Op 30 januari 2014 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een bodemzaak betreffende een verzoek om informatie op grond van de Wet openbaarheid van bestuur (Wob) door MediateQ B.V. en Cruisinc People Ltd. De eisers hebben op 13 februari 2013 een Wob-verzoek ingediend, maar zijn later in gebreke gesteld door verweerder, de minister van Veiligheid en Justitie, op 15 maart 2013. De rechtbank heeft vastgesteld dat de eisers niet zijn verschenen tijdens de zitting op 8 januari 2014, waar verweerder vertegenwoordigd was door zijn gemachtigden.
De rechtbank overweegt dat het Wob-verzoek niet door of namens [A] is gedaan, waardoor het beroep van [A] niet-ontvankelijk wordt verklaard. Voor Cruisinc People Ltd geldt hetzelfde, hoewel de rechtbank deze partij als belanghebbende aanmerkt omdat het besluit op het Wob-verzoek ook aan hen is verzonden. De rechtbank concludeert dat de ingebrekestelling niet rechtsgeldig is, omdat deze niet voldoende duidelijk was en niet herleidbaar tot het Wob-verzoek. Dit leidt tot de conclusie dat verweerder geen dwangsommen heeft verbeurd.
De rechtbank heeft het besluit van 8 januari 2014 doorverwezen naar verweerder voor behandeling in een bezwaarschriftprocedure. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gedaan en kan binnen zes weken worden aangevochten bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.