ECLI:NL:RBDHA:2014:1006

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
29 januari 2014
Publicatiedatum
29 januari 2014
Zaaknummer
09/818467-13
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor gijzeling en lichamelijk letsel door ex-partner

Op 29 januari 2014 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een man die zijn ex-vrouw in mei 2013 gijzelde in haar eigen woning. De verdachte heeft zijn voormalig echtgenote langer dan een uur van haar vrijheid beroofd, wat resulteerde in een ernstige situatie waarbij het slachtoffer uit het raam sprong en een open botbreuk opliep. De rechtbank oordeelt dat dit een ernstig feit is, maar houdt rekening met de omstandigheden waaronder het gebeurde. De verdachte had geen eerdere strafbare feiten op zijn naam staan en er was geen vrees voor herhaling. Hierdoor legt de rechtbank een taakstraf op van 120 uur, in plaats van de door het Openbaar Ministerie geëiste 150 uur. De rechtbank motiveert deze beslissing door te verwijzen naar de verklaring van het slachtoffer, die aangaf andere uitwegen te hebben gezien dan uit het raam te springen. De rechtbank heeft ook het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis opgeheven. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer van de rechtbank, bestaande uit drie rechters, en is openbaar uitgesproken.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG
Strafrecht
Meervoudige kamer
Parketnummer 09/818467-13
Datum uitspraak: 29 januari 2014

(Verkort vonnis)

De rechtbank Den Haag, rechtdoende in strafzaken, heeft het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:

[verdachte],

wonende te [adres]
geboren op[geboortedag] 1958 te [geboorteplaats] (Ghana).

De terechtzitting.

Het onderzoek is gehouden ter terechtzitting van 15 januari 2014.
De verdachte, bijgestaan door zijn raadsman mr. Sytema, advocaat te Den Haag, is ter terechtzitting verschenen en gehoord.
De officier van justitie mr. C.M. Offers heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het hem ten laste gelegde wordt veroordeeld tot een taakstraf voor 150 uren, subsidiair 75 dagen hechtenis, met aftrek van de tijd in voorarrest doorgebracht, alsmede een gevangenisstraf voor de duur van drie maanden, geheel voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren. De officier van justitie heeft gevorderd dat de rechtbank het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis zal opheffen.

De tenlastelegging.Aan de verdachte is - na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting - ten laste gelegd dat:

hij in of omstreeks de periode van 29 mei 2013 tot en met 30 mei 2013 te 's-Gravenhage opzettelijk [slachtoffer] wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd en/of beroofd gehouden, met dat opzet:
- de deur van de woonkamer van de woning van die [slachtoffer] met een sleutel
heeft afgesloten en/of
- de sleutel van die woonkamerdeur bij zich heeft gehouden en/of
- voor de deur van die woonkamer heeft gestaan en/of
- die [slachtoffer] door het huis is gevolgd en/of
- ( meermalen) een raam en/of balkondeur dicht heeft gedaan (zodat die [slachtoffer] daardoor niet kon vertrekken) en/of
- die [slachtoffer] meermalen (met kracht) aan de kleding heeft getrokken en/of
- met die [slachtoffer] heeft geworsteld/gevochten en/of vervolgens
- die [slachtoffer] (met kracht) op een bed heeft geduwd althans als gevolg waarvan die [slachtoffer] op het bed is gevallen,
(waardoor en/of waarna die [slachtoffer] uit een raam van die woning is gesprongen) ten gevolge waarvan die [slachtoffer] zwaar lichamelijk letsel (te weten een open botbreuk) heeft bekomen;
art 282 lid 2 wetboek van strafrecht
art 282 lid 1 Wetboek van Strafrecht

De bewijsmiddelen.

De rechtbank grondt haar overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
In die gevallen waarin de wet aanvulling van het vonnis vereist met de bewijsmiddelen, dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, zal zulks plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit vonnis zal worden gehecht.

De bewezenverklaring.

