ECLI:NL:RBDHA:2014:10605

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
26 augustus 2014
Publicatiedatum
26 augustus 2014
Zaaknummer
817132-14
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Twaalf maanden celstraf voor diefstal en mensenhandel met minderjarigen

De rechtbank Den Haag heeft op 26 augustus 2014 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een 49-jarige man, die werd beschuldigd van diefstal en mensenhandel met minderjarigen. De verdachte werd veroordeeld tot twaalf maanden onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor zijn rol in een woninginbraak in Wassenaar, waarbij hij zijn twee minderjarige neven, die op dat moment 12 en 14 jaar oud waren, had betrokken. Op 10 januari 2014 had de verdachte de jongens naar de woning gereden en hen opdracht gegeven om in te breken. De jongens forceerden een raam en namen een iPod en sieraden mee. Een oplettende buurtbewoner alarmeerde de politie, die de jongens en de verdachte kort daarna aanhield. De rechtbank oordeelde dat de verdachte niet alleen medeplichtig was aan de inbraak, maar deze ook had medegepleegd, gezien zijn actieve rol in het vervoeren van de jongens en het rondrijden in de buurt van de inbraak. Daarnaast werd de verdachte schuldig bevonden aan mensenhandel, omdat hij misbruik had gemaakt van de kwetsbare positie van de jongens, die geen Nederlands spraken en onbekend waren in Nederland. De rechtbank benadrukte dat de verdachte zijn neefjes had misbruikt voor zijn eigen financieel gewin, wat leidde tot schade en onveiligheidsgevoelens bij het slachtoffer van de inbraak. De rechtbank legde een onvoorwaardelijke gevangenisstraf op, waarbij rekening werd gehouden met het strafblad van de verdachte, dat meerdere veroordelingen voor diefstal bevatte.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Strafrecht
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 09/817132-14
Datum uitspraak: 26 augustus 2014
Tegenspraak
(Promis)
De rechtbank Den Haag heeft op de grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de door de politierechter naar de meervoudige kamer verwezen zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum 1] 1965 te [geboorteplaats],
adres: [adres 4],
thans gedetineerd in het [p.i.].

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek is gehouden ter terechtzitting van de politierechter van 3 april 2014 en ter terechtzitting van de meervoudige kamer van 21 mei 2014 en 12 augustus 2014.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie
mr. S.M. van der Kallen en van hetgeen door de raadsman van verdachte mr. A.S. van der Biezen, advocaat te Den Bosch, en door de verdachte naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 10 januari 2014 te Wassenaar, in elk geval in Nederland,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het
oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in/uit een woning (gelegen aan
[adres 2]) heeft weggenomen een Ipod en/of een of meerdere
sieraad/sieraden, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan
[slachtoffer], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of
zijn mededader(s), zulks na zich de toegang tot de plaats van het misdrijf te
hebben verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik te
hebben gebracht door het verbreken/forceren van een raam (in de woonkamer),
althans door middel van braak en/of verbreking en/of inklimming;
subsidiair, indien het vorenstaande niet tot een bewezenverklaring en/of een
veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
[minderjarige 1] en/of [minderjarige 2], althans één of meerdere perso(o)n(en)
op of omstreeks 10 januari 2014 te Wassenaar, in elk geval in Nederland,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het
oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in/uit een woning (gelegen aan
[adres 2]) heeft/hebben weggenomen een Ipod en/of een of meerdere
sieraad/sieraden, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan
[slachtoffer], in elk geval aan een ander of anderen dan aan die [minderjarige 1]
en/of [minderjarige 2] en/of zijn mededader(s), zulks na zich de
toegang tot de plaats van het misdrijf te hebben verschaft en/of de/het weg te
nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik te hebben gebracht door het
verbreken/forceren van een raam (in de woonkamer), althans door middel van
braak en/of verbreking en/of inklimming,
bij het plegen van welk misdrijf verdachte toen en daar opzettelijk behulpzaam
is geweest door toen en daar opzettelijk die [minderjarige 1] en/of [minderjarige 2]
, althans die perso(o)n(en) met zijn, verdachtes, auto van en/of naar
die woning (gelegen aan [adres 2]) heeft gebracht/vervoerd;
2.
hij op 10 januari 2014 te Wassenaar en/of elders in Nederland een of meer
ander(en), genaamd/zich noemende [minderjarige 2] (geboortedatum [geboortedatum 2])
en/of [minderjarige 1] (geboortedatum [geboortedatum 3])
heeft vervoerd en overgebracht, met het oogmerk van uitbuiting van die [minderjarige 2]
en/of [minderjarige 1] terwijl die [minderjarige 2] en/of [minderjarige 1]
de leeftijd van achttien jaren nog niet had(den) bereikt (sub 2),
en/of die [minderjarige 2] en/of [minderjarige 1] onder een van de onder artikel 273f
lid 1 sub 1 genoemde omstandigheden (te weten: door misbruik van uit
feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht en/of door misbruik van een
kwetsbare positie) enige handeling heeft ondernomen waarvan hij wist of
redelijkerwijs moest vermoeden dat die [minderjarige 2] en/of [minderjarige 1]
zich daardoor beschikbaar zou(den) stellen tot het verrichten van arbeid of
diensten (sub 4),
immers heeft verdachte die [minderjarige 2] en/of [minderjarige 1] naar
Wassenaar vervoerd en/of overgebracht en aldaar die [minderjarige 2] en/of
[minderjarige 1] tezamen en in vereniging laten inbreken in een woning gelegen
aan de [adres 2], althans die [minderjarige 2] en/of [minderjarige 1]
naar Wassenaar vervoerd en/of overgebracht alwaar die [minderjarige 2] en/of
[minderjarige 1] tezamen en in vereniging hebben ingebroken in een woning
gelegen aan de [adres 2], en/of heeft hij, verdachte, met diens auto in de (directe)
omgeving van [adres 2] verbleven, ten einde die [minderjarige 2]
en/of die [minderjarige 1] vanaf de plaats van het misdrijf te kunnen vervoeren en/of
heeft hij, verdachte, die [minderjarige 2] en/of [minderjarige 1] de
beschikking gegeven over inbraakwerktuig.

