ECLI:NL:RBDHA:2013:CA3984

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
5 maart 2013
Publicatiedatum
22 juni 2013
Zaaknummer
AWB 13/32712 & 12/32711
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening+bodemzaak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ongewenstverklaring en de zorgvuldigheid van bekendmaking van besluiten in vreemdelingenzaken

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 5 maart 2013 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, een Colombiaanse met Spaanse nationaliteit, en de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie. Eiseres was ongewenst verklaard op basis van de Vreemdelingenwet 2000. Het primaire besluit tot ongewenstverklaring werd op 13 oktober 2011 genomen, maar het bezwaar van eiseres werd door verweerder kennelijk niet-ontvankelijk verklaard. Eiseres stelde dat het besluit niet op de juiste wijze bekend was gemaakt, omdat het retour was gekomen met de mededeling 'dirección insuficiente/adresse insuffisante', wat betekent dat het adres onvolledig was. De rechtbank oordeelde dat verweerder na de retourzending van het besluit nader onderzoek had moeten doen naar het volledige adres van eiseres, aangezien zij haar verblijfstatus en adres in Spanje had aangetoond met officiële documenten. De rechtbank concludeerde dat het primaire besluit niet op de juiste wijze was bekendgemaakt, waardoor de bezwaartermijn nog niet was begonnen. De rechtbank verklaarde het beroep gegrond, vernietigde het bestreden besluit en droeg verweerder op om binnen zes weken een nieuw besluit te nemen. Tevens werd verweerder veroordeeld tot het betalen van griffierecht en proceskosten aan eiseres. Het verzoek om een voorlopige voorziening werd afgewezen, omdat er in de hoofdzaak geen inhoudelijke beoordeling had plaatsgevonden.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Haarlem
Bestuursrecht
zaaknummers: AWB 12/32712 (beroep)
AWB 12/32711 (voorlopige voorziening)
uitspraak van de enkelvoudige kamer voor vreemdelingenzaken en de voorzieningenrechter van 5 maart 2013 in de zaak tussen
[naam eiseres],
geboren op [geboortedatum], van Colombiaanse en (gestelde) Spaanse nationaliteit,
eiseres, verzoekster,
hierna te noemen eiseres,
(gemachtigde: mr. L. Leenders, advocaat te ‘s-Gravenhage),
en
de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, voorheen de minister voor Immigratie, Integratie en Asiel,
verweerder,
(gemachtigde: mr. C. Prins, werkzaam bij de Immigratie- en Naturalisatiedienst).
Procesverloop
Bij besluit van 13 oktober 2011 (het primaire besluit) heeft verweerder eiseres ongewenst verklaard op grond van artikel 67, aanhef en onder c, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw).
Bij besluit van 18 september 2012 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres kennelijk niet-ontvankelijk verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Eiseres heeft de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen. Zij verzoekt de voorzieningenrechter schorsende werking te verlenen aan het primaire besluit.
Verweerder heeft op 7 februari 2013 een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 21 februari 2013. Eiseres heeft zich laten vertegenwoordigen door haar gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
Overwegingen
1. De rechtbank betrekt bij de beoordeling de volgende feiten. Eiseres is oorspronkelijk afkomstig uit Colombia. Eiseres en haar echtgenoot wonen sinds 2001 in Spanje op grond van een verblijfsvergunning. Eiseres is op 16 november 2010 door de politierechter te ’s-Gravenhage veroordeeld tot een werkstraf voor de duur van tachtig uren, subsidiair veertig dagen hechtenis en een gevangenisstraf voor de duur van twee weken voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren. Voorts is eiseres op 7 oktober 2003 door de politierechter te Haarlem veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van tweeëntwintig dagen. Eiseres is op 19 augustus 2011 Nederland ingereisd en vervolgens op 20 augustus 2011 aangehouden. Op 1 september 2011 is door de korpschef van de politiekorps Haaglanden het voorstel gedaan om eiseres ongewenst te verklaren. Eiseres is op 1 september 2011 hieromtrent gehoord. Vervolgens is eiseres op 29 september 2011 uit Nederland verwijderd.
