In deze zaak heeft eiseres, een BV, bezwaar gemaakt tegen de ongegrondverklaring van haar aangiften belasting van personenauto’s en motorrijwielen (Bpm) door de inspecteur van de Belastingdienst. De eiseres heeft op verschillende data tussen 10 december 2010 en 23 februari 2012 aangiften gedaan voor de registratie van 51 personenauto’s uit het buitenland. De inspecteur heeft op 2 juli 2012 de uitspraken op de 51 bezwaarschriften van eiseres gecombineerd, waarbij een deel van de bezwaren gegrond en een deel ongegrond is verklaard. Eiseres heeft hiertegen beroep ingesteld, dat door de rechtbank is gesplitst in 51 afzonderlijke zaken.
Tijdens de zitting op 26 juni 2014 heeft eiseres, vertegenwoordigd door haar gemachtigde en een getuige, bevestigd dat er geen geschil meer bestaat over de hoogte van de verschuldigde belasting. De rechtbank heeft vastgesteld dat eiseres geen gronden heeft aangevoerd tegen de ongegrondverklaring van haar bezwaar. Dit heeft geleid tot de conclusie dat eiseres geen belang heeft bij een uitspraak over de rechtmatigheid van het bestreden besluit, aangezien er geen schade is geleden door het bestreden besluit.
Op basis van deze overwegingen heeft de rechtbank de beroepen van eiseres niet-ontvankelijk verklaard. De uitspraak is gedaan door rechter mr. E. Kouwenhoven, in aanwezigheid van griffier mr. R.J. de Jong, en is openbaar uitgesproken op 7 augustus 2014.