3.Bewijsoverwegingen

3.1
Inleiding [1]
Over de hierna te noemen feiten, waarvan onderdelen in de tenlastelegging zijn terug te vinden, heeft ter terechtzitting geen discussie plaatsgevonden. De rechtbank is van oordeel dat deze feiten als vaststaand kunnen worden aangemerkt en dat de tenlastelegging in zoverre wettig en overtuigend kan worden bewezen. De rechtbank grondt dat oordeel op de redengevende inhoud van de bewijsmiddelen waarnaar in de voetnoten is verwezen.
Op 10 januari 2014 heeft tussen 13.30 uur en 14:05 uur een inbraak plaatsgevonden in de woning gelegen aan de [adres 2] te Wassenaar. Daarbij zijn van [slachtoffer] een iPod en meerdere sieraden gestolen. [2] De daders hadden zich toegang tot de woning verschaft door een raam aan de achterzijde van de woning te forceren en te verbreken. [3]
Getuige [getuige] heeft verklaard dat zij op 10 januari 2014 omstreeks 13.30 een witte auto met een niet-Nederlands kenteken, met daarin drie personen, op de [adres 2] en in de directe omgeving daarvan zag rondrijden en stilstaan. Zij heeft de politie daarvan op de hoogte gesteld. [4]
Na voornoemde melding zijn omstreeks 13.49 uur vlakbij de plaats van de inbraak twee jongens aangehouden. Deze jongens noemden zich [minderjarige 1] en [minderjarige 2]. [minderjarige 1] had kort voor zijn aanhouding een zakje met sieraden weggegooid. [minderjarige 2] had bij zijn aanhouding sieraden in zijn zak. [5] Al deze sieraden waren eigendom van [slachtoffer]. [6] [minderjarige 1] en [minderjarige 2] zijn bij onherroepelijk geworden vonnis van de kinderrechter in deze rechtbank van 4 februari 2014 veroordeeld voor deze inbraak.
Verdachte heeft [minderjarige 1] en [minderjarige 2] omstreeks het tijdstip van de inbraak afgezet, vlakbij de locatie van het delict, en is daarna in de buurt rondjes blijven rijden. [7] Agenten zagen verdachte omstreeks 14.05 in zijn witte auto (voorzien van een buitenlands kenteken) over de [adres 2] rijden en hebben hem vervolgens aangehouden.
De vragen waarvoor de rechtbank zich ziet gesteld zijn of verdachte als medepleger dan wel als medeplichtige van de woninginbraak kan worden aangemerkt en of verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan mensenhandel.
3.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd dat de rechtbank het eerste feit, primair, en het tweede feit wettig en overtuigend bewezen zal verklaren.
3.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak bepleit van beide ten laste gelegde feiten. Daartoe heeft hij aangevoerd dat de identiteit (waaronder de leeftijd) van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] niet is vastgesteld. Ook overigens blijkt verdachtes betrokkenheid bij de inbraak niet; hij heeft beide jongens enkel een lift gegeven. Subsidiair kan uitsluitend de medeplichtigheid van verdachte bij de inbraak worden bewezen, gelet op zijn beperkte rol. Specifiek ten aanzien van feit 2 (mensenhandel) heeft de raadsman nog aangevoerd dat niet kan worden vastgesteld dat verdachte enige activiteit heeft ondernomen om de jongens te laten inbreken, en dat evenmin blijkt dat het profijt van de inbraak (mede) aan verdachte zou toekomen. Derhalve kan geen oogmerk op de uitbuiting van de jongens worden bewezen. Voor zover de rechtbank van oordeel mocht zijn dat verdachte op bepaalde punten leugenachtig heeft verklaard, maakt dat het vorenstaande niet anders.
3.4
De beoordeling van de tenlastelegging
Algemeen
Identiteit van [minderjarige 1] en [minderjarige 2]
[minderjarige 1] heeft verklaard dat hij op [geboortedatum 3] te Straatsburg (Frankrijk) is geboren. Hij woont samen met zijn neef [minderjarige 2], met wie hij is opgepakt, bij zijn oma in Luik. Sinds drie of vier dagen is hij samen met deze neef in Nederland en verblijft hij zonder zijn ouders, samen met zijn neef bij zijn oom en tante in [plaats]. Deze oom heeft de bijnaam [betrokkene 1] en de tante de bijnaam [betrokkene 2]. Het adres van zijn tante weet hij niet. Hij kent Wassenaar omdat zijn neef vertelde dat er een stad is die zo heet. [8]
