ECLI:NL:RBDHA:2014:1121

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
30 januari 2014
Publicatiedatum
30 januari 2014
Zaaknummer
AWB-13_5781
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van beroep inzake Wob-verzoek door gebrek aan belanghebbendheid en rechtsgeldigheid van ingebrekestelling

Op 30 januari 2014 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een bodemzaak betreffende een verzoek om informatie op grond van de Wet openbaarheid van bestuur (Wob) door MediateQ B.V. en Cruisinc People Ltd. De eisers hebben op 13 februari 2013 een Wob-verzoek ingediend, maar zijn later in gebreke gesteld door verweerder, de minister van Veiligheid en Justitie, op 15 maart 2013. De rechtbank heeft vastgesteld dat de eisers niet zijn verschenen tijdens de zitting op 8 januari 2014, waar verweerder vertegenwoordigd was door zijn gemachtigden.

De rechtbank overweegt dat het Wob-verzoek niet door of namens [A] is gedaan, waardoor het beroep van [A] niet-ontvankelijk wordt verklaard. Voor Cruisinc People Ltd geldt hetzelfde, hoewel de rechtbank deze partij als belanghebbende aanmerkt omdat het besluit op het Wob-verzoek ook aan hen is verzonden. De rechtbank concludeert dat de ingebrekestelling niet rechtsgeldig is, omdat deze niet voldoende duidelijk was en niet herleidbaar tot het Wob-verzoek. Dit leidt tot de conclusie dat verweerder geen dwangsommen heeft verbeurd.

De rechtbank heeft het besluit van 8 januari 2014 doorverwezen naar verweerder voor behandeling in een bezwaarschriftprocedure. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gedaan en kan binnen zes weken worden aangevochten bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 13/5781

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 30 januari 2014 in de zaak tussen

[A], te [plaats]
Cruisinc People Ltd, te Limassol
MediateQ B.V., te Enschede,
hierna tezamen aan te duiden als eisers,
(gemachtigde: mr.drs. J.M.C. Niederer),
en

de minister van Veiligheid en Justitie, verweerder

(gemachtigden: mr. P.A. Luschen en mr. R.M. Arts).

Procesverloop

Bij schrijven van 13 februari 2013 heeft MediateQ B.V. bij verweerder een verzoek om informatie ingediend op grond van de Wet openbaarheid van bestuur (Wob).
Bij schrijven van 15 maart 2013 is verweerder in gebreke gesteld.
Bij schrijven van 11 juli 2013 hebben eisers beroep ingesteld tegen het niet tijdig beslissen op het verzoek om informatie van 13 februari 2013.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 8 januari 2014.
Eisers en hun gemachtigde zijn niet verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigden.

