ECLI:NL:RBDHA:2014:1022
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van beroep wegens termijnoverschrijding door detentie gemachtigde
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 28 januari 2014 uitspraak gedaan in een belastingkwestie tussen eiser, [X], en de inspecteur van de Belastingdienst/Belastingen, kantoor [te P]. Eiser had bezwaar gemaakt tegen een aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen voor het jaar 2008, waarbij een belastbaar inkomen van € 70.000 was vastgesteld. De inspecteur had de aanslag verminderd, maar de boete gehandhaafd. Eiser stelde dat hij pas na de beroepstermijn op de hoogte was geraakt van de aanslag en de uitspraak op bezwaar, omdat zijn gemachtigde gedetineerd was. De rechtbank oordeelde dat de brief van 12 juni 2012, waarin het bezwaar deels gegrond werd verklaard, als een geldige uitspraak op bezwaar moet worden beschouwd. De rechtbank concludeerde dat de beroepstermijn op 13 juni 2012 was ingegaan en dat de nadere aangifte van eiser ver buiten deze termijn was ingediend. De rechtbank oordeelde dat de gedetineerdheid van de gemachtigde geen verschoonbare reden was voor de termijnoverschrijding, aangezien de gemachtigde maatregelen had moeten treffen om aan zijn verplichtingen te voldoen. Daarom werd het beroep niet-ontvankelijk verklaard. De rechtbank wees ook op het feit dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar uitgesproken en partijen hebben de mogelijkheid om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij het gerechtshof Den Haag.