[minderjarige 2] heeft verklaard dat hij op [geboortedatum 2] in Duitsland is geboren, in België woont, en Frans spreekt. Hij verstaat geen Nederlands en kan het evenmin lezen. Hij is voor het eerst in Nederland en verblijft bij zijn tante. Hij weet niet hoe de straat heet waar hij verblijft. Hij was ten tijde van zijn aanhouding voor het eerst in Wassenaar. [9] Uit onderzoek naar de vingerafdrukken van [minderjarige 2] blijkt dat hij in België geregistreerd staat als [minderjarige 2], geboren op [geboortedatum 2] in Duitsland. [minderjarige 2] staat zowel onder de naam [minderjarige 2] als onder de naam [minderjarige 2] geregistreerd in de Belgische informatiesystemen. [10] Beide jongens zijn steeds door tussenkomst van een tolk in het Frans gehoord.
De rechtbank stelt op grond van het voorgaande vast dat [minderjarige 1] en [minderjarige 2] voldoende identificeerbaar zijn voor de beoordeling van de tenlastelegging, namelijk als de jongens die de inbraak op vorenomschreven wijze hebben gepleegd.
In het licht van het voorgaande stelt de rechtbank voorts vast dat deze [minderjarige 1] en [minderjarige 2] ten tijde van de inbraak respectievelijk 12 en 14 jaar oud waren, dat zij op dat moment voor het eerst in Nederland verbleven en de omgeving – met name ook Wassenaar – niet kenden, terwijl zij evenmin de Nederlandse taal machtig waren.
Relatie tussen [minderjarige 1], [minderjarige 2] en verdachte
[minderjarige 1] heeft verklaard dat hij en zijn neef bij zijn oom [betrokkene 1] en tante [betrokkene 2] in [plaats] verbleven. Oom [betrokkene 1] heeft hen op 10 januari 2014 naar Wassenaar gereden. Een van de kinderen van oom [betrokkene 1] heet [betrokkene 3], aldus [minderjarige 1]. [11]
Verdachte is bij de Belgische politie bekend onder 33 aliassen, waaronder [verdachte]. [12] De vrouw van verdachte heet [betrokkene 7] en op het adres waar zij en verdachte wonen, de [adres 4] te [plaats], staan nog acht andere personen ingeschreven met de achternaam [achternaam]. Één van die ingeschrevenen is [betrokkene 3], die ook als [betrokkene 3] bekend is [13] . Verdachte heeft een zoon die [betrokkene 3] heet.
Op 13 januari 2014 belde [betrokkene 3] naar de politie met de mededeling dat zijn vader, verdachte, samen met zijn neven [minderjarige 2] en [betrokkene 4] sinds 10 januari 2014 werd vermist. Zijn vader en neefjes verbleven (de rechtbank begrijpt: tot 10 januari 2014) bij [betrokkene 3] aan de [adres 3] in [plaats] (de rechtbank begrijpt [adres 4], nu er in [plaats] geen [adres 3] ligt), aldus [betrokkene 3]. [14]
Uit onderzoek blijkt dat de telefoon die op 10 januari 2014 bij verdachte in beslag is genomen, in de periode voorafgaand aan de woninginbraak tussen 21 december en 31 december 2013 en op 9 januari 2014 contact heeft gehad met de telefoon die bij [minderjarige 2] in beslag is genomen. [15]
Op grond van het voorgaande staat naar het oordeel van de rechtbank vast dat [minderjarige 1], [minderjarige 2] en verdachte familie van elkaar zijn en dat [minderjarige 1] en [minderjarige 2] in de dagen voorafgaand aan en van de woninginbraak in het huis van verdachte verbleven.
Ongeloofwaardige en kennelijk leugenachtige verklaringen van verdachte
Verdachtes standpunt dat hij [minderjarige 1] en [minderjarige 2] niet kent is, gelet op de door de rechtbank hiervoor vastgestelde familierelatie en het verblijf van de jongens in de woning van verdachte leugenachtig.
Verdachte heeft voorts wisselend verklaard over de reden van zijn bezoek aan Wassenaar op 10 januari 2014. Verdachte heeft eerst verklaard dat hij in Wassenaar was om zijn collega [betrokkene 5] in het asielzoekerscentrum te bezoeken. [16] Zoals hiervoor al is geconstateerd, is uit onderzoek gebleken dat verdachte