Door de voormelde inhoud van vorenstaande bewijsmiddelen - elk daarvan, ook in zijn onderdelen, gebruikt voor het bewijs van datgene waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft - staan de daarin genoemde feiten en omstandigheden vast. Op grond daarvan acht de rechtbank bewezen en is zij tot de overtuiging gekomen dat de verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan, met dien verstande, dat de rechtbank bewezen acht - zulks met verbetering van eventueel in de tenlastelegging voorkomende type- en taalfouten, door welke verbetering de verdachte niet in de verdediging is geschaad - de inhoud van de tenlastelegging, te weten dat verdachte:
in de periode van 29 mei 2013 tot en met 30 mei 2013 te Den Haag opzettelijk [slachtoffer] wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd en beroofd gehouden, met dat opzet:
- de deur van de woonkamer van de woning van die [slachtoffer] met een sleutel
heeft afgesloten en
- de sleutel van die woonkamerdeur bij zich heeft gehouden en
- voor de deur van die woonkamer heeft gestaan en
- die [slachtoffer] door het huis is gevolgd en
- die [slachtoffer] meermalen met kracht aan de kleding heeft getrokken en
- met die [slachtoffer] heeft geworsteld en
- die [slachtoffer] op een bed heeft geduwd,
waarna die [slachtoffer] uit een raam van die woning is gesprongen ten gevolge waarvan die [slachtoffer] zwaar lichamelijk letsel (te weten een open botbreuk) heeft bekomen;

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde en van de verdachte.

Het bewezenverklaarde is volgens de wet strafbaar, aangezien er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. De verdachte is deswege strafbaar, nu er evenmin feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

Strafmotivering.

Na te melden straf is in overeenstemming met de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Voorts wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zijn voormalige echtgenote vanwege een ruzie over geld langer dan een uur van haar vrijheid beroofd. Dit is een ernstig feit. In de eerste plaats voor het slachtoffer, dat zich niet in vrijheid kon bewegen in haar eigen woning. Daarnaast kan een dergelijk feit ook gevoelens van onveiligheid oproepen in de samenleving. Mede door het handelen van verdachte heeft het slachtoffer zwaar lichamelijk letsel opgelopen. Zij is uit het raam gesprongen en heeft daardoor een open botbreuk opgelopen. Als verdachte zijn voormalige echtgenote niet van haar vrijheid had beroofd, was dit niet gebeurd. De rechtbank rekent deze afloop verdachte dan ook aan en laat niet onvermeld dat verdachte heeft gezien dat zij na haar sprong gewond op straat lag, maar buiten van een afstand naar haar heeft gekeken en in plaats van zich om haar te bekommeren rondjes in zijn auto is gaan rijden. Anders dan de officier van justitie is de rechtbank echter van oordeel dat dit letsel niet volledig in de straf tot uitdrukking behoeft te komen. Het slachtoffer zelf zag immers ook nog andere uitwegen dan uit het raam te springen, blijkens haar verklaring, namelijk de politie te bellen. Haar inschatting was dat zij geen letsel op zou lopen door uit het raam te springen, omdat dit raam niet erg hoog was. De rechtbank zal dan ook een enigszins lagere taakstraf opleggen dan door de officier van justitie gevorderd. Uit het dossier en uit het onderzoek ter terechtzitting blijkt ten slotte niet dat er gevreesd moet worden voor herhaling. Daarbij weegt mee dat verdachte niet eerder met justitie in aanraking is gekomen. De rechtbank ziet daarom geen reden om naast een taakstraf ook een voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen.
De rechtbank zal het bevel tot voorlopige hechtenis opheffen.

De toepasselijke wetsartikelen.

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen:
- 9, 22c, 22d, 282 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

Beslissing.

De rechtbank,
verklaart wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan en dat het bewezenverklaarde uitmaakt:

Opzettelijk iemand wederrechtelijk van de vrijheid beroven/beroofd houden

verklaart het bewezenverklaarde en de verdachte deswege strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
veroordeelt de verdachte tot:
een taakstraf, bestaande uit het verrichten van onbetaalde arbeid, voor de tijd van
120 UREN;
beveelt, voor het geval dat de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, dat vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de tijd van
60 DAGEN;
beveelt dat de tijd, door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de taakstraf geheel in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;
bepaalt de maatstaf volgens welke de aftrek overeenkomstig artikel 27 Wetboek van Strafrecht zal geschieden op 2 uren per dag;
heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte.
Dit vonnis is gewezen door
mrs E.J. van As, voorzitter,
E.C.M. Bouman en D.M. Thierry, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. F.A. Haijer, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 29 januari 2014.