uitspraak van de meervoudige kamer van 14 maart 2013 in de zaak tussen
[X] BV, gevestigd te [Z], eiseres
(gemachtigde: [A]),
de inspecteur van de Belastingdienst [te P], verweerder.
Verweerder heeft op 13 juli 2011 aan eiseres een naheffingsaanslag accijns van overige alcoholhoudende produkten (hierna: de naheffingsaanslag) opgelegd van € 77.425 (aanslagnummer [nummer 1]). Daarnaast is een beschikking heffingsrente opgelegd van € 967.
Verweerder heeft bij uitspraak op bezwaar van 18 juli 2012 de naheffingsaanslag en de heffingsrentebeschikking gehandhaafd.
Eiseres heeft daartegen bij brief van 27 augustus 2012, ontvangen bij de rechtbank op 28 augustus 2012, beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 12 februari 2013.
Namens eiseres zijn haar gemachtigde en [B] verschenen. Namens verweerder zijn verschenen [C] en [D].
Feiten
1. Eiseres is een onderneming die een op- en overslagbedrijf exploiteert en zich bezig houdt met transportactiviteiten.
2. Op 6 oktober 2010 heeft eiseres 1.144 kartons, elk bevattende 12 flessen van één liter overige alcoholhoudende produkten, te weten [E] (hierna: de goederen), uitgeslagen onder schorsing van accijns. Hiertoe heeft eiseres een administratief geleidedocument opgesteld (hierna: AGD) in de zin van artikel 1a, letter l, van het Uitvoeringsbesluit accijns. Als geadresseerde staat op het AGD vermeld [F] te [G], Portugal (de geadresseerde).
3. Op 1 oktober 2010 heeft de Belastingdienst/Douane op verzoek van eiseres bevestigd dat de geadresseerde beschikt over een vergunning belastingentrepot en dat deze vergunning actief en geldig is.
4. Op 11 oktober 2010 heeft verweerder de Portugese belastingautoriteiten verzocht de aankomst van de goederen en de inschrijving daarvan in de administratie van het belastingentrepot van de geadresseerde te controleren.
5. Het AGD is op 19 oktober 2010 door de Portugese douane afgestempeld en aan eiseres geretourneerd.
6. Op 3 februari 2011 hebben de Portugese belastingautoriteiten in reactie op het verzoek van verweerder van 11 oktober 2010 meegedeeld dat de boeking en de ontvangst van de goederen en het accijnsnummer van de geadresseerde niet worden bevestigd. Voorts hebben zij het volgende bericht: “The excise number and the warehouse authorization were both canceled in 06.October.2010 the AAD was not presented.”
7. Verweerder heeft vervolgens de naheffingsaanslag opgelegd omdat de goederen niet zijn aangekomen bij een belastingentrepot waardoor sprake is van een onregelmatigheid in de zin van artikel 2c van de Wet op de accijns.
8. Verweerder heeft op 4 juli 2012 bij de Portugese autoriteiten geïnformeerd waarom het AGD is afgestempeld terwijl de vergunning van het belastingentrepot reeds op 6 oktober 2010 is ingetrokken. Verweerder heeft ter zitting verklaard dat de Portugese belastingautoriteiten deze vraag onbeantwoord hebben gelaten.
Geschil
9. In geschil is de vraag of de naheffingsaanslag terecht is opgelegd.
10. Verweerder stelt zich op het standpunt dat de naheffingsaanslag terecht is opgelegd omdat de vergunning van het belastingentrepot per 6 oktober 2010 is ingetrokken en de goederen daardoor niet hun bestemming belastingentrepot hebben bereikt. De afstempeling door de Portugese belastingautoriteiten is door de Portugese belastingautoriteiten herroepen en bestaat daarmee niet langer. Verweerder bestrijdt niet dat de goederen daadwerkelijk naar het adres van geadresseerde zijn vervoerd.
11. Eiseres stelt zich op het standpunt dat de naheffingsaanslag ten onrechte is opgelegd en voert daartoe primair aan dat zij aan alle formaliteiten voor het transport onder een accijnsgoederenregeling heeft voldaan. Dat de afstempeling van het AGD door de Portugese belastingautoriteiten is herroepen, hetgeen eiseres niet bestrijdt, maakt dat niet anders. Zij heeft op die afstempeling mogen vertrouwen. Subsidiair stelt eiseres dat de goederen de bestemming in Portugal hebben bereikt en dat een eventuele onregelmatigheid niet in Nederland heeft plaatsgevonden zodat Nederland niet bevoegd is na te heffen.
12. Eiseres concludeert tot gegrondverklaring van het beroep, vernietiging van de uitspraak op bezwaar en vernietiging van de naheffingsaanslag. Verweerder concludeert tot ongegrondverklaring van het beroep.
