ECLI:NL:RBDHA:2014:10098
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van het beroep tegen het voortduren van de bewaring
In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag op 29 april 2014 uitspraak gedaan in een procedure waarbij de eiser, geboren in 1979 en van Surinaamse nationaliteit, beroep had ingesteld tegen het voortduren van zijn bewaring. Het beroep was ingediend op 11 april 2014, maar de rechtbank constateerde dat dit beroep prematuur was, aangezien er al eerder een beroep was ingediend op 5 april 2014, dat nog niet was behandeld. De gemachtigde van de eiser, mr. A.M.I. Spauwen, had erkend dat het vervolgberoep prematuur was en had toegezegd dit in te trekken, maar deed dit uiteindelijk niet. Hierdoor moest de rechtbank onterecht het beroep beoordelen.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de gemachtigde geen redenen heeft gegeven om het prematuur ingediende beroep te handhaven. Hoewel de rechtbank geen aanleiding zag om de gemachtigde te veroordelen in de proceskosten wegens kennelijk onredelijk gebruik van procesrecht, heeft zij de gemachtigde wel gewezen op het risico dat dit in de toekomst mogelijk kan gebeuren. De rechtbank heeft vervolgens geconcludeerd dat, aangezien er ten tijde van het indienen van het beroep van 11 april 2014 nog geen uitspraak was gedaan op het eerdere beroep, het nieuwe beroep niet-ontvankelijk verklaard moest worden. Dit betekent dat er geen schadevergoeding kon worden toegekend aan de eiser.
De beslissing van de rechtbank was als volgt: het beroep werd niet-ontvankelijk verklaard en het verzoek om schadevergoeding werd afgewezen. Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep open.