachten en dat hij zijn bankrekening ter beschikking stelde voor betalingen die verband hielden met [bedrijf]. De rechtbank oordeelde dat de verdachte niet volledig heeft voldaan aan zijn verplichtingen om de administratie aan de curator te overhandigen, wat de verhaalsmogelijkheden van de schuldeisers heeft benadeeld. De rechtbank sprak de verdachte vrij van de primair ten laste gelegde bedrieglijke bankbreuk, maar achtte de subsidiair ten laste gelegde eenvoudige bankbreuk wel bewezen. De verdachte werd veroordeeld tot een taakstraf van 120 uren en een vervangende hechtenis van 60 dagen.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Strafrecht
Meervoudige strafkamer
Parketnummer 09/852083-13
Datum uitspraak: 25 april 2014
Tegenspraak
(Promis)
De rechtbank Den Haag heeft op de grondslag van de tenlasteleggingen en naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren op [geboortedag] 1961 te [geboorteplaats],
adres: [adres 1].

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek is gehouden ter terechtzitting van 8, 9, 10 en 11 april 2014.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie mr. M.M. Egberts en van hetgeen door de raadsman van verdachte mr. J.C. Herweijer, advocaat te Den Haag, en door de verdachte naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

Aan de verdachte is - na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting - ten laste gelegd dat:
1.
hij op een (of meer) tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 28 juli 2009
tot en met 14 oktober 2009 te Hengelo en/of Nijverdal en/of Bergen op Zoom
en/of Den Haag en/of elders in Nederland, als (indirect) bestuurder en/of
feitelijk leidinggever van een rechtspersoon (te weten [bedrijf]) welke
bij vonnis van de Rechtbank te Almelo op [datum] in staat van
faillissement is verklaard,
tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen,
ter bedrieglijke verkorting van de rechten van de schuldeiser(s) van[bedrijf]
opzettelijk gelden
-in of omstreeks de periode van 28 juli 2009 tot en met 22 september 2009 van
[bedrijf] 184.500,- euro (te weten vijf transacties: op 28 juli 2009
(50.000,- euro), 14 augustus 2009 (15.000,- euro), 17 augustus 2009 (40.000,-
euro), 18 augustus 2009 (20.000,- euro) en 22 september 2009 (59.500,- euro))
ten laste van bankrekening(en) opgenomen van die rechtspersoon,
aan de boedel heeft onttrokken, bestaande uit het niet verantwoorden of
melden van voornoemde geldbedragen aan de curator in deze/dit
faillissement(en) en/of het ten eigen bate aanwenden of gebruiken van die
geldbedragen;
art 343 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
Subsidiair, indien het vorenstaande niet tot een bewezenverklaring en/of een
veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op één (of meer) tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 28 juli
2009 tot en met 14 oktober 2009 te Hengelo en/of Nijverdal en/of Bergen op
Zoom en/of Den Haag en/of elders in Nederland,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
meermalen, althans eenmaal,
(telkens) van een totaalbedrag van 184.500,- euro (te weten vijf transacties
op 28 juli 2009 (50.000,- euro) en/of 14 augustus 2009 (15.000,- euro) en/of
17 augustus 2009 (40.000,- euro) en/of 18 augustus 2009 (20.000,- euro) en/of
22 september 2009 (59.500,- euro), althans één of meer geldbedrag(en), de
werkelijke aard, de herkomst, de vindplaats, de vervreemding en/of de
verplaatsing verborgen en/of verhuld, althans heeft hij verborgen en/of
verhuld wie de rechthebbende op een voorwerp was en/of
een geldbedrag, te weten 184.500,- euro (te weten vijf transacties op 28 juli
2009 (50.000,- euro) en/of 14 augustus 2009 (15.000,- euro) en/of 17 augustus
2009 (40.000,- euro) en/of 18 augustus 2009 (20.000,- euro) en/of 22 september
2009 (59.500,- euro) heeft verworven, voorhanden heeft gehad, heeft
overgedragen en/of heeft omgezet, althans van bovenomschreven geldbedrag(en)
gebruik heeft gemaakt, zulks terwijl verdachte wist of redelijkerwijs had
moeten vermoeden dat dat/die voorwerp(en) - onmiddellijk of middellijk -
afkomstig was/waren uit enig(e) misdrijf/misdrijven
immers heeft/hebben verdachte en/of zijn mededader(s),
van de bankrekening(en) van het bedrijf [bedrijf] één (of meer)
geldbedrag(en) opgenomen en/of onder (een) valse omschrijving(en) overgeboekt
en (zonder verantwoording in de administratie) aangewend voor privé uitgaven;
art. 420bis lid 1 ahf/ond a en b Wetboek van Strafrecht
art 420bis lid 1 ahf/ond a Wetboek van Strafrecht
2.