zelfdeze naam bezigt. Daarmee ter terechtzitting geconfronteerd, verklaarde verdachte dat hij niet op bezoek ging bij [betrokkene 5], maar bij [betrokkene 6]. Wat daarvan ook zij; uit onderzoek is gebleken dat zich in de omgeving waar verdachte in zijn auto heeft rondgereden en waar hij is aangetroffen geen asielzoekerscentrum bevindt, laat staan dat daar ene [betrokkene 6] zou verblijven. Uit onderzoek is, integendeel, gebleken dat de bij verdachte inwonende zoon [betrokkene 3] gebruik maakt van deze naam. [17] Gelet op deze omstandigheden is de rechtbank van oordeel dat het volstrekt ongeloofwaardig is dat verdachte in de buurt van de plaats van de inbraak reed om ‘een vriend’ – hoe deze in de wisselende verklaringen van verdachte ook moge heten – in ‘een asielzoekerscentrum’ te bezoeken.
Vast staat dat verdachte kort vóór de inbraak [minderjarige 1] en [minderjarige 2] in zijn auto heeft vervoerd. Bij zijn aanhouding heeft verdachte daarover verklaard dat hij twee mannen in zijn auto had vervoerd die hem de weg naar het asielzoekerscentrum zouden hebben gewezen. [18] Later heeft verdachte verklaard dat hij vanuit [plaats] alleen naar Wassenaar was gereden. De volgende dag heeft verdachte bij de politie verklaard dat hij twee zwarte, Engels sprekende, naar het hem leek Pakistaanse mannen van een jaar of 25 en 27 een lift had gegeven. [19] Vervolgens heeft verdachte, nadat hij ermee geconfronteerd was dat er sporen van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] bij hem in de auto waren aangetroffen en foto’s van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] aan verdachte waren getoond, erkend dat dit de personen waren die hij direct voorafgaand aan zijn aanhouding een lift had gegeven. [20] De rechtbank constateert daarmee dat verdachte eveneens wisselend en ten dele leugenachtig heeft verklaard over de personen die hij heeft vervoerd.
Verdachte heeft verder ontkend dat hij telefonisch contact heeft gehad met [minderjarige 2] en hij heeft ter terechtzitting verklaard dat hij ten tijde van zijn aanhouding geen telefoon bij zich had; die zou hij thuis zijn vergeten. Zoals hiervoor al is overwogen zijn er evenwel meerdere telefonische contacten vastgesteld tussen verdachte en [minderjarige 2], zodat de rechtbank de verklaring van verdachte dat hij die contacten niet heeft gehad - mede gelet op de vastgestelde familierechtelijke relatie en de verblijfplaats van [minderjarige 2] - ongeloofwaardig acht. Tenslotte constateert de rechtbank dat verdachte ter terechtzitting onwaar heeft verklaard over de locatie van zijn telefoon, aangezien die niet bij hem thuis is aangetroffen, maar bij hem zelf, na zijn aanhouding [21] .
Feit 1: de woninginbraak
Uit het vorenstaande volgt dat verdachte zijn twee minderjarige neefjes van destijds twaalf en veertien jaar oud, die geen Nederlands (maar, voor zover relevant, slechts Frans) spraken en niet bekend waren in Nederland, laat staan in Wassenaar, per auto heeft vervoerd naar een villawijk in Wassenaar. Kort nadat zij daar door verdachte waren afgezet hebben zij daar een woninginbraak gepleegd, waarbij onder meer sieraden zijn buitgemaakt, terwijl verdachte in de buurt van de inbraak is blijven rondrijden in zijn auto. Tegelijkertijd moet worden geoordeeld dat verdachtes verklaringen omtrent zijn bezoek aan Wassenaar, het meenemen van de jongens en het rondrijden in de buurt van de plaats van het delict, leugenachtig zijn en met geen ander doel afgelegd dan om de werkelijke reden van zijn reis naar Wassenaar te verhullen.