2. Verweerder heeft zich in het bestreden besluit op het standpunt gesteld dat het bezwaar van eiseres kennelijk niet-ontvankelijk is omdat eiseres het bezwaarschrift niet binnen de in artikel 69, eerste lid, Vw gestelde termijn heeft ingediend. De beslissing in primo is aangetekend verstuurd naar het door eiseres opgegeven adres in Spanje en voorts gepubliceerd in de Staatscourant van 17 oktober 2011. Op 23 november 2011 is het besluit retour gezonden met de mededeling “adresse insuffisante”. Op 3 juli 2012 is pas namens eiseres bezwaar aangetekend.
3. Eiseres voert in beroep aan dat de beslissing in primo niet op een juiste wijze bekend is gemaakt. Eiseres heeft haar adres in Spanje bekend gemaakt bij de IND. Op de envelop retour staat een sticker waarop te lezen is “dirección insuficiente”, hetgeen betekent adres onvoldoende. Dat betekent niet: vertrokken / onbewoond. Voorts heeft verweerder in de adressering op de envelop geen stad genoemd, te weten [plaats]. Dat zulks wellicht in het proces-verbaal van 1 september 2011 ten onrechte eveneens niet is opgenomen, dient niet voor rekening en risico van eiseres te komen.
4. Verweerder heeft zich in het verweerschrift op het standpunt gesteld dat niet wordt betwist dat eiseres in het gehoor door de korpschef van de politieregio Haaglanden van 1 september 2011 met betrekking tot het voorstel tot haar ongewenstverklaring heeft aangegeven niet in Nederland te wonen en ook geen GBA-inschrijving te hebben. Eiseres heeft een adres in Spanje doorgegeven alwaar zij woonachtig zou zijn, te weten [adres]. Daar eiseres ten tijde van het uitvaardigen van het besluit van 13 oktober 2011 reeds bleek te zijn uitgezet, is het besluit aangetekend naar het door eiseres opgegeven adres in Spanje verzonden en gepubliceerd in de Staatscourant. Nu het op de retourzending vermelde adres hetzelfde is als het door eiseres opgegeven adres, is de beschikking op rechtsgeldige wijze bekend gemaakt en heeft verweerder voldoende inspanning verricht om de beschikking bekend te maken.
5. Op grond van artikel 3:40 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) treedt een besluit niet in werking voordat het bekend is gemaakt.
Op grond van artikel 3:41, eerste lid, Awb geschiedt bekendmaking van een besluit dat tot één of meer belanghebbenden is gericht, door toezending of uitreiking aan hen, onder wie begrepen de aanvrager. In het tweede lid van dit artikel is bepaald dat, indien de bekendmaking niet kan geschieden op de wijze als voorzien in het eerste lid, zij op een andere geschikte wijze geschiedt.
Op grond van artikel 6:8, eerste lid, Awb vangt de termijn voor het indienen van een bezwaarschrift aan met ingang van de dag na die waarop het besluit op de voorgeschreven wijze bekend is gemaakt.
Ingevolge artikel 67, tweede lid, Vw wordt, indien de bekendmaking van de beschikking waarbij de vreemdeling ongewenst wordt verklaard, geschiedt door toezending, van de beschikking mededeling gedaan in de Staatscourant.
In paragraaf A5/3.3 van de Vreemdelingencirculaire 2000 (hierna: Vc) is, voor zover thans van belang en zoals dat gold ten tijde van de beslissing in primo, vermeld dat het origineel van het besluit tot ongewenstverklaring aan de vreemdeling in persoon wordt uitgereikt door de vreemdelingenpolitie. Kan uitreiking van de beschikking aan de vreemdeling in persoon niet plaatsvinden, dan wordt deze – met de brochure – per aangetekende brief gezonden aan zijn laatst bekende adres, wordt afschrift aan de gemachtigde gezonden, zo die er is, en vindt tevens publicatie van de beschikking in de Staatscourant plaats (zie artikel 67, tweede lid, van de Vw). Indien uitreiking van de beschikking aan de vreemdeling in persoon niet kan plaatsvinden en bekend is dat de vreemdeling niet langer op het laatst bekende adres woont, wordt de beschikking – met de brochure – aan de in Nederland kantoor houdende gemachtigde gezonden, zo die er is en wordt van de beschikking mededeling gedaan in de Staatscourant. Indien zodanige gemachtigde er niet is, niet bekend is, of stelt niet of niet langer gemachtigde te zijn, wordt volstaan met de bekendmaking van de beschikking door mededeling ervan in de Staatscourant.