13. Voor het overige verwijst de rechtbank naar de gedingstukken.
Beoordeling van het geschil
14. De rechtbank stelt voorop dat wanneer de afzender van goederen die worden vervoerd onder dekking van een AGD een afgestempeld AGD terugontvangt, hij er in beginsel van mag uitgaan dat de goederen hun bestemming hebben bereikt. Indien achteraf blijkt dat de stempels vals zijn, kan daaraan geen betekenis worden toegekend. Gesteld noch gebleken is echter dat van dergelijke valse stempels sprake is.
15. Verweerder heeft aangevoerd dat de afstempeling is herroepen en dat de vergunning van de geadresseerde per 6 oktober 2010 is ingetrokken. Volgens hem hebben de goederen daarom de bestemming belastingentrepot niet bereikt.
16. De rechtbank overweegt dienaangaande dat het afstempelen van het AGD door de desbetreffende belastingautoriteit wanneer goederen in een belastingentrepot worden ingeslagen een essentieel onderdeel vormt van de regeling waarbij goederen onder schorsing van accijns kunnen worden vervoerd, zodat er van moet worden uitgegaan dat een dergelijke afstempeling slechts zal plaatsvinden wanneer daadwerkelijk aan de daarvoor geldende eisen is voldaan. Nu eiseres over een afgestempeld AGD beschikt, ligt het daarom op de weg van verweerder om aannemelijk te maken dat die afstempeling desalniettemin niet geldig is.
17. Verweerder heeft er geen verklaring voor gegeven dat het AGD op 19 oktober 2010 is afgestempeld ondanks dat er op dat moment geen vergunning meer zou zijn. Evenmin heeft hij duidelijk gemaakt op welk moment en op basis waarvan de afstempeling is herroepen. Voorts heeft verweerder geen bewijs overgelegd voor zijn stelling dat de vergunning reeds op 15 oktober 2010, de datum van aankomst van de goederen, daadwerkelijk was ingetrokken. Verweerder verwijst daartoe slechts naar het antwoord van de Portugese autoriteiten van 3 februari 2011 zoals vermeld onder overweging 6. Daaruit blijkt echter niet dat de entrepotvergunning van de geadresseerde daadwerkelijk reeds was ingetrokken op 15 oktober 2010. Het tweede deel van de door de Portugese autoriteiten afgegeven verklaring, dat het AGD niet zou zijn aangeboden, is feitelijk onjuist aangezien het AGD wel is afgestempeld. Dat geeft de rechtbank reden eveneens te twijfelen aan de juistheid van het eerste deel van de verklaring van de Portugese autoriteiten, dat de vergunning van het Portugese belastingentrepot op 6 oktober 2010 is ingetrokken. De rechtbank leidt uit de verklaring van de Portugese autoriteiten in samenhang met de afstempeling van het AGD af dat de vergunning weliswaar met ingang van 6 oktober 2010 is ingetrokken maar dat dit feitelijk pas later, in ieder geval na de afstempeling van het AGD heeft plaatsgevonden. Niet gebleken is dat op het moment van aflevering van de goederen de geadresseerde niet meer over een vergunning beschikte.
18. Nu niet in geschil is dat de goederen op de plaats van bestemming zijn aangekomen, gebleken is dat het AGD is afgestempeld door de Portugese belastingautoriteiten en verweerder niet heeft aangetoond dat de geadresseerde op het moment van aankomst van de goederen niet over een vergunning beschikte, is naar het oordeel van de rechtbank geen sprake van een onregelmatigheid in de zin van artikel 2c, derde lid, van de Wet op de accijns die het opleggen van een naheffingsaanslag rechtvaardigt.
19. Gelet op wat hiervoor is overwogen, is de naheffingsaanslag ten onrechte aan eiseres opgelegd en dient het beroep gegrond te worden verklaard.
Proceskosten
20. De rechtbank vindt aanleiding verweerder te veroordelen in de kosten die eiseres in verband met de behandeling van het bezwaar en het beroep redelijkerwijs heeft moeten maken. Deze kosten zijn op de voet van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vastgesteld op € 1.414 (1 punt voor het indienen van het bezwaarschrift, 1 punt voor het verschijnen ter hoorzitting met een waarde per punt van € 235, 1 punt voor het indienen van het beroepschrift, 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 472 en een wegingsfactor 1).
De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt de uitspraak op bezwaar;
- vernietigt de naheffingsaanslag en de beschikking heffingsrente en bepaalt dat deze uitspraak in zo verre in de plaats treedt van het vernietigde besluit;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten tot een bedrag van € 1.414 te betalen aan eiseres;
- draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 310 aan eiseres te vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. K.M. Braun, voorzitter, mr. G.J. Ebbeling en
mr. A.J. van Doesum, leden, in aanwezigheid van mr. B. van Eeuwijk, griffier.
De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 14 maart 2013.
Afschrift verzonden aan partijen op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na verzending hoger beroep instellen bij het gerechtshof Den Haag (belastingkamer), Postbus 20021,
2500 EA Den Haag.
Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:
1. bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd.
2. het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. een dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;
d. de gronden van het hoger beroep.