Gelet hierop leidt de rechtbank uit de bewijsmiddelen af dat verdachte [minderjarige 1] en [minderjarige 2] naar Wassenaar heeft vervoerd met het doel om hen een woninginbraak te laten plegen en dat hij daar rondreed om de jongens weer terug te brengen nadat de inbraak was gepleegd.
De door de jongens en verdachte beoogde rol van laatstgenoemde bij de inbraak is naar het oordeel van de rechtbank niet beperkt gebleven tot het enkele vervoeren van [minderjarige 1] en [minderjarige 2]. In dit verband geldt dat de jongens vrijwel uitsluitend (dames)sieraden hebben gestolen en daar dus klaarblijkelijk naar op zoek zijn geweest, terwijl dergelijke goederen naar algemene ervaringsregels niet door jongens van die leeftijd worden gedragen of begeerd. Bovendien zijn dergelijke goederen weliswaar in het algemeen waardevol, maar voor kinderen die geen Nederlands spreken en zich in een onbekende omgeving bevinden, is het – eveneens naar algemene ervaringsregels – moeilijk, zo niet onmogelijk, om deze zonder hulp van een volwassene die de taal spreekt om te zetten in geld of goederen van hun gading (de jongens hebben verklaard dat zij inbraken om een treinkaartje te kunnen kopen).
Gelet hierop gaat de rechtbank ervan uit dat het de bedoeling van verdachte en de jongens is geweest om de bij de inbraak te stelen goederen aan verdachte over te dragen om ze (al dan niet te hunnen behoeve) te gelde te maken. Gelet op de jonge leeftijd van de jongens en hun onbekendheid met de Nederlandse taal en omgeving moet verdachte een cruciale schakel zijn geweest voor het welslagen van de woninginbraak en – daaruit voortvloeiend – het te gelde maken van het gestolene. Daarmee is sprake geweest van een nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en de twee jongens. De rechtbank is dan ook van oordeel dat verdachte niet slechts medeplichtig is aan de inbraak, maar deze heeft medegepleegd.
De rechtbank zal feit 1 dienovereenkomstig bewezen verklaren.
Feit 2: mensenhandel
In de tenlastelegging wordt verdachte verweten dat hij zich op twee manieren schuldig heeft gemaakt aan mensenhandel, te weten overtreding van artikel 273f, eerste lid, sub twee van het Wetboek van Strafrecht (Sr) en van artikel 273f, eerste lid, onder vier, van het Wetboek van Strafrecht. Of sprake is van mensenhandel zoals bedoeld in artikel 273f, eerste lid, sub twee Sr wordt bepaald aan de hand van drie elementen, te weten 1) een aantal feitelijke handelingen, waaronder het vervoeren van een ander; 2) het oogmerk van uitbuiting van de ander en 3) de minderjarige leeftijd van de ander. Of er sprake is van mensenhandel zoals bedoeld in artikel 273f, eerste lid, sub vier, Sr wordt bepaald aan de hand van twee elementen, te weten 4) een aantal dwangmiddelen, 5) waardoor die ander zich beschikbaar stelt voor het verrichten van diensten.
Op grond van hetgeen ten aanzien van feit 1 reeds is overwogen stelt de rechtbank vast dat verdachte twee minderjarigen heeft vervoerd teneinde hen een woninginbraak te laten (mede)plegen, terwijl zij gezien de relevante omstandigheden van het geval ten opzichte van verdachte in een kwetsbare en afhankelijke positie verkeerden door hun familierelatie met verdachte, hun leeftijd, en hun onbekendheid met de omgeving en taal van het land waar zij voor het eerst, en nog maar kort, verbleven. Dat verdachte met zijn handelen profijt beoogde, volgt reeds uit de vaststelling dat hij als medepleger van de inbraak moet worden aangemerkt.
Deze omstandigheden brengen naar het oordeel van de rechtbank mee dat verdachte de jongens onder het maken van misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht en het maken van misbruik van hun kwetsbare positie heeft vervoerd teneinde hen een dienst te laten verrichten, waarbij verdachte het oogmerk had de jongens uit te buiten, één en ander als bedoeld in artikel 273f, lid 1 Sr.
