2.19.In de zaak UPC/gemeente Hilversum strijden partijen over de vraag of het UPC vrijstaat om eenzijdig haar tarief te verhogen, zulks in afwijking van een daarover met de gemeente Hilversum gesloten overeenkomst (op grond waarvan zij een basispakket aan radio en televisieprogramma’s via de kabel zou waarborgen en haar tarief jaarlijks in beginsel slechts zou aanpassen aan de consumentenprijsindex). Het HvJ EU heeft bij arrest van 7 november 2013 met nummer C-518/11 op prejudiciële vragen van het gerechtshof te Amsterdam, zakelijk in overeenstemming met de conclusie van de advocaat-generaal, het volgende overwogen en beslist:
“35 Met haar eerste vraag wenst de verwijzende rechterlijke instantie in hoofdzaak te vernemen of artikel 2, sub c, van de kaderrichtlijn aldus moet worden uitgelegd dat een dienst bestaande in het verzorgen van een basispakket via de kabel, voor de levering waarvan transmissiekosten en een bedrag ter zake van de betaling aan de omroepen en de aan de collectieve rechtenorganisaties in verband met de openbaarmaking van hun content afgedragen rechten in rekening worden gebracht, onder het begrip „elektronische-communicatiedienst” valt en daarmee valt onder de materiële werkingssfeer zowel van die richtlijn als van de bijzondere richtlijnen die het op de elektronische-communicatiediensten toepasselijke NRK vormen.
36 In dit verband zij in herinnering gebracht dat volgens artikel 2, sub a en c, van de kaderrichtlijn onder „elektronische-communicatiedienst” wordt verstaan een gewoonlijk tegen vergoeding aangeboden dienst die geheel of hoofdzakelijk bestaat in het overbrengen van signalen via elektronische-communicatienetwerken, waaronder telecommunicatiediensten en transmissiediensten op netwerken die voor omroep worden gebruikt, doch niet de dienst waarbij met behulp van elektronische-communicatiediensten en ‑netwerken – kabeltelevisienetwerken daaronder begrepen – overgebrachte inhoud wordt geleverd of redactioneel wordt gecontroleerd. Dit artikel van de kaderrichtlijn preciseert bovendien dat het begrip „elektronische-communicatiedienst” niet de diensten van de informatie-maatschappij omvat zoals omschreven in artikel 1 van richtlijn 98/34, die niet geheel of hoofdzakelijk bestaan in het overbrengen van signalen via elektronische-communicatienetwerken.
37 Deze definitie van de elektronische-communicatiedienst is in overeenkomstige bewoordingen overgenomen in artikel 1, punt 3, van de mededingingsrichtlijn.
38 Zoals volgt uit punt 5 van de considerans van de kaderrichtlijn, impliceert de convergentie van de sectoren telecommunicatie, media en informatietechnologie dat alle transmissienetwerken en ‑diensten binnen eenzelfde regelgevingskader moeten vallen, en dat in de context van de opstelling van dat kader de regelgeving inzake transmissie moet worden gescheiden van de regelgeving inzake inhoud. Volgens ditzelfde punt bestrijkt het NRK niet de inhoud van de diensten die via elektronische-communicatienetwerken met behulp van elektronische-commu-nicatiediensten worden geleverd, zoals de inhoud van omroepprogramma’s, financiële diensten en bepaalde diensten van de informatiemaatschappij, en heeft het derhalve geen gevolgen voor maatregelen die op het niveau van de Unie of op nationaal niveau, overeenkomstig de wetgeving van de Unie, worden genomen om de culturele en taalkundige verscheidenheid te bevorderen en het pluralisme in de media te garanderen.
39 Evenzo vermeldt punt 7 van de considerans van de mededingingsrichtlijn, waarin wordt verklaard dat aan de begrippen diensten en netwerken voor „elektronische communicatie” de voorkeur is gegeven boven diensten en netwerken voor „telecommunicatie”, juist om rekening te houden met de convergentie, dat deze definities alle elektronische-communicatiediensten en/of ‑netwerken omvatten die het mogelijk maken signalen over te brengen via draad, radiogolven, optische of andere elektromagnetische middelen, zodat vaste en draadloze netwerken, kabeltelevisienetwerken en satellietnetwerken eronder vallen. Ditzelfde punt preciseert dat de transmissie en de uitzending van radio‑ en televisieprogramma’s moeten worden erkend als een elektronische-communicatiedienst.
40 Artikel 1, lid 1, sub a‑i, van de richtlijn audiovisuele-mediadiensten omschrijft voor het overige de audiovisuele-mediadienst als een dienst in de zin van de artikelen 56 VWEU en 57 VWEU, die valt onder de redactionele verantwoordelijkheid van een aanbieder van mediadiensten, met als hoofddoel de levering aan het algemene publiek van programma’s ter informatie, vermaak of educatie via elektronische-communicatienetwerken in de zin van artikel 2, sub a, van de kaderrichtlijn.
41 Uit het voorgaande volgt dat, zoals de advocaat-generaal in punt 33 van zijn conclusie heeft opgemerkt, de relevante richtlijnen, inzonderheid de kaderrichtlijn, de mededingingsrichtlijn en de richtlijn audiovisuele-mediadiensten, duidelijk onderscheid maken tussen de productie van inhoud, die redactionele verantwoordelijkheid impliceert, en de overbrenging van inhoud, waarvoor geen redactionele verantwoordelijkheid geldt, waarbij voor de inhoud en de transmissie afzonderlijke regelgeving geldt met een eigen doelstelling, zonder dat wordt gerefereerd aan de afnemer van de verleende diensten, noch aan de structuur van de aan deze laatste in rekening gebrachte transmissiekosten.
