ECLI:NL:RBDHA:2013:CA1886

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
22 mei 2013
Publicatiedatum
22 juni 2013
Zaaknummer
C-09-418644 - HA ZA 12-561
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Internationale handelsgeschil over betaling van facturen en toepasselijkheid van forumkeuze

In deze zaak, die voor de Rechtbank Den Haag is behandeld, betreft het een geschil tussen de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid [A] B.V., gevestigd te Huizen, en de rechtspersoon naar Duits recht [B] HANDELS GMBH, gevestigd te Gronau, Duitsland. De procedure is ingeleid met een Europees Betalingsbevel (EBB), waarbij gedaagde [B] heeft aangegeven verweer te willen voeren, maar in de bodemprocedure geen advocaat heeft gesteld. Eiseres [A] heeft het EBB aangevuld zodat dit aan de eisen van een dagvaarding voldoet. De rechtbank heeft zich eerst gebogen over de rechtsmacht en de toepasselijkheid van het recht, gezien het internationale karakter van de zaak.

De rechtbank heeft vastgesteld dat er onvoldoende is gesteld voor een forumkeuze op basis van artikel 23 onder b van de EEX-Vo, maar dat er wel voldoende is gesteld om aan te nemen dat er sprake is van een forumkeuze die voldoet aan de vereisten van artikel 23 onder c van de EEX-Vo. Eiseres [A] heeft gevorderd dat gedaagde [B] wordt veroordeeld tot betaling van € 55.935,32 aan hoofdsom, vermeerderd met contractuele rente en een contractuele boete. De rechtbank heeft geoordeeld dat de forumkeuze geldig is overeengekomen en dat Nederlands recht van toepassing is op basis van artikel 3 van de Rome I-verordening.

De rechtbank heeft de vordering van [A] toegewezen, waarbij de hoofdsom, de contractuele rente en de buitengerechtelijke incassokosten zijn toegewezen. Gedaagde [B] is als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten verwezen. Het vonnis is uitgesproken op 22 mei 2013 door mr. J.L.M. Luiten in het openbaar.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK DEN HAAG
Team handel
zaaknummer / rolnummer: C/09/418644 / HA ZA 12-561
Vonnis van 22 mei 2013
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[A] B.V.,
gevestigd te Huizen,
eiseres,
advocaat mr. P.G. Broekman te Laren (NH),
tegen
de rechtspersoon naar Duits recht
[B] HANDELS GMBH,
gevestigd te Gronau, Duitsland,
gedaagde,
niet vertegenwoordigd door een advocaat.
Partijen zullen hierna wederom [A] en [B] genoemd worden.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de rolbeslissing van 27 februari 2013 en de daarin genoemde gedingstukken;
- de akte van 27 maart 2013 van de zijde van [A].
1.2. Ten slotte is een datum voor vonnis bepaald.
2. De feiten
2.1. [A] en [B] zijn beide handelaren in kaas. [A] heeft [B] hoeveelheden kaas geleverd en ter zake facturen gestuurd.
2.2. [B] heeft een deel van de facturen ter hoogte van € 55.935,32 - ook na verschillende aanmaningen - onbetaald gelaten.
3. Het geschil
3.1. [A] vordert veroordeling van [B] tot betaling aan [A] van € 55.935,32 aan hoofdsom, te vermeerderen met de contractuele rente van € 9.818,29 en te vermeerderen met € 8.930,30 aan contractuele boete, met veroordeling van [B] in de proceskosten.
3.2. Ter onderbouwing van haar vordering stelt [A] dat haar - naast de factuurbedragen - contractuele rente toekomt van 1,5 % per maand op basis van artikel 7 van de met [B] overeengekomen Algemene Handelsvoorwaarden (1992) voor de handel in kaas en de Geschillen Regeling tevens Arbitrage-reglement van de Vereniging “Nederlandse Zuivelbeurs” (hierna: de algemene voorwaarden). Voorts is in artikel 7 van de algemene voorwaarden geregeld dat [A] buitengerechtelijke incassokosten toekomt die zijn gefixeerd op 15 % van de hoofdsom, aldus [A].