Overwegingen

1.
Uit het Wob-verzoek van 13 februari 2013 blijkt niet dat dit verzoek door of namens [A] is gedaan. Het beroep van [A] dient niet-ontvankelijk te worden verklaard, omdat hij niet kan worden aangemerkt als belanghebbende bij het verzoek om informatie van een ander.
Uit het Wob-verzoek blijkt evenmin dat dat door of namens Cruisinc People Ltd is gedaan. Echter, ter zitting heeft de gemachtigde van verweerder meegedeeld dat op 8 januari 2014 is beslist op het Wob-verzoek van 13 februari 2013 en heeft de gemachtigde van verweerder dit besluit overgelegd. Dit besluit is niet alleen aan MediateQ B.V. verzonden, maar ook aan Cruisinc People Ltd, zodat de rechtbank Cruisinc People Ltd als belanghebbende aanmerkt.
2.
Ingevolge artikel 4:17, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) verbeurt het bestuursorgaan aan de aanvrager, indien een beschikking op aanvraag niet tijdig wordt gegeven, een dwangsom voor elke dag dat het in gebreke is, doch voor ten hoogste 42 dagen.
Ingevolge het tweede lid van dit artikel bedraagt de dwangsom de eerste veertien dagen € 20 per dag, de daaropvolgende veertien dagen € 30 per dag en de overige dagen € 40 per dag.
Ingevolge het derde lid is de eerste dag waarover de dwangsom verschuldigd is, de dag waarop twee weken zijn verstreken na de dag waarop de termijn voor het geven van de beschikking is verstreken en het bestuursorgaan van de aanvrager een schriftelijke ingebrekestelling heeft ontvangen.
Ingevolge het vijfde lid schort beroep tegen het niet tijdig geven van de beschikking de dwangsom niet op.
Ingevolge artikel 4:18 van de Awb stelt het bestuursorgaan de verschuldigdheid en de hoogte van de dwangsom bij beschikking vast binnen twee weken na de laatste dag waarover de dwangsom verschuldigd was.
Ingevolge artikel 6:2, aanhef en onder b, van de Awb is voor de toepassing van wettelijke voorschriften over bezwaar en beroep met een besluit gelijkgesteld het niet tijdig nemen van een besluit.
Ingevolge artikel 6:12, eerste lid, van de Awb is indien het beroep is gericht tegen het niet tijdig nemen van een besluit, het niet aan een termijn gebonden.
Ingevolge het tweede lid van dit artikel kan het beroepschrift worden ingediend zodra:
a. het bestuursorgaan in gebreke is tijdig een besluit te nemen, én
b. twee weken zijn verstreken na de dag waarop belanghebbende het bestuursorgaan schriftelijk heeft medegedeeld dat het in gebreke is.
Artikel 6:20, eerste lid, van de Awb bepaalt dat indien het beroep zich richt tegen het niet tijdig nemen van een besluit, het bestuursorgaan verplicht blijft dit besluit te nemen, tenzij de belanghebbende als gevolg van de beslissing op het beroep geen belang meer heeft.
Het tweede lid van dit artikel bepaalt dat het bestuursorgaan een besluit als bedoeld in het eerste lid onverwijld meedeelt aan het orgaan waarbij het beroep aanhangig is.
Het derde lid bepaalt dat het beroep tegen het niet tijdig nemen van een besluit mede betrekking heet op het alsnog genomen besluit, tenzij dit geheel aan het beroep tegemoet komt.
Het vierde lid bepaalt dat de beslissing op het beroep echter kan worden doorverwezen naar een ander orgaan waarbij bezwaar of beroep tegen het alsnog genomen besluit aanhangig is, dan wel kan of kon worden gemaakt of ingesteld.
Ingevolge artikel 6, eerste lid, van de Wob beslist het bestuursorgaan zo spoedig mogelijk op het verzoek om informatie, doch uiterlijk binnen vier weken gerekend vanaf de dag na die waarop het verzoek is ontvangen.
3.
Zoals hiervoor (zie rechtsoverweging 1) is overwogen, heeft de gemachtigde van verweerder ter zitting meegedeeld dat op 8 januari 2014 is beslist op het Wob-verzoek van 13 februari 2013. Nu een inhoudelijk besluit is genomen, is uitsluitend aan de orde of verweerder een dwangsom heeft verbeurd doordat hij in gebreke was tijdig te beslissen op het verzoek van 13 februari 2013.
4
De rechtbank stelt vast dat verweerder op 8 januari 2014 heeft beslist op het Wob-verzoek en daarmee niet binnen de termijn van vier weken. Voorts is verweerder bij schrijven van 15 maart 2013 in gebreke gesteld.
Uit de Awb en de jurisprudentie volgt dat een ingebrekestelling schriftelijk moet zijn en in beginsel vormvrij is. Daarbij is wel vereist dat voldoende duidelijk is op welk te nemen besluit de ingebrekestelling betrekking heeft. Voorts dient het bestuursorgaan te worden gemaand binnen een bepaalde termijn alsnog een besluit te nemen en dat anders aanspraak op een dwangsom zal worden gemaakt indien het besluit niet binnen een redelijke termijn wordt genomen (zie onder andere de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 5 december 2012, ECLI:NL:RVS:2012:BY5083).
Met verweerder is de rechtbank van oordeel dat de ingebrekestelling niet herleidbaar is tot het Wob-verzoek, omdat een CJIB-nummer ontbreekt. In de ingebrekestelling is enkel de datum van het Wob-verzoek genoemd. Van een persoon, bedrijf en/of professioneel gemachtigde van wie bekend is dat zij veelvuldig Wob-verzoeken indienen bij verweerder, onder wie MediateQ B.V., Cruisinc People Ltd en Niederer, mag worden verwacht dat zij weten hoe te corresponderen met deze organisatie en dat zij ervan op de hoogte zijn dat slechts bij vermelding van een CJIB-nummer verweerder kan nagaan op welk te nemen besluit de ingebrekestelling betrekking heeft.
Het vorenoverwogene betekent dat de ingebrekestelling niet rechtsgeldig is en het beroep niet-ontvankelijk. Dit brengt met zich mee dat verweerder geen dwangsommen heeft verbeurd.
5.
De rechtbank zal het besluit van 8 januari 2014 doorsturen naar verweerder om in een bezwaarschriftprocedure te worden behandeld. Daarbij wijst de rechtbank er op dat haar niet is gebleken dat het besluit aan de gemachtigde van eisers is toegezonden.
6.
Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep van
  • [A] niet-ontvankelijk;
  • MediateQ B.V. en Cruisinc People Ltd niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.A. Steinhauser, rechter, in aanwezigheid van mr. N. Woldring, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 30 januari 2014.

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening of om het opheffen of wijzigen van een bij deze uitspraak getroffen voorlopige voorziening.