hij op een (of meer) tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 21 juli 2009
tot en met 6 mei 2010 te Hengelo en/of Nijverdal en/of Bergen op Zoom en/of
Den Haag en/of elders in Nederland, als (indirect) bestuurder en/of feitelijk
leidinggever van een rechtspersoon (te weten [bedrijf]) welke bij vonnis
van de Rechtbank te Almelo op [datum] in staat van faillissement is
verklaard,
tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen
(telkens) ter bedrieglijke verkorting van de rechten van de schuldeiser(s)
van genoemde rechtspersoon niet, althans niet volledig heeft voldaan aan de
op haar rustende verplichtingen ten opzichte van het voeren van een
administratie ingevolge artikel 10 eerste lid van Boek 2 van het Burgerlijk
Wetboek en/of artikel 15i van Boek 3 van het Burgerlijk Wetboek en/of het
bewaren en/of tevoorschijn brengen van boeken en/of bescheiden en/of
gegevensdragers als in dat/die artikel(en) bedoeld;
art 343 ahf/sub 4 Wetboek van Strafrecht
Subsidiair, indien het vorenstaande niet tot een bewezenverklaring en/of een
veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op een (of meer) tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 21 juli 2009
tot en met 6 mei 2010 te Hengelo en/of Nijverdal en/of Bergen op Zoom en/of
Den Haag en/of elders in Nederland,
als (indirect) bestuurder en/of feitelijk leidinggever van een rechtspersoon
(te weten [bedrijf]) welke bij vonnis van de Rechtbank te Almelo op [datum]
in staat van faillissement is verklaard,
tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen,
-niet (volledig) heeft voldaan aan de op zijn rustende verplichtingen ten
opzichte het voeren van een administratie ingevolge artikel 10 eerste lid,
boek 2 van het Burgerlijk Wetboek en/of artikel 15i eerste lid boek 3 van het
Burgerlijk Wetboek en/of
-de boeken, bescheiden en/of andere gegevensdragers, waarmee volgens de
artikelen 10 boek twee en/of artikel 15i boek 3 administratie is gevoerd en
die ingevolge die artikelen zijn bewaard, niet in ongeschonden staat
tevoorschijn heeft gebracht,
zulks terwijl hij, verdachte aan dit/deze strafbare feit(en) feitelijk leiding
heeft gegeven en/of opdracht toe heeft gegeven;
artikel 342 onder 3 Wetboek van Strafrecht
art 342 ahf/sub 3 Wetboek van Strafrecht
meer subsidiair, indien het vorenstaande niet tot een bewezenverklaring en/of
een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
[stichting] op één (of meer)
tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 21 juli 2009 tot en met 6 mei
2010 te Hengelo en/of Nijverdal en/of Bergen op Zoom en/of Den Haag en/of
elders in Nederland, als bestuurder van een rechtspersoon (te weten[bedrijf]
) welke rechtspersoon bij vonnis van de arrondissementsrechtbank te Almelo
op [datum] in staat van faillissement is verklaard en door de curator
en/of rechter-commissaris wettelijk opgeroepen tot het geven van inlichtingen,
reden opzettelijk niet is verschenen en/of heeft geweigerd de vereiste
inlichtingen te geven, en/of opzettelijk verkeerde inlichtingen heeft gegeven,
tot het plegen van welk(e) bovenomschreven strafbare feit(en) verdachte (als
bestuurder van [stichting]) tezamen en in vereniging
met één of meer anderen, althans alleen, (telkens) opdracht heeft gegeven, dan
wel aan welke bovenomschreven verboden gedrag(en) verdachte tezamen en in
vereniging met één (of meer) ander(en), althans alleen (telkens) leiding heeft
gegeven;
art 194 lid 1 Wetboek van Strafrecht

3.Bewijsoverwegingen

3.1
Inleiding en vaststellingen die niet tussen partijen ter discussie staan. [1]
Algemeen
[bedrijf] is op [datum] door de Rechtbank Almelo in staat van faillissement verklaard met benoeming van mr F. Kolkman tot curator. [2]
[bedrijf] bemiddelde bij de totstandkoming van leaseovereenkomsten voor onder meer fitnessapparatuur en handelde in fitnessapparatuur. [3]
