ECLI:NL:RBDHA:2014:10676

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
18 augustus 2014
Publicatiedatum
27 augustus 2014
Zaaknummer
469047
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing van minderjarigen

In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Den Haag op 18 augustus 2014 uitspraak gedaan over de verlenging van de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing van drie minderjarigen. De zaak werd behandeld naar aanleiding van verzoekschriften van de Stichting Bureau Jeugdzorg Haaglanden, die betrokken was bij de zorg voor de minderjarigen. De minderjarigen, kinderen uit een ontbonden huwelijk, verblijven momenteel bij pleegouders en een tante. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de gronden voor ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing nog steeds aanwezig zijn, gezien de problematiek van de ouders en de ontwikkeling van de kinderen. De kinderrechter heeft de verzoeken van Bureau Jeugdzorg om verlenging van de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing toegewezen, met als doel de ontwikkeling van de minderjarigen te waarborgen. De kinderrechter heeft ook aanbevolen om de opvoedingsvaardigheden van de vader nader te onderzoeken en de bezoekregeling te herzien, zodat de vader mogelijk meer contact met de kinderen kan hebben. De beschikking is gegeven door mr. J.G.J. Brink en is uitvoerbaar bij voorraad. De ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing zijn verlengd tot 23 augustus 2015.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG
Kinderrechter
Rekestnummer: JE RK 14-1595
Zaaknummer : C/09/469047
Datum beschikking: 18 augustus 2014

Verlenging ondertoezichtstelling en verlenging machtiging tot uithuisplaatsing

Beschikking op de op 2 juli 2014 ingekomen verzoekschriften van:

de Stichting Bureau Jeugdzorg Haaglanden, vestiging Den Haag Zuid/Rijswijk
(verder: Bureau Jeugdzorg),
met betrekking tot de minderjarigen:
1.
[minderjarige], geboren op [geboortedatum] 2002 te[geboorteplaats];
2.
[minderjarige], geboren op [geboortedatum] 2008 te [geboorteplaats];
3.
[minderjarige], geboren op [geboortedatum] 2009 te [geboorteplaats];
kinderen uit het door echtscheiding ontbonden huwelijk van:
[A],
de vader,
wonende te [woonplaats],
en
[B],
de moeder,
wonende op een geheim adres,
die gezamenlijk het ouderlijk gezag uitoefenen.
In deze procedure worden tevens als belanghebbenden aangemerkt:
[C] en [D](de pleegouders van de minderjarigen sub 2 en 3, verder: de pleegouders).
De minderjarige sub 1 verblijft sinds kort feitelijk bij haar tante moederszijde, de minderjarigen sub 2 en 3 verblijven feitelijk bij de pleegouders.

Procedure

De kinderrechter heeft kennisgenomen van:
- de verzoekschriften, met bijlagen;
- de indicatiebesluiten van Bureau Jeugdzorg d.d. 27 juni 2014, met de daarbij behorende
onderbouwingen.
Op 18 augustus 2014 is de zaak ter terechtzitting van deze rechtbank met gesloten deuren behandeld.
Hierbij zijn verschenen:
mevrouw [X] namens Bureau Jeugdzorg;
de vader, bijgestaan door mr. T. Harmankaya;
de moeder;
de pleegouders.
Feiten
De kinderrechter in deze rechtbank heeft bij beschikking d.d. 19 augustus 2013 de
ondertoezichtstelling van de minderjarigen verlengd van 23 augustus 2013 tot 23 augustus 2014.
Voorts heeft de kinderrechter in deze rechtbank bij voormelde beschikking d.d. 19 augustus 2013 de aan Bureau Jeugdzorg gegeven machtiging om voornoemde minderjarigen gedurende dag en nacht uit huis te plaatsen verlengd van 23 augustus 2013 tot 23 november 2014 en bij beschikking d.d. 18 november 2013 heeft de kinderrechter in deze rechtbank vervolgens de aan Bureau Jeugdzorg gegeven machtiging om voornoemde minderjarigen gedurende dag en nacht uit huis te plaatsen verlengd van 23 november 2014 tot 23 augustus 2014.

Verzoek en verweer

De verzoeken strekken tot verlenging van de ondertoezichtstelling voor de periode van één jaar alsmede tot verlenging van de machtiging uithuisplaatsing van de minderjarigen voor de duur van de ondertoezichtstelling.
De grond voor de verzoeken is, blijken de stukken, gelegen in het navolgende.
Na langdurige hulpverlening in het vrijwillige kader bij de opvoeding en verzorging, hetgeen uiteindelijk niet tot voldoende resultaat heeft geleid, is de ondertoezichtstelling uitgesproken en zijn de minderjarigen uit huis geplaatst. Gelet op de persoonlijke problematiek van de moeder en de gedragsproblemen van de minderjarigen wordt een terugplaatsing bij de moeder niet in het belang van de ontwikkeling van de minderjarigen geacht. Ook plaatsing bij de vader is thans niet aan de orde. Verlenging van de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing is dan ook noodzakelijk.
De moeder heeft ingestemd met het verzochte, althans heeft zich niet tegen toewijzing daarvan verzet.
Mr. Harmankaya heeft namens de vader verweer gevoerd, welk verweer hierna – voor zover nodig – zal worden besproken.

