Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
[naam eiser sub 1] eiser sub 1
de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, verweerder.
Procesverloop
Overwegingen
Beslissing
.De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 10 juli 2014.
Rechtbank Den Haag
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 10 juli 2014 uitspraak gedaan in een geschil over de afwijzing van verblijfsvergunningen voor een gezin van Libanese nationaliteit. De staatssecretaris van Veiligheid en Justitie had de aanvragen van de eisers afgewezen op basis van het beleid dat voortvloeit uit artikel 1F van het Vluchtelingenverdrag, dat van toepassing is op de vader van eiser sub 1. De voorzieningenrechter oordeelde dat de staatssecretaris terecht had gesteld dat er een contra-indicatie bestond voor het verlenen van verblijfsvergunningen aan de eisers, omdat de vader van eiser sub 1 als een gevaar voor de openbare orde werd beschouwd. De eisers voerden aan dat het handelen van hun vader hen niet kon worden toegerekend, maar de voorzieningenrechter oordeelde dat deze stelling onvoldoende was om het beleid als onredelijk te beschouwen.
De voorzieningenrechter overwoog verder dat de eisers niet in aanmerking kwamen voor de gevraagde verblijfsvergunningen, omdat zij niet beschikten over een geldige machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) en niet voldeden aan de voorwaarden van de Overgangsregeling en de Definitieve regeling. De voorzieningenrechter concludeerde dat de staatssecretaris bij de beoordeling van de aanvragen rekening had gehouden met de belangen van de kinderen, maar dat de gedragingen van gezinsleden gevolgen konden hebben voor het hele gezin. De voorzieningenrechter wees erop dat het beleid van de staatssecretaris een legitiem doel diende en dat het onderscheid tussen kinderen met criminele antecedenten en kinderen zonder deze antecedenten gerechtvaardigd was.
Uiteindelijk verklaarde de voorzieningenrechter het beroep van de eisers ongegrond en wees het verzoek om een voorlopige voorziening af. De uitspraak benadrukt de strikte toepassing van het vreemdelingenbeleid in Nederland, vooral in gevallen waar criminele antecedenten van gezinsleden een rol spelen.