3.3. In het kader van de Europese betalingsbevel procedure heeft [B] op 16 februari 2012 een standaardformulier ingevuld en door ondertekening daarvan aangegeven verweer te willen voeren. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
4. De beoordeling
4.1. Voordat de rechtbank inhoudelijk kan beslissen op de in geding zijnde geschilpunten, zal zij dienen in te gaan op de bevoegdheid van de Nederlandse rechter en op de vraag welk recht moet worden toegepast, daar [B] in Duitsland gevestigd is, hetgeen deze zaak een internationaal karakter geeft.
4.2. De Verordening (EG) nr. 44/2001 betreffende de rechterlijke bevoegdheid, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken (hierna: EEX-Vo) is toepasselijk op grond van de preambule en artikel 1 van deze verordening. [A] grondt de rechtsmacht van de Nederlandse rechter op de forumkeuzeclausule zoals opgenomen in artikel 2 lid 2 van de algemene voorwaarden. Volgens [A] is deze forumkeuze geldig overeengekomen conform de in artikel 23 lid 1 sub b dan wel artikel 23 lid 1 sub c EEX-Vo genoemde vereisten.
4.3. Op grond van artikel 23 lid 1 onder b EEX-Vo is een forumkeuzeovereenkomst geldig indien zij wordt gesloten in een vorm die wordt toegelaten door de handelwijzen die tussen partijen gebruikelijk zijn geworden.
Dit vormvoorschrift van artikel 23 lid 1 onder b EEX-Vo houdt een versoepeling in ten opzichte van het vormvoorschrift van artikel 23 lid 1 onder a EEX-Vo. Onder “een vorm die wordt toegelaten door de handelwijzen die tussen partijen gebruikelijk zijn geworden’, is te begrijpen het geval dat, indien partijen regelmatig zaken met elkaar doen (waardoor sprake is van een lopende handelsbetrekking) en zij hun relatie steeds hebben geregeld op grond van algemene voorwaarden van de ene partij waarin een forumkeuzebeding is opgenomen, welke voorwaarden deze aan de andere partij heeft medegedeeld, deze laatste partij daardoor is gebonden, ook al heeft zij op die mededeling niet uitdrukkelijk gereageerd. Daarmee strookt dat het stilzwijgen van die partij haar slechts als instemming met de forumkeuze kan worden toegerekend, wanneer haar de door de andere partij gehanteerde algemene voorwaarden waarin het forumkeuzebeding is opgenomen, zijn medegedeeld, en wel op een zodanige wijze dat zij het forumkeuzebeding kende of heeft kunnen kennen. De vraag of aan deze eis is voldaan, kan slechts worden beantwoord aan de hand van alle omstandigheden van het geval. Het ligt op de weg van de partij die zich op het forumkeuzebeding beroept, te stellen en zo nodig te bewijzen dat de mededeling op een zodanige wijze heeft plaatsgevonden dat de wederpartij het forumkeuzebeding kende of heeft kunnen kennen, waarbij een enkele (stelselmatige) verwijzing op de facturen onvoldoende is (vergelijk HR 27 mei 2011, LJN: BP8689 en HR 30 maart 2012, BV2356).
[A] stelt enkel dat zij op al haar facturen en schriftelijke correspondentie heeft vermeld dat de algemene voorwaarden van toepassing zijn. Daarbij begrijpt de rechtbank dat [A] bedoelt te stellen dat zij de als productie 1 overgelegde computeruitdraaien van de facturen op haar briefpapier - waarvan als productie 3 een voorbeeld is bijgevoegd - aan [B] heeft doen toekomen. Op dit briefpapier wordt inderdaad verwezen naar de algemene voorwaarden. De enkele vermelding op facturen is echter onvoldoende. Nu [A] voor het overige niets heeft gesteld waaruit volgt dat zij de algemene voorwaarden op enig moment daadwerkelijk aan [B] heeft doen toekomen c.q. heeft medegedeeld dat een forumkeuze deel uitmaakt van deze algemene voorwaarden, is aan het vereiste van artikel 23 lid 1 sub b niet voldaan.