Medeverdachte [medeverdachte 1] was tot 21 juli 2009 bestuurder van [bedrijf]. [4] Vanaf 21 juli 2009 is bestuurder van [bedrijf] de [stichting] zijn vanaf 21 juli 2009 verdachte en medeverdachte [medeverdachte 1]. [5]
Op 6 mei 2010 heeft de curator aangifte gedaan van faillissementsfraude. [6]
In mei/juni 2009 heeft verdachte (die sinds 2008 freelance voor [bedrijf] werkte als vertegenwoordiger) medeverdachte [medeverdachte 1] in contact gebracht met medeverdachte [medeverdachte 3], die geld wilde stoppen in [bedrijf] [7]
Medeverdachte [medeverdachte 3] heeft daarover verklaard: “
Die [medeverdachte [medeverdachte 1]; rb]heeft mij toen de vrije ruimte gegeven om orde op zaken te stellen. Ik kreeg de vrije hand daarin. Voor ik het wist had ik feitelijk de leiding binnen [bedrijf]” [8]
Medeverdachte [medeverdachte 1] heeft daarover onder meer verklaard: “
[medeverdachte 3] [medeverdachte [medeverdachte 3]; rb] was de hele dag aanwezig en regelde alles met banken, leveranciers en klanten. Hij nam eigenlijk alles over.” [9]
Medeverdachte [medeverdachte 3] heeft kort nadat hij werkzaam werd bij [bedrijf] een aantal personeelsleden van [bedrijf] ontslag aangezegd en een aantal andere medewerkers aangetrokken, onder wie verdachte. Een aantal werknemers van [bedrijf], onder wie [naam 2], neef van medeverdachte [medeverdachte 1] en administrateur van [bedrijf], bleef nog voor [bedrijf] werken. [10] Verdachte was verantwoordelijk voor het aansturen van de buitendienst. [11]
Vanaf 21 juli 2009 is bestuurder van [bedrijf] de [stichting]zijn vanaf 21 juli 2009 verdachte en medeverdachte [medeverdachte 1]. [12] Verdachte heeft daarover verklaard dat medeverdachte [medeverdachte 3] hem vertrouwde en geld in de zaak zou stoppen. Aan de andere kant was medeverdachte [medeverdachte 3] bang dat medeverdachte [medeverdachte 1] geld uit het bedrijf zou halen. Omdat verdachte met medeverdachte [medeverdachte 1] door een deur kon, was verdachte een soort rem en controlemiddel in de ogen van medeverdachte [medeverdachte 3], aldus verdachte. [13]
Financiële situatie
Medeverdachte [medeverdachte 1] heeft verklaard dat [bedrijf] vanaf september 2008 financiële problemen had. [14] Dat wordt bevestigd door [naam 2], algemeen manager van [bedrijf], die heeft verklaard dat het in 2007 financieel al moeilijk was en dat dat doorzette in 2008 en 2009. In 2009 was het echt zo dat er een financiële injectie in het bedrijf moest plaatsvinden en dat medeverdachte [medeverdachte 1] ook bezig was een financier te vinden. [15] [naam 2], als administrateur werkzaam bij [bedrijf], heeft verklaard dat er in april 2009 liquiditeitsproblemen waren en dat er zoveel crediteuren niet werden betaald dat het volgens hem bijna niet meer te herstellen was. [16]
Een van die crediteuren was verdachte, die heeft verklaard dat hij nog een bedrag van € 120.000 aan commissie tegoed had en dat medeverdachte [medeverdachte 1] hem heeft verteld dat hij hem niet kon betalen vanwege financiële problemen. Medeverdachte [medeverdachte 1] heeft hem verteld dat hij miljoenen nodig had om de zaak te redden. [17]
Administratie
In het bij de aangifte gevoegde derde faillissementsverslag schrijft de curator dat hij direct na het faillissement weinig medewerking kreeg van de bestuurders van [bedrijf] en dat verdachte hem telefonisch geen enkele concrete informatie kon verschaffen over de gang van zaken bij [bedrijf] en de verdwenen voorraden, administratie, inventaris en overige bedrijfsmiddelen, waarop de bewaring van verdachte is bevolen. Tijdens zijn tweede verhoor met betrekking tot de inbewaringstelling op 19 oktober 2009 heeft verdachte alle medewerking toegezegd. Omdat inmiddels onder meer 40 verhuisdozen met administratie bij de curator waren aangeleverd is op 19 oktober 2009 de bewaring van verdachte opgeheven.
