ECLI:NL:RBDHA:2013:CA2528

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
22 januari 2013
Publicatiedatum
22 juni 2013
Zaaknummer
AWB 12/7970
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Huurtoeslag 2007 en de invloed van medebewoners op het toetsingsinkomen

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 22 januari 2013 uitspraak gedaan in een geschil over het recht op huurtoeslag voor het jaar 2007. Eiseres, wonende te [Z], had bezwaar gemaakt tegen de beslissing van de Belastingdienst om haar huurtoeslag op nihil te stellen. De Belastingdienst had vastgesteld dat het gemeenschappelijke toetsingsinkomen van eiseres en haar medebewoners te hoog was, waardoor zij geen recht had op huurtoeslag. Eiseres betwistte deze beslissing en stelde dat zij een zelfstandige woonruimte huurt met eigen voorzieningen, en dat de overige op het adres ingeschreven personen niet tot haar huishouden behoren.

De rechtbank oordeelde dat de Belastingdienst terecht de andere ingeschreven personen als medebewoners had aangemerkt. Volgens de wetgeving is het recht op huurtoeslag afhankelijk van de draagkracht van de huurder, diens partner en medebewoners. De rechtbank stelde vast dat eiseres niet had aangetoond dat de andere bewoners geen medebewoners waren en dat zij geen bewijsstukken had overgelegd ter ondersteuning van haar stelling dat zij een zelfstandige woonruimte huurt. De rechtbank concludeerde dat de Belastingdienst de huurtoeslag terecht op nihil had vastgesteld, omdat eiseres en haar toeslagpartner indirect invloed konden uitoefenen op de huurprijs.