Dit alles leidt tot de conclusie dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan beide gevallen van mensenhandel die in de tenlastelegging zijn opgenomen (273f, lid 1 onder twee en vier Sr). De rechtbank zal feit 2 dienovereenkomstig bewezen verklaren.
Beslissing op het verzoek om [minderjarige 1] en [minderjarige 2] als getuigen te doen horen
De verdediging heeft verzocht om [minderjarige 1] en [minderjarige 2] als getuigen te doen horen. De rechtbank heeft dit verzoek tijdens de terechtzitting van 21 mei 2014 toegewezen. Tijdens de terechtzitting van 12 augustus 2014 is gebleken dat het niet gelukt is om [minderjarige 1] en [minderjarige 2] als getuigen te horen omdat zij onvindbaar waren. Gelet op de omstandigheid dat [minderjarige 1] en [minderjarige 2] neven van verdachte zijn en hij geen aanknopingspunten heeft willen of kunnen verstrekken op basis waarvan zijn neven zouden kunnen worden gevonden (hoewel hij daartoe toch de meest gerede persoon was), is het niet aannemelijk dat [minderjarige 1] en [minderjarige 2] binnen aanvaardbare termijn gehoord kunnen worden. De rechtbank wijst het verzoek om [minderjarige 1] en [minderjarige 2] als getuigen te horen daarom af.
3.5
De bewezenverklaring
De rechtbank verklaart bewezen – zulks met verbetering van eventueel in de tenlastelegging voorkomende type- en taalfouten, door welke verbetering de verdachte niet in de verdediging is geschaad – dat verdachte:
1.
op
of omstreeks10 januari 2014 te Wassenaar
, in elk geval in Nederland,
tezamen en in vereniging met
een ander ofanderen
, althans alleen,met het
oogmerk van wederrechtelijke
toe-eigeningin/uit een woning (gelegen aan
de[adres 2]) heeft weggenomen een
iPoden
/of een of meerdere
sieraad/sieraden
, in elk geval enig goed, geheel of ten deletoebehorende aan
[slachtoffer]
, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of
zijn mededader(s),zulks na zich de toegang tot de plaats van het misdrijf te
hebben verschaft
en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik te
hebben gebrachtdoor het verbreken/forceren van een raam
(in de woonkamer),
althans door middel van braak en/of verbrekingen
/ofinklimming;
2.
op 10 januari 2014 te Wassenaar
en/of elders in Nederland een of meer
ander
(en
), genaamd/zich noemende [minderjarige 2] (geboortedatum [geboortedatum 2])
en
/of[minderjarige 1] (geboortedatum [geboortedatum 3])
heeft vervoerd
en overgebracht, met het oogmerk van uitbuiting van die [minderjarige 2]
en
/of[minderjarige 1], terwijl die [minderjarige 2] en
/of[minderjarige 1]
de leeftijd van achttien jaren nog niet had
(den
)bereikt
(sub 2),
en
/of
die [minderjarige 2] en/of [minderjarige 1]onder een van de onder artikel 273f
lid 1 sub 1 genoemde omstandigheden (te weten: door misbruik van uit
feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht en
/ofdoor misbruik van een
kwetsbare positie) enige handeling heeft ondernomen waarvan hij wist of
redelijkerwijs moest vermoeden dat die [minderjarige 2] en
/of[minderjarige 1]
zich daardoor beschikbaar zou
(den
)stellen tot het verrichten van arbeid of
diensten
(sub 4),
immers heeft verdachte die [minderjarige 2] en
/of[minderjarige 1] naar
Wassenaar vervoerd
en/of overgebrachten aldaar
die [minderjarige 2] en/of
[minderjarige 1] tezamen en in vereniging laten inbreken in een woning gelegen
aan de [adres 2], althans die [minderjarige 2] en/of [minderjarige 1]
naar Wassenaar vervoerd en/of overgebrachtalwaar die [minderjarige 2] en
/of
[minderjarige 1] tezamen en in vereniging hebben ingebroken in een woning
gelegen aan de [adres 2]
,en
/of
heeft hij, verdachte, met diens auto in de
(directe
)omgeving van de
[adres 2] verbleven, teneinde die [minderjarige 2] en
/ofdie [minderjarige 1]
vanaf de plaats van het misdrijf te kunnen vervoeren
en/of
heeft hij, verdachte, die [minderjarige 2] en/of [minderjarige 1] de
beschikking gegeven over inbraakwerktuig.