Beoordeling

Van de zijde van Bureau Jeugdzorg zijn ter zitting de verzoeken gehandhaafd. Meegedeeld is dat de minderjarigen sub 2 en 3 zich goed ontwikkelen bij de pleegouders. Zij hebben structuur en regelmaat nodig. Voor de individuele problematiek van de minderjarigen is en wordt extra hulpverlening geregeld. Aangegeven is voorts dat de minderjarige sub 1 recent in het gezin van haar tante moederszijde is geplaatst en dat het de bedoeling is dat zij aldaar tot haar zelfstandigheid zal verblijven. De tante heeft zich door het volgen van cursussen en trainingen goed voorbereid op de komst van de minderjarige sub 1 en samen met haar tante zal de minderjarige een GGZ-traject gaan volgen. Ook is er intensieve pleegzorgbegeleiding geregeld.
Meegedeeld is voorts dat het perspectief van de minderjarigen niet bij de ouders ligt.
Er wordt een verzoek tot een verderstrekkende maatregel voorbereid.
De moeder, wiens mogelijkheden door het Haags Ambulatorium zijn onderzocht, heeft dit inmiddels geaccepteerd. De vader niet. Bureau Jeugdzorg ziet echter geen mogelijkheden om de vader de minderjarige te laten opvoeden en verzorgen.
Uit de observaties tijdens de begeleide bezoeken is gebleken dat de vader weinig inzicht heeft in de speciale problematiek van de minderjarigen. Ook benadert hij de minderjarigen niet leeftijdsadequaat, heeft hij moeite met het stellen van regels en lijkt hij niet over voldoende opvoedingsvaardigheden te beslissen.
De bezoeken van de minderjarigen met de vader of de moeder, die inmiddels onbegeleid plaatsvinden, zullen - aldus Bureau Jeugdzorg - worden gecontinueerd.
De moeder heeft ter zitting meegedeeld dat zij natuurlijk het liefste zelf voor haar kinderen wil zorgen, dan wel dit door een familielid te laten doen, maar dat het - als dit niet kan - belangrijk is dat de minderjarigen in een veilige omgeving opgroeien.
De moeder heeft voorts aangegeven het jammer te vinden dat de bezoeken met de minderjarigen zo kort duren.
Mr. Harmankaya heeft namens de vader geen afwijzing van de verzoeken bepleit, maar wel aangegeven dat de vader op termijn graag zelf voor de minderjarige zou willen zorgen en hij het dan ook zou waarderen als er onderzoek naar zijn opvoedvaardigheden zou worden gedaan, net als bij de moeder heeft plaatsgevonden.
De vader zou voorts de minderjarigen wel eens alle drie tegelijk willen zien.
De pleegouders hebben desgevraagd beaamd dat het goed gaat met de minderjarigen
sub 2 en 3, dat zij ieder hun eigen manier van doen hebben en thans hulp nodig hebben bij hun sociaal-emotionele ontwikkeling.
De kinderrechter is, gelet op hetgeen uit het dossier en ter terechtzitting naar voren is gekomen, van oordeel dat de in artikel 1:254, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek genoemde gronden voor ondertoezichtstelling nog aanwezig zijn en dat het noodzakelijk is de ondertoezichtstelling te verlengen als verzocht.
Voorts is de kinderrechter van oordeel dat de in artikel 1:261, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek genoemde gronden voor een machtiging tot uithuisplaatsing nog aanwezig zijn. Daarbij overweegt de kinderrechter in het bijzonder dat het in het belang van de ontwikkeling van de minderjarigen is dat hun huidige plaatsing wordt gecontinueerd, zeker nu deze plaatsingen perspectiefbiedend zijn en een verderstrekkende maatregel zal worden verzocht.
De kinderrechter geeft Bureau Jeugdzorg in overweging de opvoedingsvaardigheden van de vader nog eens nader te onderzoeken en ook de bezoekregeling met de minderjarigen eens te bezien, met name of er een mogelijkheid bestaat dat de vader de minderjarigen ook alle drie tegelijk kan zien.
Derhalve zal als volgt worden beslist.

Beslissing

De kinderrechter:
verlengt de ondertoezichtstelling van de minderjarigen van 23 augustus 2014 tot 23 augustus 2015 met behoud van de Stichting Bureau Jeugdzorg Haaglanden, zijnde een stichting zoals bedoeld in artikel 1, eerste lid, van de Wet op de jeugdzorg,
en
verlengt de aan de Stichting Bureau Jeugdzorg Haaglanden verleende machtiging de minderjarigen gedurende dag en nacht uit huis te plaatsen van 23 augustus 2014 tot
23 augustus 2015, zijnde de duur van de ondertoezichtstelling, zulks ter effectuering van de aangehechte indicatiebesluiten d.d. 27 juni 2014;
verklaart deze beslissing uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gegeven door mr. J.G.J. Brink, kinderrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 18 augustus 2014 in tegenwoordigheid van mr. M.M. de Witte als griffier.
Van deze beschikking kan hoger beroep worden ingesteld binnen
drie maandenna de dag van de uitspraak door indiening van een beroepschrift bij de griffie van het Gerechtshof Den Haag.