Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
Vonnis van 20 augustus 2014
[A],
De procedure
- de dagvaarding van 11 maart 2013 tegen de eerste rolzitting van 27 maart 2013, met de producties 1 t/m 19 van [A];
- de conclusie van antwoord in conventie en van eis in reconventie van 19 juni 2013, met de producties 1 t/m 26 van de projectontwikkelaars;
- het comparitievonnis van 3 juli 2013 en de beschikking van 12 juli 2013 van de rechtbank;
- de op 17 september 2013 ter civiele griffie ontvangen conclusie van antwoord in reconventie en de producties 20 t/m 27 van [A];
- de op 24 september 2013 ter civiele griffie ontvangen producties 27 en 28 van de projectontwikkelaars;
- het door de rechtbank opgemaakte proces-verbaal van de comparitie van partijen van 1 oktober 2013;
- de conclusie van repliek in conventie en van aanvullend antwoord in reconventie van 8 januari 2014, met de producties 28 t/m 32 van [A];
- de conclusie van dupliek in conventie met intrekking van de eis in reconventie van 2 april 2014, met productie 33 van de projectontwikkelaars.
De vaststaande feiten
het appartementsrecht, omvattende de bevoegdheid tot het uitsluitend gebruik van de woning met parkeerplaatsen, bouwnummer[nummer x], gelegen nabij de [straat] te [woonplaats], kadastraal bekend gemeente [woonplaats], [sectie], nummerA-4, groot circa368 m2, uitmakende hetachtentwintig/vierhonderd negenendertigsteaandeel in de gemeenschap.”
“als deelgerechtigde (…) verkrijger van (…) het achtentwintig/vierhonderd negenendertigste aandeel in de gemeenschap”kort gezegd opdracht gegeven aan Bouw- en Aannemersbedrijf [B] BV voornoemd (een zustervennootschap van de gedaagde 1 [B] & [C] Projectontwikkeling BV) om het in die aannemingsovereenkomst nader omschreven
“gebouw met aanhorigheden, waarvan het/de door de verkrijger gekochte appartementsrecht(en) een aandeel uitmaakt/uitmaken, (af) te bouwen (…)”voor een in tien termijnen door [A] te betalen aanneemsom van in totaal € 400.710,- incl. BTW. In artikel 12 van de overeenkomst is bouwarbitrage bij geschillen overeengekomen. Artikel 16 bevat een soortgelijke bepaling over het
“onverbrekelijk geheel”als artikel 25 lid 1 van de koopovereenkomst (zie rov. 2.1).
“het appartementsrecht (bouwnummer [nummer x]), omvattende de bevoegdheid tot het uitsluitend gebruik van een woning met twee parkeerplaatsen in de parkeergarage, kadastraal bekend gemeente [woonplaats], [sectie], nummer [nummer 1], uitmakende het achtentwintig vierhonderdnegenentwintigste onverdeeld aandeel in de gemeenschap, bestaande uit een perceel grond met een daarop te stichten gebouw aan de [straat] te [woonplaats] (…)”.In deze transportakte van 21 september 2007 is ook vermeld en bepaald dat bij op 23 juli 2007 ingeschreven akte van splitsing in appartementsrechten is opgericht de vereniging van eigenaars “Vereniging van Eigenaren De [VVE]” (hierna te noemen “de VVE [VVE]”).
‘de afgelopen maanden”niet schriftelijk op de hoogte is gehouden
“van de voortgang inzake de saneringswerkzaamheden in uw tuin”.Door bijsluiting van kopie van drie eerdere brieven hebben de projectontwikkelaars pas toen en aldus [A] alsnog in hoofdlijnen schriftelijk geïnformeerd over de door de projectontwikkelaars in opdracht van de provincie Zuid-Holland nog te nemen aanvullende saneringsmaatregelen in en nabij (ook) de voortuin van [A], met vermelding van de globale achtergronden en de planning van die noodzakelijke extra bodemsanering na de bouw. Benadrukt is daarbij wel dat de aangetroffen restverontreiniging in bodem en grondwater op relatief grote diepte zit en dat de zogenaamde leeflaag schoon is, zodat er geen gezondheidsrisico’s (zouden) zijn. Aan [A] wordt verzocht daarom nog niet te beginnen met de aanleg van haar voortuin totdat de extra saneringswerkzaamheden na de bouw op kosten van de projectontwikkelaars zijn afgerond. Ter compensatie van het
“ongemak voor de bewoners”is bij de brief van 24 november 2009 als
“attentie”bijgesloten een set cadeaubonnen ter waarde van € 250,-.
“slechts tijdelijk”heeft ingericht in afwachting van de meetresultaten en de bevindingen van de Provincie Zuid-Holland na die extra bodemsanering door de projectontwikkelaars van maart 2010.
“definitief”hebben ingericht (zie de eerste foto van productie 21 van [A] en vergelijk de voorgaande rov. 2.8).