4.De strafbaarheid van de feiten

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Dit levert de in de beslissing genoemde strafbare feiten op.

5.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is eveneens strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft bij requisitoir gevorderd dat verdachte ter zake van de door haar bewezen geachte feiten 1 primair en 2 zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van vijftien maanden, waarvan vijf maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren met aftrek van de dagen dat verdachte in voorarrest heeft gezeten.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft geen strafmaatverweer gevoerd.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Na te melden straf is in overeenstemming met de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
In het bijzonder heeft de rechtbank het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zijn 12 en 14-jarige neefjes mee naar een woning in Wassenaar genomen om samen met hen een woninginbraak te plegen. Hij liet zijn neefjes inbreken terwijl hij in de buurt bleef om hen na de inbraak weer mee te kunnen nemen. De neefjes van verdachte waren afhankelijk van verdachte omdat zij minderjarig waren, in het buitenland woonachtig zijn, voor het eerst in Nederland waren, geen Nederlands spreken en tijdelijk bij verdachte verbleven. Verdachte heeft daarmee misbruik gemaakt van zijn overwicht als oom en van de kwetsbare positie van zijn neefjes. Verdachte is geheel aan de belangen van zijn neefjes voorbij gegaan, en heeft voor zijn eigen financieel gewin de integriteit van zijn neefjes geschonden. Verdachtes handelen heeft bovendien geleid tot schade en andere overlast bij het slachtoffer van de inbraak; verder plegen inbraken als de onderhavige bij de slachtoffers gevoelens van onveiligheid te veroorzaken. Verdachte heeft er ter terechtzitting geen blijk van gegeven dat hij enig inzicht heeft in de ernst van zijn gedragingen. Hij heeft, integendeel, keer op keer leugenachtige verklaringen afgelegd om zijn betrokkenheid te maskeren. De rechtbank rekent dit alles verdachte aan.
De rechtbank heeft acht geslagen op het uittreksel van de Justitiële Documentatie van
5 maart 2014 waaruit volgt dat verdachte een omvangrijk strafblad heeft. In de vijf jaar voorafgaand aan de door hem gepleegde misdrijven is verdachte meerdere malen veroordeeld wegens diefstal in vereniging.
De rechtbank heeft verder kennisgenomen van het besluit van de Staatssecretaris van Justitie d.d. 22 januari 2014 waarin staat dat verdachte een ernstige bedreiging vormt voor de openbare orde of de openbare veiligheid en dat hem een inreisverbod voor 10 jaren wordt opgelegd. [22]
Gelet op het voorgaande ziet de rechtbank geen aanleiding om verdachte, zoals gevorderd, een voorwaardelijk strafdeel op te leggen. De rechtbank acht een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van na te noemen duur passend.

8.De inbeslaggenomen goederen

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de op de lijst van inbeslaggenomen voorwerpen
(de beslaglijst, die als bijlage aan dit vonnis is gehecht) onder 1, 2, 4, 5, 8 tot en met 12 en 15 genummerde voorwerpen zullen worden verbeurdverklaard en dat de onder 3, 6, 7, 13 en 14 genummerde voorwerpen zullen worden teruggegeven aan de verdachte.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit dat de inbeslaggenomen goederen aan verdachte dienen te worden teruggeven.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Verbeurdverklaring
De rechtbank zal het op de beslaglijst onder 1 genummerde voorwerp, verbeurdverklaren. Dit voorwerp is voor verbeurdverklaring vatbaar, aangezien dit voorwerp aan verdachte toebehoort en met behulp van dit voorwerp de onder 1 primair en 2 bewezenverklaarde feiten zijn begaan of voorbereid.
Onttrekking aan het verkeer
De rechtbank zal de op de beslaglijst onder 3, 6, 7, 13 en 14 genummerde voorwerpen onttrekken aan het verkeer. Deze voorwerpen zijn voor onttrekking aan het verkeer vatbaar, aangezien deze aan de verdachte toebehorende voorwerpen bij gelegenheid van het onderzoek naar de door hem begane feiten zijn aangetroffen, terwijl de voorwerpen kunnen dienen tot het begaan of de voorbereiding van soortgelijke feiten.
Teruggave
Nu het belang van de strafvordering zich daartegen niet verzet, zal de rechtbank de teruggave aan verdachte gelasten van de op de beslaglijst onder 2, 4, 5, 8 tot en met 12 en 15 genummerde voorwerpen.

9.De toepasselijke wetsartikelen

De op te leggen straffen zijn gegrond op de artikelen:
33, 33a, 36b, 36d, 57, 273f en 311 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

