ECLI:NL:RBDHA:2013:CA1692

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
1 mei 2013
Publicatiedatum
22 juni 2013
Zaaknummer
AWB 12/4459 en AWB 12/4724
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Omgevingsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenuitspraak over bouwplan en omgevingsvergunning met betrekking tot VvE Flatgebouw Ambonstraat

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 1 mei 2013 uitspraak gedaan in een geschil tussen de VvE Flatgebouw Ambonstraat en de Burgemeester en wethouders van Alphen aan den Rijn. De zaak betreft een omgevingsvergunning voor een bouwplan dat niet voldeed aan de eisen van het Bouwbesluit en de bouwverordening. In een eerdere tussenuitspraak van 12 december 2012 had de rechtbank al geoordeeld dat verweerder onvoldoende had onderzocht of het bouwplan aan de regelgeving voldeed. De rechtbank heeft verweerder opgedragen om nader onderzoek te verrichten en de omgevingsvergunning aan te passen indien nodig.

Bij de einduitspraak heeft de rechtbank vastgesteld dat de afvoercapaciteit van de leidingen voor afvalwater niet voldeed aan de vereisten, aangezien de standleiding waarop de afvoeren van de nieuw te creëren appartementen moesten worden aangesloten, een te kleine diameter had. De rechtbank heeft verweerder opgedragen om de vergunning aan te passen zodat aansluiting op een standleiding met een grotere diameter van 150 mm wordt opgenomen. Daarnaast heeft de rechtbank overwogen dat de geluidnormen voor de sanibroyeurs in de nieuwe appartementen niet gegarandeerd konden worden, maar dat de aannames van verweerder over de geluiddempende maatregelen voldoende waren om aan te nemen dat de geluidnormen niet overschreden zouden worden.