6. Tussen partijen is niet in geschil dat het adres, zoals dat in het proces-verbaal van 1 september 2011 is opgenomen, onvolledig is en dat het besluit na verzending op 23 november 2011 retour is gekomen met de vermelding “dirección insuficiente/adresse insuffisante”, hetgeen in het Spaanse en Frans betekent dat het adres onvolledig is. De vraag die rijst is of het onvolledig opgenomen adres in het proces-verbaal van 1 september 2011 voor rekening en risico van eiseres dient te komen of dat verweerder nader onderzoek had behoren te doen alvorens tot niet-ontvankelijkverklaring van het bezwaar over te gaan.
7. Na retour ontvangst van het primaire besluit wist verweerder dat het adres onvolledig was door de vermelding “dirección insuficiente/adresse insuffisante” op de envelop. De rechtbank is van oordeel dat in deze zaak in redelijkheid van verweerder verwacht mag worden dat hij, na retourzending van het primaire besluit, op enigerlei wijze nader onderzoek doet om na te gaan wat het volledige adres is. De rechtbank weegt daarbij mee dat eiseres, blijkens voornoemd proces-verbaal van 1 september 2011, haar naam, adres en verblijfstatus in Spanje heeft gestaafd met haar paspoort en haar Spaanse verblijfskaart met daarop een vermelding van het adres van eiseres in Spanje. Dat een kopie van haar Spaanse verblijfskaart vervolgens niet in het dossier is opgenomen, dient niet voor haar rekening te komen.
8. De uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 4 december 2007 (kenmerk: 200704435/1), waar verweerder ter zitting naar verwijst en waarin is opgenomen dat verweerder geen nader onderzoek hoeft te doen, maakt het voorgaande niet anders. In die uitspraak betreft het immers een wezenlijk andere casus waarbij de vreemdeling met onbekende bestemming is vertrokken en hij geen adres aan verweerder heeft doorgegeven.
9. Het voorgaande brengt met zich mee dat het primaire besluit van 13 oktober 2011 niet op een juiste wijze aan eiseres bekend is gemaakt, zodat de termijn voor het indienen van bezwaar op dat moment nog niet was begonnen. Aangezien eiseres pas op 3 juli 2012 met het primaire besluit bekend is geraakt, is de bezwaartermijn op 3 juli 2012 begonnen en het bezwaarschrift op 3 juli 2012 tijdig ingediend. Verweerder heeft in het bestreden besluit ten onrechte het bezwaar kennelijk niet-ontvankelijk verklaard.
10. De rechtbank zal het beroep gegrond verklaren wegens strijd met de zorgvuldigheid (artikel 3:2 van de Awb). De rechtbank zal het bestreden besluit vernietigen en verweerder opdragen een nieuw besluit te nemen. Met toepassing van artikel 8:74, eerste lid, Awb gelast de rechtbank dat verweerder het betaalde griffierecht moet vergoeden. De rechtbank zal met toepassing van artikel 8:75, eerste lid, Awb verweerder veroordelen in de kosten die eiseres heeft gemaakt. De kosten zijn op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht € 944,- (1 punt voor het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting, wegingsfactor 1).
Verzoek om een voorlopige voorziening
11. Indien tegen een besluit beroep bij de rechtbank is ingesteld, kan de voorzieningenrechter van de rechtbank die bevoegd is in de hoofdzaak, ingevolge artikel 8:81, eerste lid, Awb op verzoek een voorlopige voorziening treffen indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist.
12. Nu in de hoofdzaak geen inhoudelijke beoordeling heeft plaatsgevonden van de ongewenstverklaring van eiseres, acht de rechtbank de verzochte voorlopige voorziening waarbij schorsende werking wordt verleend aan het primaire besluit, te vergaand voor toewijzing.
13. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit;
- draagt verweerder op binnen een termijn van zes weken na verzending van deze uitspraak een nieuw besluit te nemen op het bezwaarschrift met in achtneming van deze uitspraak;
- draagt verweerder op € 156,- te betalen aan eiseres als vergoeding voor het betaalde griffierecht.
- veroordeelt verweerder in de proceskosten en draagt verweerder op € 944,- te betalen aan eiseres;
De voorzieningenrechter:
- wijst het verzoek af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. C.W.M. Giesen, rechter, tevens voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. A.W. Martens, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 5 maart 2013.
griffier rechter
afschrift verzonden aan partijen op:
Coll:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan, voor zover het hoofdzaak betreft, binnen vier weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.