De curator schrijft verder in zijn derde faillissementsverslag dat hij niet beschikt over de lopende administratie over 2009. De kort na het faillissement in verhuisdozen aangeleverde administratie ziet voor het grootste deel op de jaren voor 2009. Op de op 15 oktober 2009 in het bedrijfspand aan de [adres 1]inbeslaggenomen servers werden verschillende boekhoudprogramma’s aangetroffen. De meest recente administratie daarop ziet op de periode april 2009. De curator twijfelt aan de volledigheid van de boekingen en heeft informatie ontvangen dat een deel van de administratie gevoerd zou zijn op een afzonderlijke computer die de curator op faillissementsdatum niet heeft aangetroffen.
Op 15 december 2009 is de curator door een medehuurder gewezen op het feit dat uit de [adres 1] inventaris uit het kantoordeel van dat pand werd afgevoerd. De curator is toen vastgesteld dat er onder meer administratie uit het pand werd afgevoerd die volledig betrekking had op [bedrijf] Deze administratie is toen op vordering van de curator afgegeven. [18]
De curator heeft verdachte en medeverdachte [medeverdachte 1] bij brieven van 23 april 2010 een laatste termijn gesteld voor het aanleveren van de informatie. [19]
Verdachte heeft daarop bij brief van 28 april 2010 geantwoord dat hij niet weet waar de administratie zich bevindt. Naar zijn beste weten bevond de volledige administratie zich op “onze laatste locatie aan de [adres 1] in Hengelo”. [20]
Medeverdachte [medeverdachte 1] heeft bij e-mail van 3 mei 2010 aan de curator geschreven dat hij niet over de gegevens beschikt die de curator opvraagt. “Blijkbaar zijn gegevens verdwenen c.q. door derden onttrokken zonder enig medeweten van mijn kant.” [21]
Medeverdachte [medeverdachte 3] heeft bij de rechter-commissaris verklaard dat hij niet kan zeggen wat er met de administratie van [bedrijf] gebeurd is omdat hij rond het faillissement van [bedrijf] is gearresteerd. Volgens hem heeft medeverdachte [medeverdachte 1] een stuk van de administratie uit 2009 meegenomen. Medeverdachte [medeverdachte 1] heeft dat volgens medeverdachte [medeverdachte 3] verdoezeld en bij zijn buurman verstopt. [22]
Medeverdachte [medeverdachte 1] heeft bij de rechter-commissaris ontkend dat hij de administratie bij de buren heeft verstopt. [23]
Verdachte heeft bij de rechter-commissaris verklaard dat hij weet dat de gehele - dus ook de recente - administratie 2009 door de curator is ingenomen, maar dat er waterschade is ontstaan, waardoor een gedeelte van die administratie verloren is gegaan. [24]
Betalingen bankrekening
Medeverdachte [medeverdachte 3] is op 27 oktober 2009 op het politiebureau in Enschede aangehouden op grond van den Europees Arrestatiebevel, afgegeven door de Franse autoriteiten. Bij hem is toen een aktetas aangetroffen met een groot aantal stukken. [25]
Tot die stukken behoort onder meer een overzicht “Rekening courant [verdachte; rb]”, waarop links bovenaan “[bedrijf]” staat. [26] Ook werd in de aktetas een afdruk van de [adres 2] aangetroffen ten name van verdachte over de periode van 1 juli 2009 tot en met 15 oktober 2009. [27]
Uit die afdruk blijkt dat tussen 28 juli en 17 augustus 2009 door [bedrijf] op de bankrekening van verdachte de in de tenlastelegging genoemde betalingen tot een totaalbedrag van € 184.500 zijn gedaan.