10.De beslissing

De rechtbank,
verklaart wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte de bij dagvaarding onder 1 primair en onder 2 tenlastegelegde feiten heeft begaan en dat het bewezenverklaarde uitmaakt:
ten aanzien van feit 1:
diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak en inklimming;
ten aanzien van feit 2:
mensenhandel, terwijl de persoon ten aanzien van wie het feit wordt gepleegd de leeftijd van achttien jaren nog niet heeft bereikt, meermalen gepleegd;
verklaart het bewezen verklaarde en de verdachte deswege strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
veroordeelt de verdachte tot:
een gevangenisstraf voor de duur van
twaalf(12) MAANDEN;
bepaalt dat de tijd, door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;
ten aanzien van de inbeslaggenomen goederen:
verklaart verbeurd het op de beslaglijst onder 1 genummerde voorwerp, te weten:
1.00 STK Personenauto [nr] FIAT;
verklaart onttrokken aan het verkeer de op de beslaglijst onder 3, 6, 7, 13 en 14 genummerde voorwerpen, te weten:
  • 1.00 STK Handschoen Kl:zwart
  • 1.00 STK Schroevendraaier Kl:geel
  • 1.00 STK Zaklamp Kl:zilver
  • 1.00 STK Handschoen Kl:groen
  • 1.00 STK Zaklamp Kl:zilver
gelast de teruggave aan verdachte van de op de beslaglijst onder 2, 4, 5, 8 tot en met 12 en 15 genummerde voorwerpen, te weten:
  • 1.00 FLS Frisdrank K1:zilver REDBULL
  • 1.00 FLS Frisdrank VRUCHTENSAP leeg
  • 1.00 FLS Frisdrank leeg
  • 1.00 FLS Frisdrank Kl:rood COCA COLA
  • 1.00 FLs Frisdrank Kl:zilver RED BULL
  • 1.00 STK Beker Koffie
  • 1.00 FLS Frisdrank Kl:zilver RED BULL
  • 1.00 STK Beker koffie
  • 1.00 STK Telefoontoestel Kl:blauw SAMSUNG.
Dit vonnis is gewezen door
mr. E. Rabbie, voorzitter,
mrs. T.L. Fernig - Rocour en E.A. Lensink, rechters
in tegenwoordigheid van mr. B. Schaafsma, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 26 augustus 2014.
Bijlage
Beslaglijst
1. STK Personenauto [nr]
FIAT
2 1.00 FLS Frisdrank Kl:zilver
REDBULL
3 1.00 STK Handschoen Kl:zwart
4 1.00 FLS Frisdrank
VRUCHTENSAP leeg
5 1.00 FLS Frisdrank
leeg
6 1.00 STK Schroevedraaier Kl:geel
7 1.00 STK Zaklamp Kl:zilver
-
8 1.00 FLS Frisdrank Kl:rood
COCA COLA
9 1.00 FLS Frisdrank Kl:zilver
RED BULL
10 1.00 STK Beker
Koffie
11 1.00 FLS Frisdrank Kl:zilver
RED BULL
12 1.00 STK Beker
Koffie
13 1.00 STK Handschoen Kl:groen
-
14 1.00 STK Zaklamp Kl:zilver
-
15 1.00 STK Telefoontoestel Kl:blauw
SAMSUNG

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een ambtsedig proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door (een) daartoe bevoegde opsporingsambtena(a)r(en). Waar wordt verwezen naar dossierpagina’s, betreft dit de pagina’s van het proces-verbaal met het nummer PL15J1-2014007030, van de regiopolitie Haaglanden, met bijlagen (doorgenummerd p. 1 t/m 447).
2.Proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer] van 10 januari 2014 met bijlage, p. 102 e.v.
3.Proces-verbaal van sporenonderzoek van 14 januari 2014, p. 219.
4.Proces-verbaal van het verhoor van getuige [getuige], p. 105 en p. 106.
5.Proces-verbaal van aanhouding [minderjarige 1] van 10 januari 2014, p. 60 e.v.
6.Proces-verbaal van bevindingen van 10 januari 2014, p. 112 en 113
7.Proces-verbaal van de terechtzitting van 12 augustus 2014, verklaring van verdachte.
8.Proces-verbaal van de terechtzitting van de kinderrechter in de zaak tegen [minderjarige 1] van 4 februari 2014 en Proces-verbaal van verhoor verdachte [minderjarige 1] van 10 januari 2014, p. 70 e.v.
9.Proces-verbaal van verhoor verdachte [minderjarige 2] van 11 januari 2014, p. 94 e.v. en Proces-verbaal (strafrechtelijke) minderjarige van 11 januari 2014, p. 99 e.v.
10.Proces-verbaal van 16 mei 2014, p. 340.
11.Proces-verbaal van de terechtzitting van de kinderrechter in de zaak tegen [minderjarige 1] van 4 februari 2014.
12.Proces-verbaal SIENA informatie België van 24 juni 2014, p. 438 tot en met p. 442.
13.Proces-verbaal GBA [adres 4] te [plaats] van 11 juni 2014, p. 365 e.v.
14.Proces-verbaal van bevindingen van 23 januari 2014, p. 200.
15.Proces-verbaal van bevindingen van 24 januari 2014, p. 204 en Proces-verbaal van vordering verstrekking verkeersgegevens mobiele telefonie van 22 januari 2014, p. 214.
16.Proces-verbaal van verhoor [verdachte] van 10 januari 2014, p. 49.
17.Proces-verbaal GBA [adres 4] te [plaats] van 11 juni 2014, p. 365.
18.Proces-verbaal van aanhouding [verdachte] van 10 januari 2014, p. 39.
19.Proces-verbaal van verhoor [verdachte] van 11 januari 2014, p. 54 e.v.
20.Proces-verbaal van verhoor [verdachte] van 24 januari 2014, p. 169.
21.Proces-verbaal van kennisgeving van inbeslagneming, p. 21.
22.P. 328.