ECLI:NL:RBDHA:2013:CA2355
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - meervoudig
- Rechtspraak.nl
Verklaring voor recht en gerechtelijke vaststelling vaderschap in het kader van de Paspoortwet
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 14 mei 2013 uitspraak gedaan in een geschil over de erkenning van een familierechtelijke relatie en de gerechtelijke vaststelling van het vaderschap van een minderjarige. De zaak werd behandeld door mr. J.M.C. Louwinger-Rijk, die tevens kinderrechter is. De moeder van de minderjarige verzocht om een verklaring voor recht dat er een familierechtelijke relatie bestaat tussen de man en de minderjarige, en om vervangende toestemming voor de afgifte van een Nederlands paspoort voor de minderjarige. De rechtbank overwoog dat het huwelijk tussen de moeder en de man, dat in Egypte was gesloten, niet in Nederland erkend kon worden vanwege de bigamie van de man. Dit leidde tot de conclusie dat de familierechtelijke betrekkingen naar Egyptisch recht niet voor erkenning in aanmerking kwamen, omdat het huwelijk van de man met een andere vrouw in Nederland niet erkend wordt. De rechtbank stelde vast dat erkenning van het juridisch vaderschap dat naar Egyptisch recht was ontstaan, onverenigbaar was met de Nederlandse openbare orde. De rechtbank wees het verzoek van de moeder af, omdat de minderjarige geen Nederlandse nationaliteit had en er geen grond was voor de erkenning van het vaderschap. De rechtbank concludeerde dat de minderjarige niet in aanmerking kwam voor een Nederlands paspoort, aangezien de primaire verzoeken van de moeder en het verzoek van de bijzonder curator werden afgewezen. De uitspraak benadrukt de beperkingen van de erkenning van buitenlandse huwelijken en de gevolgen daarvan voor de familierechtelijke betrekkingen in Nederland.