4.4. Op grond van artikel 23 lid 1 onder c EEX-Vo is een forumkeuzeovereenkomst geldig indien zij wordt gesloten in de internationale handel, in een vorm die overeenstemt met een gewoonte waarvan de partijen op de hoogte zijn of hadden behoren te zijn en die in de internationale handel algemeen bekend is en door partijen bij dergelijke overeenkomsten in de betrokken handelsbranche doorgaans in acht wordt genomen.
Ter zake stelt [A] dat de algemene voorwaarden gebruikelijk zijn in de branche waarin [A] en [B] actief zijn en dat de forumkeuze daarmee in de branche een gebruikelijk beding betreft. Voorts is het volgens [A] in de branche gebruikelijk de algemene voorwaarden overeen te komen door enkele verwijzing daarnaar op brieven, opdrachtbevestigingen en facturen en was [B] met deze handelwijze bekend.
Daarmee heeft [A] voldaan aan haar stelplicht ter zake (vergelijk HR 27 mei 2011, LJN: BP8689). [B] heeft slechts in het EBB-formulier gemeld verweer te willen voeren, maar heeft na de omzetting in een dagvaardingsprocedure geen advocaat gesteld en geen inhoudelijk verweer gevoerd. Dat betekent dat de rechtbank ervan uitgaat dat voldaan is aan het vereiste van artikel 23 lid 1 sub c EEX-Vo en partijen een forumkeuze voor de rechtbank Den Haag zijn overeenkomen.
4.5. Het toepasselijk recht dient te worden bepaald aan de hand van de Verordening (EG) nr. 593/2008 van 17 juni 2008 inzake het recht dat van toepassing is op verbintenissen uit overeenkomst (hierna: Rome I). Nu [A] - onweersproken - stelt dat de algemene voorwaarden door partijen zijn overeenkomen en in artikel 2 van deel II van de algemene voorwaarden een rechtskeuze voor Nederlands recht is opgenomen, is Nederlands recht op basis van artikel 3 Rome I van toepassing.
4.6. [B] heeft geen inhoudelijk verweer gevoerd, waarmee de hoofdsom van € 55.935,32 voor toewijzing gereed ligt.
4.7. [A] heeft geen berekening overgelegd van de door haar gevorderde contractuele rente, zodat het door [A] gevorderde bedrag aan contractuele rente als onvoldoende onderbouwd zal worden afgewezen. Omdat uit artikel 7 lid 5 van de algemene voorwaarden volgt dat [B] vanaf 28 dagen na de respectievelijke leveringen contractuele rente van 1,5 % per kalendermaand over het betreffende factuurbedrag verschuldigd is, zoals [A] stelt, zal de rechtbank de contractuele rente in die zin toewijzen.
4.8. De door [A] gevorderde buitengerechtelijke incassokosten van € 8.930,30 komen eveneens op basis van de algemene voorwaarden voor toewijzing in aanmerking.
4.9. [B] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de kosten worden verwezen.
5. De beslissing
De rechtbank
5.1. veroordeelt [B] tot betaling aan [A] van een bedrag van € 55.935,32, te vermeerderen met de contractuele rente van 1,5 % per kalendermaand over de respectievelijke factuurbedragen vanaf 28 dagen na levering van de producten waarop de respectievelijke facturen zien,
5.2. veroordeelt [B] tot betaling aan [A] van een bedrag van € 8.930,30 aan buitengerechtelijke incassokosten,
5.3. veroordeelt [B] in de proceskosten aan de zijde van [A] tot op heden begroot op € 894,- aan salaris advocaat en € 1.941,34 aan verschotten,
5.4. wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.L.M. Luiten en in het openbaar uitgesproken op 22 mei 2013 in tegenwoordigheid van de griffier.