De vorderingen en geschilpunten
in conventiesamengevat dat de rechtbank voor recht zal verklaren dat er sprake is van wanprestatie en verzuim aan de zijde van de projectontwikkelaars omdat het verkochte niet beantwoordt aan de overeenkomst (en) omdat de garantiebepalingen van artikel 6 van de koopovereenkomst niet zijn nagekomen. Voorts vordert zij de projectontwikkelaars te veroordelen
“tot het volledig, deugdelijk en tijdig nakomen van hun monitoringsverplichting, zoals vastgelegd in de Tussentijdse evaluatie bodemsanering restverontreiniging [adres 5 t/m 11] te [woonplaats] d.d. 8 oktober 2013 en met inachtneming van de voorwaarden die zijn gesteld in de brief van de Provincie Zuid-Holland aan [B] & [C] d.d. 21 november 2013 en tot het daadwerkelijk, deugdelijk en met voortvarendheid verrichten van nadere saneringswerkzaamheden en/of het treffen van andere maatregelen indien de monitoring daartoe aanleiding geeft.”Ook vordert [A] in conventie veroordeling van de twee projectontwikkelaars, hoofdelijk dan wel ieder voor de helft, tot betaling van de contractuele boete uit artikel 21 lid 2 van de koopovereenkomst van
“€ 26.714,- per dag met ingang van 18 februari 2010, zijnde derhalve per 1 januari 2013 (1048 dagen) een bedrag ad € 27.996.272,-, tot op de dag der algehele voldoening aan de verplichtingen als bedoeld onder 2 en 3 hierboven, althans een zodanig bedrag als de rechtbank in goede justitie zal vermenen te behoren.”Tenslotte vordert [A] de twee projectontwikkelaars, hoofdelijk dan wel ieder voor de helft, te veroordelen
“tot vergoeding van de door [A] geleden en nog te lijden materiële en immateriële schadevergoeding als gevolg van de toerekenbare tekortkoming als bedoeld onder 1 en 2 hierboven, voor zover de door [A] geleden en nog te lijden schade de onder 4 toe te wijzen boete overschrijdt”, met nevenvorderingen.
In reconventiehebben de twee projectontwikkelaars gevorderd dat de rechtbank [A] zal veroordelen tot betaling aan de projectontwikkelaars van € 40.071,- voor de onbetaald gelaten factuur van de zesde bouwtermijn, vermeerderd met 7% contractuele rente met ingang van 20 oktober 2008 en overige nevenvorderingen. Na de door [A] gevoerde verweren (zie nader rov. 5.1) hebben de projectontwikkelaars hun vordering in reconventie bij hun laatste schriftelijke conclusie van 2 april 2014 ingetrokken.
€ 28 miljoen en dus impliciet ook tegen de relatief zeer forse hiervoor vastgestelde boete van in beginsel ruim € 1,5 miljoen hebben de projectontwikkelaars diverse verweren gevoerd, waaronder een beroep op
“nietigheid”wegens dwaling en een uitgebreid matigingsverweer. Naar het oordeel van de rechtbank slagen die verweren op de hierna volgende wijze niet geheel maar wel grotendeels. Na het redelijkerwijs vereiste eigen onderzoek en beraad voorafgaand aan, bij en na het sluiten van deze koopovereenkomst zou naar het oordeel van de rechtbank ook voor de hoog opgeleide koopster [A] redelijkerwijs duidelijk moeten zijn geworden dat in de door de betrokken projectnotaris en/of bedrijfsjuristen van de projectontwikkelaars opgestelde en/of gecontroleerde koopovereenkomst meerdere (in de woorden van mr. Van der Mersch mild uitgedrukt)
“onvolkomenheden”zijn geslopen en blijven staan, waaronder een evidente vergissing ten aanzien van de contractuele boete van maar liefst 10 % per verzuimdag in plaats van de in de contractpraktijk volstrekt gebruikelijke 0,3 % per verzuimdag van de koopprijs. Ook afgezet tegen de relatief beperkte aard en omvang van de onderhavige wanprestatie en afgezet tegen de voor het appartementsrecht betaalde koop- en aanneemsom plus de relatief beperkte civielrechtelijke schade voor [A] (waarover hierna in rov. 4.13 meer), moet de voornoemde contractuele boete van € 1.522.698,- in dit geval naar het oordeel van de rechtbank op de voet van wetsartikel 6:230 lid 2 BW worden gewijzigd en/of op de voet van wetsartikel 6:94 BW worden gematigd tot de gebruikelijke 0,3 % per verzuimdag en dus tot 57 dagen x € 801,42 per dag, dat is in totaal € 45.680,94. Aldus beslist de rechtbank over het tweede kerngeschil van partijen.
(€ 45.680,94 : 2 =) € 22.840,47 per gedaagde, uitvoerbaar bij voorraad zoals gevorderd. Rente daarover is niet gevorderd en dus reeds daarom niet toewijsbaar. Het meer of anders gevorderde in conventie zal worden afgewezen.
De beoordeling in reconventie
De beslissingen
€ 22.840,47(dat is de ene helft van de door de gedaagde twee projectontwikkelaars in totaal verschuldigde contractuele boete van € 45.680,94);
€ 22.840,47(dat is de andere helft van de door de gedaagde twee projectontwikkelaars in totaal verschuldigde contractuele boete van € 45.680,94);
€ 1.788,-voor haar forfaitaire proceskosten in reconventie;