ECLI:NL:RBDHA:2014:10037

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
21 mei 2014
Publicatiedatum
13 augustus 2014
Zaaknummer
AWB 14/3277
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging verblijfsvergunning en arbeidsmarktaantekening in vreemdelingenrecht

In deze zaak heeft eiser, geboren op 3 december 1978 en van Chinese nationaliteit, een aanvraag ingediend voor de verlenging van zijn verblijfsvergunning, waarbij hij verzocht om de arbeidsmarktaantekening 'arbeid vrij toegestaan'. De staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, verweerder in deze procedure, heeft de vergunning verleend, maar met de beperking 'arbeid toegestaan mits twv is verleend'. Eiser heeft hiertegen bezwaar gemaakt, wat leidde tot een herziening van de geldigheidsduur van de vergunning.

De rechtbank heeft op 21 mei 2014 uitspraak gedaan in deze zaak. Eiser heeft zijn aanvraag ingediend op 30 september 2013, en verweerder heeft op 25 november 2013 het primaire besluit genomen. Dit besluit werd later gegrond verklaard, maar met een gewijzigde geldigheidsduur. Eiser heeft betoogd dat verweerder niet op zijn aanvraag heeft beslist, omdat hij de gewenste verblijfsaantekening niet heeft gekregen. De rechtbank oordeelt echter dat verweerder wel degelijk op de aanvraag heeft beslist, ook al is de verleende aantekening anders dan eiser wenste.

De rechtbank heeft verder overwogen dat de gestelde onrechtmatigheid van de herziening van de Wet arbeid vreemdelingen (Wav) niet aan de orde kan komen in deze procedure, omdat het bestreden besluit niet onrechtmatig is. Eiser heeft niet aangetoond dat hij recht heeft op de gevraagde aantekening, aangezien hij nog niet voldoet aan de vereisten die zijn gesteld in de herziene Wav. De rechtbank heeft het beroep van eiser ongegrond verklaard en geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling.

De uitspraak is openbaar gedaan en partijen kunnen binnen vier weken na verzending van de uitspraak hoger beroep instellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Amsterdam
Bestuursrecht
zaaknummer: AWB 14/3277
V-nr: 275.130.2490
uitspraak van de enkelvoudige kamer voor vreemdelingenzaken van 21 mei 2014 in de zaak tussen

[naam],

geboren op 3 december 1978, van Chinese nationaliteit, eiser
(gemachtigde: mr. A.G. Kleijweg),
en
de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, verweerder
(gemachtigde: mr. M. van de Loo).

Procesverloop

Bij besluit van 25 november 2013 (het primaire besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiser van 30 september 2013 tot verlenging van zijn verblijfsvergunning voor bepaalde tijd als bedoeld in artikel 14 van de Vreemdelingenwet (Vw) 2000 onder de beperking “arbeid in loondienst bij [werkgever]” ingewilligd en de vergunning verleend met een geldigheidsduur van 1 juli 2011 tot 14 juni 2014. Het daartegen gemaakte bezwaar is bij besluit van 6 februari 2014 (het bestreden besluit) gegrond verklaard, onder wijziging van de geldigheidsduur van de verleende vergunning van 1 februari 2014 tot 5 december 2014.
Op 10 februari 2014 heeft de rechtbank het beroepschrift van eiser tegen dit besluit ontvangen. Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 10 april 2014. Eiser en verweerder zijn vertegenwoordigd door hun gemachtigden. De rechtbank heeft het onderzoek ter zitting gesloten.

