ECLI:NL:RBDHA:2013:CA3177
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - meervoudig
- M.E. Groeneveld-Stubbe
- D.H. von Maltzahn
- J.M.C. Louwinger-Rijk
- Rechtspraak.nl
Verzoek tot vaststelling van de Nederlandse nationaliteit van een minderjarige
In deze zaak verzoekt [A], als wettelijk vertegenwoordiger van haar minderjarige dochter [B], de rechtbank vast te stellen dat [B] de Nederlandse nationaliteit bezit. [B] is geboren op [geboortedatum] 2001 te Denemarken en is staatloos. De vader van [B], geregistreerd bij de IND als [C] en bij de gemeentelijke basisadministratie als [X], verkreeg in 2001 de Nederlandse nationaliteit. De rechtbank heeft de mondelinge behandeling van het verzoekschrift op 21 maart 2013 gehouden, waarbij zowel verzoekster als de IND vertegenwoordigd waren. De IND heeft primair geconcludeerd tot niet-ontvankelijkheid van het verzoek en subsidiair gesteld dat niet kan worden vastgesteld dat [B] door erkenning de Nederlandse nationaliteit heeft verkregen.
De rechtbank overweegt dat de enkele vaststelling van het biologisch vaderschap niet leidt tot verkrijging van de Nederlandse nationaliteit. Verzoekster heeft onvoldoende onderbouwd dat [B] op andere gronden de Nederlandse nationaliteit heeft verkregen. De rechtbank kan niet vaststellen of [B] door [X] is erkend en of [X] ten tijde van de erkenning al in het bezit was van de Nederlandse nationaliteit. Bovendien is er twijfel over de identiteit van [B], aangezien verzoekster in het verleden een asielaanvraag heeft ingediend onder een andere naam. De rechtbank concludeert dat het verzoek om vaststelling van de Nederlandse nationaliteit van [B] niet kan worden toegewezen en wijst het verzoek af.