De rechtbank verklaarde het beroep van eiseres ongegrond en zag geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar uitgesproken en partijen hebben de mogelijkheid om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Bestuursrecht
zaaknummer: AWB 12/7970
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer van
22 januari 2013 in de zaak tussen
[X], wonende te [Z], eiseres
en
Belastingdienst [te P], verweerder.
De bestreden uitspraak op bezwaar
De uitspraak van verweerder van 6 juli 2012 op het bezwaar van eiseres tegen de herziene definitieve berekening huurtoeslag 2007, met dagtekening 29 februari 2012.
Zitting
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 15 januari 2013.
Namens eiseres is daar verschenen [A], de toeslagpartner van eiseres (hierna: de toeslagpartner). Namens verweerder is verschenen [B].
Beslissing
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Overwegingen
1. Verweerder heeft bij beschikking van 19 juni 2009 de huurtoeslag voor het jaar 2007 in verband met de huur van een woning op het adres [adres] definitief berekend op € 2.318.
2. Bij beschikking van 29 februari 2012 heeft verweerder de definitief berekende huurtoeslag 2007 herzien en vastgesteld op € 0 omdat het gemeenschappelijke toetsingsinkomen van eiseres en haar medebewoners te hoog is. Op het adres stonden in het jaar 2007 meerdere personen ingeschreven in de Gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens (GBA). Verweerder heeft deze personen aangemerkt als medebewoners. Verder wordt de woonruimte verhuurd door [C] Ltd van welke rechtspersoon de toeslagpartner volgens verweerder 100% aandeelhouder is. Aldus kan eiseres volgens verweerder indirect invloed uitoefenen op de hoogte van de huurprijs, zodat het toekennen van huurtoeslag in strijd is met de bedoeling van de wet. Verweerder beroept zich in dit verband op de memorie van toelichting op de Huursubsidiewet, de regeling die aan de Wet huurtoeslag vooraf ging.
3. In geschil is of het recht op huurtoeslag voor het jaar 2007 terecht op nihil is vastgesteld. Eiseres stelt zich op het standpunt dat zij een zelfstandige woonruimte huurt met eigen voorzieningen gelegen op de tweede etage van het pand. De overige op het adres ingeschreven personen, met uitzondering van haar toeslagpartner en haar zoon, bewonen andere (zelfstandige) woonruimten in het pand dan wel in het achterhuis. Ten onrechte zijn hun inkomens daarom mede in aanmerking genomen. Voorts behoort de woning niet in eigendom toe aan [C] ltd maar aan [D] Holding en is de toeslagpartner geen aandeelhouder van [C] ltd.
4. Artikel 7, eerste lid, van de Wht luidt: “1. Het recht op en de hoogte van de huurtoeslag is afhankelijk van de draagkracht, waaronder begrepen het vermogen, van de huurder, diens partner en de medebewoners.”
5. Artikel 7, tweede lid, van de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen (hierna: Awir) bepaalt: “Indien in een inkomensafhankelijke regeling is bepaald dat naast de draagkracht van de belanghebbende en diens partner ook de draagkracht van medebewoners van belang is voor de beoordeling van de aanspraak op of de bepaling van de hoogte van een tegemoetkoming, wordt mede het toetsingsinkomen van de medebewoners in aanmerking genomen”. Ingevolge artikel 2, eerste lid, onder g, van de Awir wordt als medebewoner aangemerkt: “de persoon die op hetzelfde woonadres als de belanghebbende staat ingeschreven in de gemeentelijke basisadministratie persoonsgegeven”.
6. Niet in geschil is dat in het jaar 2007 meerdere personen op het adres stonden ingeschreven. Op grond van artikel 2, eerste lid, letter g, van de Awir heeft verweerder die personen terecht aangemerkt als medebewoners als bedoeld in artikel 7 van de Wht en hun inkomen mede in aanmerking genomen.
7. In de uitspraak van de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State van 27 december 2012, LJN: BY7348 is, voor zover van belang, als volgt geoordeeld:
“Wel mag de Belastingdienst er in beginsel van uitgaan dat op één GBA-adres één zelfstandige woning is gelegen en degenen die op hetzelfde GBA-adres zijn ingeschreven, met uitzondering van de onderhuurder en degenen die behoren tot dienst huishouden, mag aanmerken als medebewoners die behoren tot hetzelfde huishouden als de aanvrager van huurtoeslag. Het is aan de aanvrager om aan te tonen dat op één GBA-adres meer zelfstandige woningen zijn gelegen door bewijsstukken over te leggen waaruit blijkt dat de gehuurde woning beschikt over een eigen toegang en wezenlijke voorzieningen die niet met andere bewoners op hetzelfde adres worden gedeeld. Voorts dient de huurder aan te tonen dat degene die de Belastingdienst als medebewoner heeft aangemerkt niet tot zijn huishouden behoort of heeft behoord.”
8. Uit de hiervoor aangehaalde uitspraak volgt dat slechts aan de GBA inschrijvingen kan worden voorbijgegaan, indien eiseres aantoont dat sprake is van een zelfstandige woonruimte en dat de overige op het adres ingeschreven personen niet tot haar huishouden behoren of hebben behoord. Eiseres heeft ter ondersteuning van haar stelling dat dit het geval is, geen bewijsstukken overgelegd. De tot de gedingstukken behorende verklaring van de huurcommissie ziet op het achter het pand [adres] gelegen achterhuis en kan daarom niet als zodanig bewijs worden aangemerkt nu eiseres niet dat achterhuis bewoont maar de tweede etage van het voorhuis. Verweerder is onder die omstandigheden terecht uitgegaan van de GBA inschrijvingen en heeft de overige bewoners kunnen en mogen aanmerken als medebewoners. Nu niet is gesteld of gebleken dat de door verweerder gebruikte inkomensgegevens onjuist zijn, heeft verweerder de huurtoeslag daarom terecht op nihil vastgesteld.
9. De toeslagpartner heeft ter zitting verklaard dat hij de huurcontracten namens de verhuurder tekent in zijn hoedanigheid van directeur van de verhuurder, dat de huurpenningen worden betaald aan een andere rechtspersoon dan verhuurder en dat de toeslagpartner één van de aandeelhouders is van die andere rechtspersoon.
13. Naar het oordeel van de rechtbank volgt hieruit dat eiseres dan wel haar toeslagpartner rechtstreeks invloed kon uitoefenen op de hoogte van de huurprijs, dat zij daarmee ook de hoogte van de huurtoeslag kon beïnvloeden en dat de huurbetalingen indirect aan eiseres haar ten goede kwamen. Verweerder heeft zich dan ook terecht op het standpunt gesteld dat het in strijd met doel en strekking van de Wht is om onder die omstandigheden huurtoeslag toe te kennen.
14. Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen, is het beroep ongegrond verklaard.
15. De rechtbank ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.
Deze uitspraak is gedaan door mr. G.J. Ebbeling, rechter, in aanwezigheid van
mr. A.M. van Duijvendijk, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op
22 januari 2013.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na verzending van de uitspraak hoger beroep instellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, Postbus 20019, 2500 EA Den Haag. (Nadere informatie www.raadvanstate.nl)
Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:
1. - bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd.
2. - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. een dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;
d. de gronden van het hoger beroep.