ECLI:NL:RBDHA:2014:10219

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
7 augustus 2014
Publicatiedatum
18 augustus 2014
Zaaknummer
C-09-451740- HA RK 13-487
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek tot vaststelling van het Nederlanderschap op basis van erkenning

In deze zaak hebben verzoekers, [A] en [B], beiden wonende in Ghana, verzocht om vaststelling van hun Nederlandse nationaliteit. Zij stellen dat zij zijn geboren op [geboortedatum] 1993 in [geboorteplaats] en dat zij op 5 oktober 2010 zijn erkend door de heer [C], die op dat moment de Nederlandse nationaliteit bezat. De verzoekers voeren aan dat zij op grond van artikel 4 lid 4 van de Rijkswet op het Nederlanderschap door deze erkenning Nederlander zijn geworden.

De Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND) heeft echter gerede twijfel geuit over de identiteit van de verzoekers, met name over hun geboortedatum en -plaats. De IND betwist dat verzoekers tijdens hun minderjarigheid zijn erkend en stelt dat er onvoldoende bewijs is dat zij door erkenning het Nederlanderschap hebben verkregen. De officier van justitie heeft zich aangesloten bij het standpunt van de IND.

De rechtbank heeft de procedure gevolgd en op 15 mei 2014 een mondelinge behandeling gehouden. Tijdens deze zitting zijn de verzoekers en hun advocaat, mr. S.S. Jangali, verschenen, evenals de vertegenwoordiger van de IND, mr. drs. C.J. Cappon. De rechtbank heeft de ingediende stukken en de verklaringen van de betrokkenen zorgvuldig bestudeerd.

De rechtbank concludeert dat er gerede twijfel bestaat over de geboortedatum en -plaats van verzoekers. De geboorteakten zijn verlaat geregistreerd en de geboorten konden niet worden getraceerd in de ziekenhuisregisters. Ook de verklaringen van de betrokkenen bieden onvoldoende bewijs. Gezien deze twijfels kan niet worden vastgesteld dat verzoekers zijn erkend tijdens hun minderjarigheid en dat zij daardoor het Nederlanderschap hebben verkregen. De rechtbank wijst het verzoek af.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK DEN HAAG

Team handel
zaaknummer / rekestnummer: C/09/451740 / HA RK 13-487
Beschikking van 7 augustus 2014
in de zaak van

1.[A],

2.
[B],
beiden wonende te [woonplaats], Ghana,
verzoekers,
advocaat mr. S.S. Jangali te Amsterdam,
tegen
DE STAAT DER NEDERLANDEN
(Ministerie van Veiligheid en Justitie,
Imigratie- en Naturalisatiedienst),
zetelende te Den Haag,
belanghebbende, verder te noemen: de IND,
vertegenwoordigd door mr. drs. C.J. Cappon.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het op 27 september 2013 ingekomen verzoekschrift,
- de brieven van mr. Jangali van 13 mei 2014 en 14 juni 2014,
- de brieven van de IND van 12 februari 2014 en 28 mei 2014,
- de brieven van de officier van justitie van 10 maart 2014 en 20 maart 2014.
1.2.
De mondelinge behandeling van het verzoekschrift heeft plaatsgevonden op 15 mei 2014. Verschenen zijn Mr. Jangali namens verzoekers, vergezeld van de heer [C] en zijn dochter, die zich hebben laten bijstaan door de tolk de heer [tolk], en mr. drs. Cappon namens de IND. De officier van justitie heeft schriftelijk te kennen gegeven geen behoefte te hebben aan een mondelinge behandeling.

2.Het verzoek en het standpunt van de IND

2.1.
Verzoekers verzoeken de rechtbank vast te stellen dat zij de Nederlandse nationaliteit bezitten. Zij voeren daartoe aan dat zij op [geboortedatum] 1993 te [geboorteplaats] (Ghana) zijn geboren en dat zij op 5 oktober 2010 ten overstaan van de ambtenaar van de burgerlijke stand te Amsterdam zijn erkend door de heer [C]. Ten tijde van de erkenning bezat [C] de Nederlandse nationaliteit. Het biologisch vaderschap van de heer [C] over de minderjarigen is middels rapporten van 25 november 2010 aangetoond. Nu verzoekers tijdens hun minderjarigheid zijn erkend door een Nederlander die zijn biologisch vaderschap binnen een jaar na de erkenning heeft aangetoond, zijn verzoekers op grond van artikel 4 lid 4 van de Rijkswet op het Nederlanderschap door erkenning Nederlander geworden.
2.2.
De IND stelt zich op het standpunt dat er gerede twijfel bestaat over de identiteit van verzoekers, onder andere met betrekking tot hun geboorteplaats en geboortedatum c.q. leeftijd. Niet kan worden vastgesteld dat verzoekers tijdens hun minderjarigheid zijn erkend en, waardoor evenmin vast staat dat zij door erkenning het Nederlanderschap hebben verkregen. De IND is daarom van mening dat het verzoek moet worden afgewezen.
2.3.
De officier van justitie heeft zich aangesloten bij het advies van de IND.

