In deze zaak heeft eiseres, een Oekraïense nationaliteit bezittende vrouw, op 15 januari 2014 beroep ingesteld tegen een besluit van de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, dat haar aanvraag voor een verblijfsdocument op basis van artikel 9 van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000) had afgewezen. De aanvraag was gedaan om rechtmatig verblijf bij haar partner, een Letse man, die een eigen klussenbedrijf had gestart. De staatssecretaris had in het bestreden besluit overwogen dat de partner van eiseres niet over voldoende middelen van bestaan beschikte, waardoor eiseres niet in aanmerking kwam voor verblijf in Nederland.
De rechtbank heeft op 5 juni 2014 de zaak behandeld, waarbij eiseres werd bijgestaan door haar gemachtigde en de staatssecretaris werd vertegenwoordigd door zijn gemachtigde. Tijdens de zitting is het onderzoek gesloten. Eiseres stelde dat haar partner als zelfstandige moest worden beschouwd en dat hij voldoende middelen van bestaan had om hen beiden te onderhouden. De rechtbank heeft overwogen dat de staatssecretaris ondeugdelijk had gemotiveerd dat de partner van eiseres niet over voldoende bestaansmiddelen beschikte. De rechtbank oordeelde dat de staatssecretaris niet had aangetoond dat de partner van eiseres niet als zelfstandige kon worden aangemerkt en dat de persoonlijke omstandigheden van de betrokkenen niet in de beoordeling waren meegenomen.
De rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard, het bestreden besluit vernietigd en de staatssecretaris opgedragen een nieuw besluit te nemen met inachtneming van de uitspraak. Tevens is de staatssecretaris veroordeeld tot betaling van de proceskosten en het griffierecht aan eiseres. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep binnen vier weken na verzending van de uitspraak.