De betalingen vonden plaats vanaf [adres 2] van [bedrijf] Gemachtigd tot die rekening waren[naam 2] en[naam 2]. [28]
[naam 2] heeft verklaard dat hij nooit op eigen initiatief betalingsopdrachten heeft gegeven en dat hij alles deed in opdracht van zijn bazen bij [bedrijf] [29]
Bij de stukken die in de aktetas van medeverdachte [medeverdachte 3] zijn aangetroffen bevinden zich ook facturen op naam van verdachte aan [bedrijf] [30] Verdachte heeft verklaard dat deze facturen hem niets zeggen, niet op naam van zijn eenmanszaak staan en er anders uitzien dan de door hem verzonden facturen. [31]
Verdachte heeft verklaard dat hij op enig moment zijn bankrekening ter beschikking heeft gesteld aan medeverdachte [medeverdachte 3], omdat medeverdachte [medeverdachte 3] bang was dat medeverdachte [medeverdachte 1] geld zou wegnemen van de bankrekeningen van [bedrijf] of dat klanten beslag zouden laten leggen op deze bankrekeningen. Medeverdachte [medeverdachte 3] vertelde hem dat hij een rekening courant zou bijhouden zodat alles later verantwoord zou kunnen worden. Alle contante opnames heeft hij gedaan in opdracht van medeverdachte [medeverdachte 3] en het geld heeft hij afgegeven aan medeverdachte [medeverdachte 3] of diens zoon[naam zoon]Ook heeft hij een keer in opdracht van medeverdachte [medeverdachte 3] € 40.000,-- overgemaakt naar ene [naam 2]. Hij ziet op zijn bankrekening dat er € 40.000,-- is afgeschreven op naam van [naam 2]. Dat is de betaling aan [naam 2]. Medeverdachte [medeverdachte 3] had de beschikking over de tan-code van zijn bankrekening. Die heeft hij hem gegeven. Verdachte zelf weet niet hoe dat werkt. Iedere keer dat er geld moest worden overgemaakt kreeg hij een ‘tan-code’ die hij doorgaf aan medeverdachte [medeverdachte 3]. [32]
Blijkens een proces-verbaal van ambtshandeling houdt de betaling van € 40.000,-- aan [naam 2] verband met een persoonlijke schuld van medeverdachte [medeverdachte 3] aan deze [naam 2]. [33]
3.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat feit 1 primair en feit 2 primair wettig en overtuigend bewezen kunnen worden.
3.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsman van verdachte heeft vrijspraak bepleit. Hij heeft ten aanzien van feit 1 aangevoerd dat verdachte geen (indirect) bestuurder van [bedrijf] was, dat geen sprake is geweest van onttrekkingen aan de boedel en dat geen sprake is geweest van opzet op het opnemen van de gelden en benadeling van de schuldeisers. Ook het subsidiair ten laste gelegde witwassen kan niet worden bewezen, omdat bewijs dat de gelden uit misdrijven afkomstig waren ontbreekt.
Ten aanzien van feit 2 voert de raadsman van verdachte aan dat verdachte geen (voorwaardelijke) opzet op benadeling van de schuldeisers heeft gehad en dat verdachte geen enkele bestuurlijke of leidinggevende bevoegdheid heeft gehad.
3.4
De beoordeling van de tenlastelegging
Bestuurder
Verdachte was vanaf 21 juli 2009 (indirect) formeel bestuurder van [bedrijf] Uit de door verdachte afgelegde verklaring volgt dat verdachte zich ervan bewust was wat deze functie inhield, namelijk dat hij samen met medeverdachte [medeverdachte 1] bevoegd was om beslissingen te nemen namens de vennootschap. Dat medeverdachte [medeverdachte 3] op dat moment de feitelijke leidinggevende van [bedrijf] was, neemt niet weg dat ook verdachte in de gegeven omstandigheden als bestuurder van [bedrijf] kan worden aangemerkt.
Feit 1
Vast staat dat de in de dagvaarding genoemde bedragen tot in totaal € 184.500 op de bankrekening van verdachte zijn gestort en dat verdachte daarvan op de hoogte was. Verdachte verrichtte vanaf die bankrekening betalingen ten behoeve van medeverdachte [medeverdachte 3] en nam ten behoeve van medeverdachte [medeverdachte 3] vele tienduizenden euro’s op van die bankrekening.
