ECLI:NL:RBDHA:2014:11109

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
2 september 2014
Publicatiedatum
5 september 2014
Zaaknummer
C-09-472450 - JE RK 14-6739
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voogdij over minderjarige in het kader van gezagsontheffing

In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Den Haag op 2 september 2014 een beschikking gegeven in het kader van een verzoek tot voorlopige voogdij. Het verzoekschrift was ingediend door de Raad voor de Kinderbescherming, Regio Haaglanden, met betrekking tot een minderjarige, geboren in 1996, die uit een door echtscheiding ontbonden huwelijk voortkomt. De moeder van de minderjarige oefent het ouderlijk gezag alleen uit, terwijl de vader is overleden. De kinderrechter heeft kennisgenomen van het verzoekschrift en de bijlagen, en de zaak is behandeld met gesloten deuren.

Tijdens de zitting was de moeder niet aanwezig, maar de minderjarige heeft verklaard in te stemmen met het verzoek tot schorsing van de moeder in de uitoefening van het gezag. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de moeder feitelijk geen gezagsbeslissingen meer wil nemen en dat dit dringend noodzakelijk is voor de minderjarige. De kinderrechter heeft eerder, op 17 maart 2014, de minderjarige onder toezicht gesteld en Bureau Jeugdzorg gemachtigd om de minderjarige uit huis te plaatsen.

De kinderrechter heeft besloten om de moeder te schorsen in de uitoefening van het gezag en heeft Bureau Jeugdzorg belast met de voorlopige voogdij over de minderjarige. De termijn voor deze voorlopige voogdij is vastgesteld op 12 weken. De beschikking is gegeven door mr. C.L. Strop en is uitvoerbaar bij voorraad. Tegen deze beschikking kan binnen drie maanden hoger beroep worden ingesteld bij het Gerechtshof Den Haag.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG
Kinderrechter
Rekestnummer: JE RK 14-6739
Zaaknummer: C/09/472450
Datum beschikking: 2 september 2014

Voorlopige voogdij (ex artikel 1:272 van het Burgerlijk Wetboek)

Beschikking op het op 25 augustus 2014 ingekomen verzoekschrift van:

de Raad voor de Kinderbescherming, Regio Haaglanden (verder: de Raad),
met betrekking tot de minderjarige:
- [minderjarige], geboren op [geboortedatum] 1996 te [geboorteplaats];
kind uit het door echtscheiding ontbonden huwelijk van:
[A],
de vader,
overleden,
en
[B],
de moeder,
wonende op een bij de rechtbank bekend geheim adres,
die het ouderlijk gezag alleen uitoefent.

Procedure

De kinderrechter heeft kennisgenomen van het verzoekschrift, met bijlagen.
Op 2 september 2014 is de zaak ter terechtzitting van deze rechtbank met gesloten deuren behandeld.
Hierbij zijn verschenen:
  • de heer [X], namens de Raad,
  • mevrouw [Y], namens de Stichting Bureau Jeugdzorg Zuid-Holland (verder: Bureau Jeugdzorg),
  • de minderjarige.

Feiten

De kinderrechter in deze rechtbank heeft bij beschikking d.d. 17 maart 2014 de minderjarige onder toezicht gesteld van 17 maart 2014 tot 6 december 2014 en Bureau Jeugdzorg gemachtigd de minderjarige uit huis te plaatsen in een AWBZ-voorziening voor de duur van de ondertoezichtstelling.

Verzoek

Het verzoek strekt ertoe de moeder te schorsen in de uitoefening van het gezag over voornoemde minderjarige en Bureau Jeugdzorg te belasten met de voorlopige voogdij over de minderjarige met vaststelling van alle bevoegdheden ten aanzien van de persoon en het vermogen.
De Raad heeft verzocht de termijn te bepalen op 12 weken.

Beoordeling

De moeder is conform de wettelijke vereisten opgeroepen, doch niet verschenen.
De minderjarige heeft ter terechtzitting aangegeven in te stemmen met het verzoek. Zij heeft aangegeven dat zij de noodzaak van deze maatregel inziet.
Op grond van de inhoud van het verzoekschrift en de verklaring van de gehoorde personen stelt de kinderrechter vast dat, nu de moeder feitelijk haar handen van de minderjarige heeft afgetrokken en derhalve geen gezagsbeslissingen meer wil nemen, sprake is van feiten die tot ontheffing van de moeder kunnen leiden. Nu tevens is gebleken dat dit dringend en onverwijld noodzakelijk is in verband met voor de minderjarige te nemen beslissingen, zal de kinderrechter de moeder schorsen in de uitoefening van het gezag over de minderjarige en Bureau Jeugdzorg belasten met de voorlopige voogdij.

Beslissing

De kinderrechter:
belast de Stichting Bureau Jeugdzorg Zuid-Holland, zijnde een stichting zoals bedoeld in artikel 1, eerste lid, van de Wet op de jeugdzorg, met de voorlopige voogdij over de minderjarige;
bepaalt de termijn als bedoeld in artikel 1:272, derde lid, van het Burgerlijk Wetboek op 12 weken na heden;
stelt vast dat alle bevoegdheden ten aanzien van de persoon en het vermogen van de minderjarigen aan Bureau Jeugdzorg worden toegekend;
verklaart deze beslissing uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gegeven door mr. C.L. Strop, kinderrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 2 september 2014 in tegenwoordigheid van C. van Oorschot als griffier.
Van deze beschikking kan hoger beroep worden ingesteld binnen
drie maandenna de dag van de uitspraak door indiening van een beroepschrift bij de griffie van het Gerechtshof Den Haag.