ECLI:NL:RBDHA:2013:CA2552
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van het recht op studiefinanciering voor uitwonende studenten en de gevolgen van misbruik
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 28 januari 2013 uitspraak gedaan in het geschil tussen eiser en de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap over de toekenning van studiefinanciering. Eiser, die per 22 oktober 2009 ingeschreven stond op een bepaald adres in de gemeentelijke basisadministratie, ontving studiefinanciering naar de norm voor een uitwonende studerende. Echter, de Minister heeft op basis van een controle vastgesteld dat eiser feitelijk niet op het GBA-adres woonde. Dit leidde tot de omzetting van zijn studiefinanciering naar de norm voor een thuiswonende studerende en de oplegging van een boete van € 95,27.
De rechtbank heeft de bevindingen van de controleurs in het rapport als leidend beschouwd en geconcludeerd dat eiser niet voldeed aan de voorwaarden voor uitwonende studiefinanciering. De rechtbank oordeelde dat eiser geen eigen bed had op het adres waar hij ingeschreven stond en dat er geen bewijs was dat hij daar daadwerkelijk woonde. De rechtbank heeft de stellingen van eiser, dat hij wel degelijk op het adres woonde, als niet aannemelijk beoordeeld. De rechtbank heeft ook de hoogte van de opgelegde boete als passend en geboden beschouwd.
Uiteindelijk heeft de rechtbank het beroep van eiser ongegrond verklaard, wat betekent dat de besluiten van de Minister om de studiefinanciering om te zetten en de boete op te leggen, rechtmatig waren. De uitspraak benadrukt het belang van de feitelijke woonomstandigheden voor de toekenning van studiefinanciering en de gevolgen van misbruik van deze regeling.