Vast staat evenzeer dat verdachte op de hoogte was van de slechte financiële situatie waarin [bedrijf] verkeerde. Die situatie was er immers de reden van dat de door [bedrijf] aan verdachte verschuldigde commissie niet werd betaald en dat hij medeverdachte [medeverdachte 3] in contact gebracht heeft met medeverdachte [medeverdachte 1], die hem heeft verteld dat hij miljoenen nodig had om de zaak te redden. Verdachte moet zich er daarom bewust van zijn geweest dat er een aanmerkelijk risico was dat [bedrijf] failliet verklaard zou worden. Tevens moet hij zich ervan bewust zijn geweest dat door de betalingen op zijn bankrekening gelden werden onttrokken aan de noodlijdende onderneming van [bedrijf], omdat aan deze betalingen geen juridische verplichtingen ten grondslag lagen, en dat het risico bestond dat schuldeisers van [bedrijf] hierdoor zouden kunnen worden benadeeld. Reeds de enkele omstandigheid dat hij de opnames contant moest doen en contant moest doorgeven, waardoor geldstromen aan het zicht en aan deugdelijke administratie werden onttrokken, moet voor verdachte een waarschuwing zijn geweest dat achter de opnames en doorbetalingen zaken schuilden die niet deugden. Verdachte heeft door het opnemen en doorbetalen van de gelden deze risico’s welbewust aanvaard en heeft zich aldus opzettelijk schuldig gemaakt aan bedrieglijke bankbreuk.
Feit 2
Op basis van de hiervoor genoemde dossierstukken en afgelegde verklaringen kan worden vastgesteld dat de curator niet kan beschikken over enige administratie van na april 2009 en dat hem na de faillissementsdatum niet direct de volledige administratie ter beschikking is gesteld. Derhalve is verdachte zijn verplichting als (indirect) bestuurder van [bedrijf] om deze volledig en in ongeschonden staat aan de curator te overhandigen niet nagekomen.
Dat na april 2009 ook geen administratie is gevoerd is niet komen vast te staan.
Door de administratie niet in ongeschonden staat aan de curator te overhandigen zijn de schuldeisers van [bedrijf] in hun verhaalsmogelijkheden benadeeld. Daardoor kan de vermogenspositie van de vennootschappen immers niet goed worden vastgesteld en kan bijvoorbeeld niet worden vastgesteld of [bedrijf] nog incasseerbare vorderingen op derden heeft, met de opbrengst waarvan schuldeisers kunnen worden voldaan. Hoewel het faillissement van [bedrijf], gelet op de slechte financiële positie van de onderneming, ook voor verdachte voorzienbaar moet zijn geweest, kan echter niet worden vastgesteld dat verdachte welbewust de kans heeft aanvaard dat schuldeisers door het niet volledig ter beschikking stellen van de administratie zouden worden benadeeld. Daarvoor biedt het dossier onvoldoende aanknopingspunten. Derhalve zal de rechtbank verdachte vrijspreken van de primair ten laste gelegde bedrieglijke bankbreuk.
Aan verdachte kan wel verweten worden dat hij er als (indirect) bestuurder van [bedrijf] niet op toegezien heeft dat de volledige administratie aan de curator ter beschikking is gesteld. De rechtbank acht de subsidiair aan verdachte ten laste gelegde eenvoudige bankbreuk derhalve wettig en overtuigend bewezen, en wel in de periode van de datum van uitspraak van het faillissement, 14 oktober 2009, tot de datum van de aangifte door de curator, 6 mei 2010.
Medeplegen
Gelet op het feit dat medeverdachte [medeverdachte 3] in de betreffende periode feitelijke bestuurder van [bedrijf] was en medeverdachte [medeverdachte 1] formeel bestuurder was, acht de rechtbank bewezen dat verdachte deze tezamen en in vereniging met anderen heeft gepleegd.
3.5
De bewezenverklaring
De rechtbank verklaart bewezen dat:
1.