Overwegingen

1.1 Uit het dossier blijkt het volgende. Eiser is op 15 november 2010 een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd aangegaan met [werkgever] (de werkgever), met ingang van de datum waarop eiser over een tewerkstellingsvergunning (twv) beschikt. Bij besluit van 3 december 2010 is eiser door het UWV Werkbedrijf (UWV) in het bezit gesteld van een twv, met een geldigheidsduur van 1 februari 2011 tot 1 februari 2014. Op 1 juli 2011 heeft eiser een aanvraag ingediend tot verlening van een verblijfsvergunning als bedoeld in artikel 14 van de Vw 2000, die met ingang van dezelfde datum is ingewilligd.
1.2 Op 25 september 2013 heeft eiser een aanvraag ingediend tot verlenging van zijn twv. Het UWV heeft de twv verleend met een geldigheidsduur tot 14 juni 2014. Nadat eiser hiertegen bezwaar heeft gemaakt, heeft het UWV bij besluit van 17 januari 2014 de geldigheidsduur verlengd tot 5 december 2014. Vervolgens is het bestreden besluit genomen.
1.3 Op het aanvraagformulier van 30 september 2013 heeft eiser ingevuld: “betreffende persoon komt na 01-07-2014 in aanmerking voor de arbeidsvrije status. Graag bij honorering van de verblijfsvergunning de verblijfsaantekening “arbeid is vrij toegestaan, twv is niet vereist” vermelden op de ID-kaart.”
Verweerder heeft in het primaire besluit de verblijfsvergunning voorzien van de arbeidsmarktaantekening “arbeid toegestaan mits twv is verleend”.
1.4 Het UWV geeft twv’s af. Een twv wordt op grond van de Wet arbeid vreemdelingen (Wav) geweigerd indien voor de betreffende arbeidsplaats prioriteitgenietend aanbod aanwezig is. Na herziening van de Wav met ingang van 1 januari 2014 is de toets of sprake is van prioriteitsgenietend aanbod aangescherpt. Na de herziening van de Wav wordt de arbeidsmarktaantekening “arbeid is vrij toegestaan, twv is niet vereist” bovendien eerst verleend nadat de vreemdeling vijf jaar op basis van een twv in Nederland arbeid heeft verricht. Onder de Wav zoals die gold tot 1 januari 2014 bedroeg die periode drie jaar. Met de herziening is geen overgangsrecht vastgesteld.
2.1 Eiser voert aan dat verweerder niet op de aanvraag heeft beslist omdat verweerder hem niet de verblijfsaantekening “arbeid vrij toegestaan” heeft verleend.
2.2 De rechtbank is van oordeel dat verweerder met het primaire en het bestreden besluit wel degelijk op de aanvraag heeft beslist. Dat verweerder na inwilliging van de aanvraag eisers verblijfsdocument heeft voorzien van een andere arbeidsmarktaantekening dan eiser wenste, doet daar niet aan af. De beroepsgrond treft geen doel.
3.1 In het verweerschrift heeft verweerder zich, onder verwijzing naar de herziene Wav, op het standpunt gesteld dat eiser eerst na vijf jaar onafgebroken rechtmatig verblijf en tewerkstelling op basis van een twv in aanmerking komt voor de gevraagde arbeidsmarktaantekening. Volgens eiser is sprake van een motiveringsgebrek omdat dit standpunt niet blijkt uit het bestreden besluit. Eiser heeft verder betoogd dat verweerder hem, ondanks de herziening van de Wav, de arbeidsmarktaantekening “arbeid vrij toegestaan” had moeten verlenen, omdat hij door deze herziening onevenredig zwaar wordt getroffen. Hij behoort tot een specifieke groep werknemers in de onderste helft van de arbeidsmarkt die onder de herziene Wav geen twv meer zal kunnen krijgen en er is geen overgangsrecht vastgesteld. De herziening van de Wav is dan ook jegens hem onrechtmatig en in strijd met het vertrouwensbeginsel. Bovendien is de weigering van de gevraagde arbeidsmarktaantekening volgens eiser in strijd met artikel 8 van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM) en artikel 1 van het Eerste Protocol bij het EVRM (Eerste Protocol).
3.2 De gestelde onrechtmatigheid van de herziening van de Wav jegens eiser kan naar het oordeel van de rechtbank in deze procedure niet aan de orde komen, nu hierin slechts het bestreden besluit voorligt en dat besluit niet onrechtmatig is. De rechtbank is in dat verband van oordeel dat het bestreden besluit niet in strijd is met artikel 8 van het EVRM of artikel 1 van het Eerste Protocol. Eiser is met de verleende vergunning immers nog steeds in staat om in Nederland arbeid te verrichten en zijn privéleven uit te oefenen. Ook overigens is de rechtbank van oordeel dat niet is gebleken dat verweerder eiser ten onrechte de gevraagde arbeidsmarktaantekening heeft geweigerd of dat de weigering in strijd is met het vertrouwensbeginsel. Eiser had immers ook op de datum van het bestreden besluit nog geen drie jaar onafgebroken rechtmatig verblijf en tewerkstelling op grond van een twv, zodat hij ook onder de oude Wav nog niet in aanmerking kwam voor de arbeidsmarktaantekening “arbeid vrij toegestaan”. Weliswaar kan eiser worden gevolgd in zijn betoog dat het bestreden besluit niet de volledige motivering bevat, maar nu deze motivering rechtstreeks voortvloeit uit de herziene Wav, eiser in zijn gronden van beroep al op deze motivering had geanticipeerd en de gronden niet kunnen slagen, ziet de rechtbank aanleiding dit gebrek met toepassing van artikel 6:22 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) te passeren.
4.
Uit het voorgaande volgt dat de rechtbank het beroep ongegrond zal verklaren.
5.
Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank:
verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. H.J. Schaberg, rechter, in aanwezigheid van
mr. M.M. van Duren, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 21 mei 2014.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:
Conc.: MvD
Coll.:
D: B
VK
Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen vier weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep instellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (adres: Raad van State, Afdeling bestuursrechtspraak, Hoger beroep vreemdelingenzaken, Postbus 16113, 2500 BC 's-Gravenhage). Naast de vereisten waaraan het beroepschrift moet voldoen op grond van artikel 6:5 van de Awb (zoals het overleggen van een afschrift van deze uitspraak) dient het beroepschrift ingevolge artikel 85, eerste lid, van de Vw 2000 een of meer grieven te bevatten. Artikel 6:6 van de Awb (herstel verzuim) is niet van toepassing.