42 In casu blijkt uit het verwijzingsarrest en uit de bij het Hof ingediende schriftelijke en mondelinge opmerkingen dat de activiteit van UPC er voornamelijk in bestaat radio‑ en televisieprogramma’s via kabel aan haar cliënten, abonnementhouders, te leveren. UPC heeft ter terechtzitting voor het Hof verklaard dat zij bedoelde programma’s niet zelf produceert en dat zij geen redactionele verantwoordelijkheid draagt voor de inhoud van die programma’s.
43 Indien de klanten van UPC een abonnement nemen om toegang te krijgen tot het door deze onderneming aangeboden basispakket via de kabel, impliceert zulks nog niet dat de activiteit van UPC, die bestaat in de uitzending van door de uitgevers van content – in casu de radio‑ en televisiezenders – geproduceerde programma’s door deze te leveren tot aan het netwerkaansluitpunt in de woning van de abonnee, moet worden uitgesloten van het begrip „elektronische-communicatiedienst” in de zin van artikel 2, sub c, van de kaderrichtlijn en daarmee van de werkingssfeer van het NRK.
44 Uit hetgeen in de punten 36 tot en met 41 van het onderhavige arrest uiteen is gezet vloeit juist voort dat de levering van een basispakket via de kabel onder het begrip „elektronische-communicatiedienst” en dus onder de materiële werkingssfeer van het NRK valt voor zover die dienst het overbrengen van signalen op het kabeltelevisienetwerk omvat.
45 Iedere andere uitlegging zou de draagwijdte van het NRK aanzienlijk beperken, de nuttige werking van de bepalingen ervan aantasten en dus de verwezenlijking van de doelstellingen ervan op het spel zetten. Daar het NRK blijkens punt 5 van de considerans van richtlijn 2009/140 tot doel heeft, een daadwerkelijke interne markt voor elektronische communicatie tot stand te brengen in het kader waarvan deze uiteindelijk volledig wordt geregeld door het mededingingsrecht, zou, indien de activiteiten van een onderneming als UPC van de werkingssfeer ervan waren uitgesloten met als voorwendsel dat zij niet alleen signalen overbrengt, dit kader iedere betekenis worden ontnomen.
46 Evenzo belet de omstandigheid dat in de transmissiekosten die aan de abonnee in rekening worden gebracht een bedrag ter zake van de betaling aan collectieve rechtenorganisaties in verband met de openbaarmaking van hun content begrepen is, om dezelfde reden niet, de door UPC geleverde dienst als „elektronische-communicatiedienst” in de zin van het NRK aan te merken.
47 Gelet op al het voorgaande moet op de eerste vraag worden geantwoord dat artikel 2, sub c, van de kaderrichtlijn aldus moet worden uitgelegd dat een dienst bestaande in het verzorgen van een basispakket via de kabel, voor de levering waarvan transmissiekosten en een bedrag ter zake van de betaling aan de omroepen en de aan de collectieve rechtenorganisaties in verband met de openbaarmaking van hun content afgedragen rechten in rekening worden gebracht, onder het begrip „elektronische-communicatiedienst” valt en daarmee valt onder de materiële werkingssfeer zowel van die richtlijn als van de bijzondere richtlijnen die het op de elektronische-communicatiediensten toepasselijke NRK vormen, voor zover die dienst hoofdzakelijk bestaat in het overdragen van televisiecontent op het televisiedistributienetwerk per kabel tot aan het aansluitpunt van de eindgebruiker. (…)
Het Hof (Derde kamer) verklaart voor recht:
1) Artikel 2, sub c, van richtlijn 2002/21/EG van het Europees Parlement en de Raad van 7 maart 2002 inzake een gemeenschappelijk regelgevingskader voor elektronische-communicatienetwerken en ‑diensten (kaderrichtlijn), moet aldus worden uitgelegd dat een dienst bestaande in het verzorgen van een basispakket aan radio‑ en televisieprogramma’s via de kabel, voor de levering waarvan transmissiekosten en een bedrag ter zake van de betaling aan de omroepen en de aan de collectieve rechtenorganisaties in verband met de openbaarmaking van hun content afgedragen rechten in rekening worden gebracht, onder het begrip „elektronische-communicatiedienst” valt en daarmee valt onder de materiële werkingssfeer zowel van die richtlijn als van de richtlijnen 97/66/EG van het Europees Parlement en de Raad van 15 december 1997 betreffende de verwerking van persoonsgegevens en de bescherming van de persoonlijke levenssfeer in de telecommunicatiesector, 2002/19/EG van het Europees Parlement en de Raad van 7 maart 2002 inzake de toegang tot en interconnectie van elektronische-communicatienetwerken en bijbehorende faciliteiten (toegangsrichtlijn), 2002/20/EG van het Europees Parlement en de Raad van 7 maart 2002 betreffende de machtiging voor elektronische-communicatienetwerken en ‑diensten (machtigingsrichtlijn), en 2002/22/EG van het Europees Parlement en de Raad van 7 maart 2002 inzake de universele dienst en gebruikersrechten met betrekking tot elektronische-communicatienetwerken en ‑diensten (universeledienstrichtlijn), die het op de elektronische-communicatiediensten toepasselijke nieuwe regelingskader vormen, voor zover die dienst hoofdzakelijk bestaat in het overdragen van televisiecontent op het televisiedistributienetwerk per kabel tot aan het aansluitpunt van de eindgebruiker.”