hij
op een (of meer) tijdstip(pen)in
of omstreeksde periode van 28 juli 2009
tot en met 14 oktober 2009 te Hengelo
en/of Nijverdalen/of Bergen op Zoom
en/of Den Haag
en/of elders in Nederland, als (indirect) bestuurder
en/of
feitelijk leidinggevervan een rechtspersoon (te weten [bedrijf]) welke
bij vonnis van de Rechtbank te Almelo op [datum] in staat van
faillissement is verklaard,
tezamen en in vereniging met
(een)ander
(en
), althans alleen,
ter bedrieglijke verkorting van de rechten van de schuldeiser(s) van [bedrijf]
opzettelijk gelden
-in of omstreeks de periode van 28 juli 2009 tot en met 22 september 2009 van
[bedrijf] 184.500,- euro (te weten vijf transacties: op 28 juli 2009
(50.000,- euro), 14 augustus 2009 (15.000,- euro), 17 augustus 2009 (40.000,-
euro), 18 augustus 2009 (20.000,- euro) en 22 september 2009 (59.500,- euro))
ten laste van bankrekening(en) opgenomen van die rechtspersoon,
aan de boedel heeft onttrokken, bestaande uit het niet verantwoorden of
melden van voornoemde geldbedragen aan de curator in
deze/dit
faillissement
(en) en/of het ten eigen bate aanwenden of gebruiken van die
geldbedragen;
2
Subsidiair
hij
op een (of meer) tijdstip(pen)in
of omstreeksde periode van 21 juli 2009
tot en met 6 mei 2010 te Hengelo
en/of Nijverdal en/of Bergen op Zoom en/of
Den Haag en/of elders in Nederland,
als (indirect) bestuurder
en/of feitelijk leidinggevervan een rechtspersoon
(te weten [bedrijf]) welke bij vonnis van de Rechtbank te Almelo op [datum]
in staat van faillissement is verklaard,
tezamen en in vereniging met
(een)ander(en)
, althans alleen,
-niet (volledig) heeft voldaan aan de op zijn rustende verplichtingen ten
opzichte het voeren van een administratie ingevolge artikel 10 eerste lid,
boek 2 van het Burgerlijk Wetboek en/of artikel 15i eerste lid boek 3 van het
Burgerlijk Wetboek en/of
-de boeken, bescheiden en/of andere gegevensdragers, waarmee volgens de
artikelen 10 boek twee Burgerlijk Wetboek
en/of artikel 15i boek 3administratie is gevoerd en
die ingevolge die artikelen zijn bewaard, niet in ongeschonden staat
tevoorschijn heeft gebracht.
zulks terwijl hij, verdachte aan dit/deze strafbare feit(en) feitelijk leiding
heeft gegeven en/of opdracht toe heeft gegeven;

4.De strafbaarheid van de feiten

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
Dit levert de in de beslissing genoemde strafbare feiten op.

5.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is eveneens strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een werkstraf voor de duur van 180 uren, subsidiair 90 dagen hechtenis en een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van een maand. De officier van justitie heeft toegelicht dat hij gelet op de overschrijding van de redelijke termijn twintig uren minder werkstraf en een lagere voorwaardelijke gevangenisstraf heeft geëist.
6.2
Het standpunt van de verdediging
Gelet op de ernst van de feiten, de persoonlijke omstandigheden van verdachte, het ontbreken van een relevant strafblad en de oudheid van de zaak heeft de raadsman van verdachte bepleit dat de rechtbank verdachte zal schuldig verklaren zonder strafoplegging, althans een voorwaardelijke werkstraf zal opleggen met een proeftijd van een dag.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Na te melden straf is in overeenstemming met de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Voorts wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft als bestuurder van een vennootschap samen met zijn medeverdachte aanzienlijke geldbedragen onttrokken aan die vennootschap terwijl hij wist dat deze vennootschap in zeer zwaar weer verkeerde en dat door zijn handelen crediteuren werden benadeeld in hun verhaalsmogelijkheden.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het in zijn hoedanigheid van bestuurder van failliete bedrijven niet voldoen aan zijn wettelijke verplichtingen om een volledige en overzichtelijke administratie aan de curator te overhandigen. Daarmee heeft verdachte blijk gegeven van een lichtzinnige houding ten opzichte van het vermogensbelangen van de schuldeisers. Door geen volledige administratie te overhandigen heeft verdachte de curator immers niet in staat gesteld om eventuele rechten van de vennootschap op derden vast te stellen en deze waar mogelijk te incasseren.
Wat betreft de persoon van de verdachte heeft de rechtbank gelet op de inhoud van een de verdachte betreffend uittreksel uit de justitiële documentatie d.d. 7 maart 2014, waaruit kan worden opgemaakt dat de verdachte niet in de vijf jaar voorafgaand aan de bewezenverklaarde feiten veroordeeld is voor vergelijkbare feiten.
De rechtbank heeft rekening gehouden met een aanzienlijke overschrijding van de redelijke termijn en acht de hierna te noemen straf passend.