3.De beoordeling

3.1.
Blijkens de bij het verzoekschrift overgelegde fotokopieën van de geboorteakten – te weten de certified copies of entry in register of births, waarvan entry no. [1] is afgegeven ten name van [A] en entry no. [2] ten name van [B] – zijn verzoekers geboren op [geboortedatum] 1993 in het [ziekenhuis] in [geboorteplaats] als kind van mevrouw [D] en [C]. Als informant staat op de aktes vermeld [D]. De geboorten zijn verlaat geregistreerd op 12 augustus 2004. Gelet op het feit dat de geboortes eerst in 2004 zijn geregistreerd, kan daaraan geen vaststaand bewijs worden ontleend van de stelling van verzoekers dat zij zijn geboren op [geboortedatum] 1993 te [geboorteplaats].
3.2.
In het kader van de aanvraag van een Nederlands paspoort ten behoeve van verzoekers heeft een drietal verificatieonderzoeken plaatsgevonden, onder meer bij het [ziekenhuis], waar verzoekers volgens de geboorteakten zijn geboren. De geboorte van verzoekers kon echter niet in de ziekenhuisregisters worden getraceerd. Evenmin kon worden vastgesteld dat mevrouw [D] daar op [geboortedatum] 1993 is bevallen. Het betreffende ‘Delivery Book’ verkeert weliswaar in slechte staat en bij het eerste onderzoek ontbrak de pagina van december 1993 waarop de geboorten van verzoekers zou kunnen staan, maar in een later onderzoek is vastgesteld dat ondanks sommige los geraakte pagina’s alle relevante pagina’s in de periode dat verzoekers zouden zijn geboren zijn gevonden en in ordners zijn opgenomen. Tijdens dat laatste onderzoek is tevens vastgesteld dat andere registers waaruit de geboorte van verzoekers op [geboortedatum] 1993 en/of de aanwezigheid van [D] zou kunnen blijken eveneens beschikbaar waren. De rechtbank gaat er daarom vanuit dat in het ziekenhuis de registers compleet aanwezig waren. Nu desondanks verzoekers noch [D] traceerbaar blijken, bestaat er naar het oordeel van de rechtbank gerede twijfel over de geboortedatum en –plaats van verzoekers. Daarbij geldt overigens dat ook niet vaststaat dat verzoekers daadwerkelijk afstammen van [D].
3.3.
De door verzoekers overgelegde kopieën van de baby forms nemen deze twijfel niet weg. De rechtbank overweegt daartoe dat deze formulieren niet zijn voorzien van een stempel of een handtekening van het ziekenhuis waaruit de echtheid, en met name de afgiftedatum, valt af te leiden. Het ziekenhuis heeft weliswaar verklaard dat de betreffende baby forms echt lijken, maar dat niet met stelligheid kan worden beweerd dat zij van een officiële bron afkomstig zijn aangezien de inhoud wegens het ontbreken van de geboortegegevens van verzoekers in de ziekenhuisregisters niet kan worden bevestigd. Om die reden kan naar het oordeel van de rechtbank ook aan de overgelegde growth charts geen vaststaand bewijs worden ontleend met betrekking tot de geboortedatum en –plaats van verzoekers.
3.4.
Uit hetgeen verzoekers met betrekking tot de door verzoekers bezochte scholen hebben aangevoerd en uit de daartoe overgelegde stukken is de geboortedatum van verzoekers evenmin onomstotelijk komen vast te staan. Naar het oordeel van de rechtbank bestaat er onvoldoende duidelijkheid met betrekking tot de door verzoekers bezochte scholen. Zo hebben verzoekers aangegeven dat zij in de periode 2000 – 2006 de Ebenezer International Preparatory School hebben bezocht en vervolgens tot 2010 de Chia L/A JHS-Chia. In een verificatieonderzoek is echter – onder meer – naar voren gekomen dat de Ebenezer International Preparatory School in de periode 2002 – 2004 was gesloten. Dit laatste is door verzoekers niet weersproken, althans die schoolperiode is onvoldoende nader verklaard. Voorts valt uit het door verzoekers overgelegde Register of Admission niet op te maken op welke school deze betrekking heeft en of de daarin opgenomen informatie juist is. Verder neemt de rechtbank in aanmerking dat in het kader van een verificatieonderzoek, dat plaats vond binnen twee jaar nadat de verzoekers de school zouden hebben verlaten, medewerkers van de Chia L/A JHS-Chia verzoekers – een tweeling – niet hebben kunnen identificeren op naam noch op foto. De stelling van verzoekers daaromtrent dat bij een grote transfer van docenten in het betreffende gebied alle leraren en staf van Chia L/A JHS-Chia zijn vervangen, welke stelling de IND heeft bestreden, hebben verzoekers niet met stukken onderbouwd.
3.5.
De rechtbank overweegt verder dat de overgelegde verklaringen van mevrouw [E], mevrouw [D], de heer [F] en de heer [C] geen bewijs van de geboortedatum van verzoekers leveren. Immers niet staat vast dat [D] de biologische moeder van verzoekers is.
3.6.
Nu er gerede twijfel bestaat over de geboortedatum en –plaats van verzoekers kan niet worden vastgesteld dat verzoekers zijn erkend tijdens hun minderjarigheid en door erkenning het Nederlanderschap hebben verkregen. Het verzoek zal daarom worden afgewezen.

4.De beslissing

De rechtbank wijst het verzoek af.
Deze beschikking is gegeven door mr. G.H.I.J. Hage, mr. M.E. Groeneveld-Stubbe en mr. J. Brandt en in het openbaar uitgesproken op 7 augustus 2014. [1]

Voetnoten

1.type: 201