ECLI:NL:RBDHA:2014:11224
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - meervoudig
- G.H.I.J. Hage
- D.H. von Maltzahn
- J. Brandt
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek om vaststelling Nederlanderschap minderjarige op basis van onvoldoende identificatie
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 4 september 2014 uitspraak gedaan in een verzoekschrift van een moeder, die in haar hoedanigheid als wettelijk vertegenwoordiger van haar minderjarige dochter [A] verzocht om vaststelling van het Nederlanderschap van haar dochter. De moeder stelde dat [A] op [geboortedatum 1] 2011 in Iran was geboren en dat zij, als Nederlandse moeder, haar dochter bij de geboorte de Nederlandse nationaliteit had verleend. De moeder was vertegenwoordigd door advocaat mr. C.K.E.E. Fischer-Fuhler.
De Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND) was de belanghebbende in deze procedure en stelde zich primair op het standpunt dat de moeder niet-ontvankelijk was in haar verzoek, omdat niet kon worden vastgesteld dat zij de juridische moeder van [A] was. Subsidiair voerde de IND aan dat er twijfels bestonden over de identiteit van [A]. De rechtbank heeft de mondelinge behandeling op 14 augustus 2014 gehouden, waarbij de moeder, haar advocaat en een maatschappelijk werker aanwezig waren. De officier van justitie heeft schriftelijk aangegeven geen behoefte te hebben aan een mondelinge behandeling.
De rechtbank heeft de overgelegde stukken beoordeeld, waaronder een Iraanse verklaring van geboorte, een Afghaans paspoort en een dna-rapport. De rechtbank concludeerde dat de overgelegde documenten onvoldoende waren om de identiteit van [A] vast te stellen. De Iraanse verklaring bevatte geen persoonsgegevens van [A], en het Afghaanse paspoort vertoonde inconsistenties. Het dna-rapport bevestigde wel dat de moeder de biologische moeder was van een meisje, maar de identiteit van dat meisje kon niet worden vastgesteld op basis van de overgelegde documenten.
Uiteindelijk heeft de rechtbank het verzoek afgewezen, omdat de identiteit van [A] niet voldoende kon worden vastgesteld, ondanks dat de moeder wel ontvankelijk was in haar verzoek. De beschikking is openbaar uitgesproken door de rechters G.H.I.J. Hage, D.H. von Maltzahn en J. Brandt.