7.De toepasselijke wetsartikelen

De op te leggen straf zijn gegrond op de artikelen 9, 22c, 22d, 47, 57, 342 en 343 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

8.De beslissing

De rechtbank,
verklaart niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het bij dagvaarding onder 2. primair tenlastegelegde feit heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
verklaart wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte de bij dagvaarding onder 1. primair en 2. subsidiair tenlastegelegde feit heeft begaan en dat het bewezenverklaarde uitmaakt:
ten aanzien van feit 1. primair:
medeplegen van als bestuurder van een rechtspersoon welke in staat van faillissement is verklaard, ter bedrieglijke verkorting van de rechten der schuldeisers van de rechtspersoon enig goed aan de boedel onttrokken hebben, meermalen gepleegd;
ten aanzien van feit 2. subsidiair:
medeplegen van als bestuurder van een rechtspersoon, welke in staat van faillissement is verklaard, aan hem te wijten zijn, dat boeken, bescheiden en andere gegevensdragers die ingevolge artikel 10, eerste lid, van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek zijn bewaard, niet in ongeschonden staat worden tevoorschijn gebracht;
verklaart het bewezen verklaarde en de verdachte deswege strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
veroordeelt de verdachte tot:
een taakstraf, bestaande uit het verrichten van onbetaalde arbeid, voor de tijd van
120 (eenhonderd en twintig) UREN;
beveelt, voor het geval dat de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, dat vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de tijd van
60 (zestig) DAGEN.
Dit vonnis is gewezen door
mr. Chr.A.J.F.M. Hensen, voorzitter,
mrs. M.F. Baaij en M.M. Meijers, rechters
in tegenwoordigheid van mr. B. Schaafsma, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 25 april 2014.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een ambtsedig proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door (een) daartoe bevoegde opsporingsambtena(a)r(en). Waar wordt verwezen naar dossierpagina’s, betreft dit de pagina’s van het proces-verbaal met het nummer 46930 van Belastingdienst/FIOD kantoor Haarlem, met bijlagen.
2.Een geschrift zijnde een vonnis tot faillietverklaring van de Rechtbank Almelo d.d. [datum], 1/D-9.
3.Een geschrift zijnde een uittreksel uit het Handelsregisters van de Kamer van Koophandel, 1/D-14.
4.Een geschrift zijnde een uittreksel uit het Handelsregisters van de Kamer van Koophandel, 1/D-14.
5.Een geschrift zijnde een uittreksel uit het Handelsregisters van de Kamer van Koophandel, 1/D-22.
6.Een geschrift zijnde een aangifte van faillissementsfraude, 1/D-1.
7.Proces-verbaal van verhoor verdachte, 1/V10-01, p. 394.
8.Proces-verbaal van verhoor van [naam 2], 1/V01, p. 340.
9.Proces-verbaal van verhoor van medeverdachte [medeverdachte 3], 1/V02, p. 347.
10.Proces-verbaal van verhoor van[naam 2], 1/V09, p. 385.
11.Proces-verbaal van verhoor van medeverdachte [medeverdachte 3], 1/V02, p. 340.
12.Een geschrift zijnde een uittreksel uit het Handelsregisters van de Kamer van Koophandel, 1/D-22
13.Proces-verbaal van verhoor verdachte, 1/V10-01, p. 396
14.Proces-verbaal van verhoor [naam 2], 1/V02-01, p. 355
15.Proces-verbaal van verhoor van[naam 2], 1/V08, p. 378
16.Proces-verbaal van verhoor van[naam 2], 1/V09, p. 385
17.Proces-verbaal van verhoor verdachte, 1/V10-01, p. 395
18.Bijlage bij de aangifte, 1/D-50, paragraaf 7.1, p. 557.
19.Deze brieven zijn als bijlage gevoegd bij de aangifte, respectievelijk 1/D41, p. 506 en 1/D45, p. 501.
20.Deze brief is als bijlage gevoegd bij de aangifte, D 129, p. 594.
21.Deze brief is als bijlage gevoegd bij de aangifte, D131, p. 596.
22.Proces-verbaal van verhoor van [naam 2] d.d. 19 december 2013.
23.Proces-verbaal verhoor van[naam 2] d.d. 28 oktober 2013.
24.Proces-verbaal van verhoor van verdachte, 1/V10-01, p. 399.
25.Proces-verbaal van ambtshandeling, 1/AH6, p. 71.
26.Een geschrift zijnde een overzicht rekening-courant, 1/D 146.
27.Een geschrift zijnde een bankafschrift, 1/D136.
28.Proces-verbaal van ambtshandeling, 1/AH-7bb, p. 96.
29.Proces-verbaal van verhoor[naam 2], 1/V09-01, p. 387.
30.Geschriften zijnde facturen, 1/D-147 tot en met 1/D-152.
31.Proces-verbaal van verhoor verdachte, 1/V10-01, p. 399.
32.Proces-verbaal van verhoor verdachte, 1/V10-01, p. 400.
33.Proces-verbaal van ambtshandeling, 1/AH-25, p. 332.