De rechtbank heeft het beroep van de eisers gegrond verklaard, het bestreden besluit vernietigd en verweerder opgedragen om binnen vier weken een nieuw besluit te nemen op het bezwaar, waarbij de aan de derde partij verleende omgevingsvergunning moet worden gewijzigd. Tevens is verweerder veroordeeld in de proceskosten van de eisers. De uitspraak is openbaar gedaan en partijen zijn op de hoogte gesteld van hun rechtsmiddelen.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Bestuursrecht
zaaknummers: AWB 12/4459 en AWB 12/4724
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 1 mei 2013 in de zaak tussen
VvE Flatgebouw Ambonstraat ([nummers A]) te Alphen aan den Rijn (gemachtigde: [B]), verder: de VvE Ambonstraat en [C], te [D], eisers,
en
Burgemeester en wethouders van Alphen aan den Rijn, verweerder.
Als derde-partij heeft aan het geding deelgenomen: [E], te [D] (gemachtigde: mr. L.C.J. Dekkers).
Procesverloop
1.1. De rechtbank verwijst naar haar tussenuitspraak van 12 december 2012.
1.2. Verweerder heeft bij brief van 4 februari 2013 gereageerd.
1.3. Eisers hebben zienswijzen ingediend.
1.4. De rechtbank heeft het onderzoek gesloten.
Overwegingen
2. De reactie van verweerder en de zienswijzen van eisers geven de rechtbank geen aanleiding voor een nader onderzoek ter zitting. [E] heeft geen zienswijze ingediend. Er is ook geen aanleiding om de tussenuitspraak te herzien of anderszins daarop terug te komen.
3.1. Ten aanzien van de afvoercapaciteit van de leidingen voor afvalwater heeft verweerder erkend dat de standleiding waarop de afvoeren van de nieuw te creëren appartementen volgens de verleende omgevingsvergunning moeten worden aangesloten, geen 110 mm doorsnee hebben, maar inderdaad slechts 80 mm, zoals eisers hebben aangevoerd onder verwijzing naar het rapport van RRS BV.
3.2. Verweerder stelt thans dat de afvoeren, in afwijking van de verleende omgevingsvergunning, zijn aangesloten op een andere standleiding die een doorsnee heeft van 150 mm. In combinatie met het aanbrengen van sanibroyeurs moet daarmee een toereikende afvoercapaciteit zijn gewaarborgd, zo begrijpt de rechtbank het standpunt van verweerder. Daarbij merkt verweerder nog op dat de problemen bij de gesplitste appartementen [nummers A.1] mede kunnen zijn veroorzaakt door een foutieve aansluiting van de afvoerleidingen op de standleiding.
3.3. De VvE Ambonstraat heeft de aansluiting op de door verweerder bedoelde standleiding in twijfel getrokken, omdat dit afwijkt van de verleende omgevingsvergunning, niet door verweerder is gecontroleerd en de bedoelde standleiding enkele meters verderweg is gelegen. [C] heeft hier niets aan toegevoegd.
3.4. De rechtbank trekt uit een en ander de conclusie dat aansluiting van de afvoeren van de te splitsen appartementen op een standleiding van 80 mm inderdaad ontoereikend zal zijn, ook als dat constructief wel op een juiste wijze gebeurt en in combinatie met Sanibroyeurs, aangezien die ook op nummers [A.1] aanwezig zijn. Daarom dient verweerder de verleende omgevingsvergunning in die zin te wijzigen dat aansluiting op de door verweerder bedoelde leiding met een doorsnee van 150 mm in de vergunning wordt opgenomen. De rechtbank zal verweerder daartoe opdracht geven, aangezien uit de reactie van verweerder niet blijkt dat hij, zoals door de rechtbank in 5.2.2. van de tussenuitspraak aangegeven, de vergunning op dit punt heeft gewijzigd.
4.1. Verweerder gaat er van uit dat sanibroyeurs van het nieuwste type geplaatst zullen worden, met een maximaal bronvermogen van 55 dB(A). Verder gaat verweerder er van uit dat geluiddempende materialen zullen worden gebruikt bij het inbouwen van de sanibroyeurs in de nieuwe badkamers, hetgeen afwijkt van de constructie op nummers [A.1], waar de sanibroyeurs buiten de appartementen zijn aangebracht. In combinatie met het gebruik van een zwevende, geluidwerende vloer zou daarmee de geluidnorm van 30 dB(A) ruimschoots gehaald kunnen worden.
4.2. Eisers hebben, in essentie, aangevoerd dat nog steeds niet vaststaat dat de geluidnorm zal worden gehaald, onder meer omdat nog geen onafhankelijke meting heeft plaatsgevonden en omdat het gebruik van de bedoelde geluidwerende voorzieningen onzeker is.
4.3. De rechtbank volgt het standpunt van verweerder dat indien inderdaad van het nieuwste type sanibroyeur gebruik wordt gemaakt en de door verweerder beschreven geluidwerende voorzieningen worden aangebracht, aannemelijk is dat de geluidimmissie in de belendende appartementen niet groter zal zijn dan 19dB(A). Anders dan eisers aanvoeren stelt artikel 2.10, eerste lid, onder b, Wet algemene bepalingen omgevingsrecht niet de eis dat dit moet vaststaan. Het bronvermogen van de sanibroyeurs loopt inderdaad, naar eisers hebben aangevoerd, nog steeds uiteen van 40 tot 55 dB(A), maar de marge tussen de berekende 19 dB(A) en de norm van 30 DB(A) betekent dat ook als de geluidemissie onverhoopt tegenvalt nog geen overschrijding van de norm valt te vrezen. Dat vergt wel dat de in 4.1 bedoelde voorzieningen ook daadwerkelijk worden getroffen en in de omgevingsvergunning worden vastgelegd. De rechtbank zal verweerder daartoe opdracht geven, aangezien uit de reactie van verweerder niet blijkt dat hij, zoals door de rechtbank in 5.2.2. van de tussenuitspraak aangegeven, de vergunning op dit punt heeft gewijzigd.
5.1. De beroepen zijn gegrond. Het bestreden besluit wordt vernietigd wegens strijd met de artikelen 3:2 en 7:12, eerste lid, Awb, zoals in de tussenuitspraak aangegeven.
5.2. Verweerder dient binnen vier weken na de bekendmaking van deze uitspraak een nieuwe beslissing op bezwaar te nemen waarbij, onder gegrondverklaring van de bezwaren, de aan [E] verleende omgevingsvergunning als volgt wordt gewijzigd.
5.2.1. De afvalwaterafvoeren dienen te worden aangesloten op de standleiding van 150 mm.
5.2.2. Er dient gebruik te worden gemaakt van het nieuwste type sanibroyeur “Silence”, deze dienen te worden ingebouwd in vrijhangende toiletten met gebruikmaking van de aan verweerder gemelde geluiddempende materialen en er dient een zwevende, geluidwerende vloer te worden aangebracht.
6.1. Verweerder wordt met toepassing van artikel 8:75, eerste lid, van de Awb veroordeeld in de kosten die [C] in verband met de behandeling van het beroep redelijkerwijs heeft moeten maken. Deze kosten zijn op grond van het bepaalde in het Besluit proceskostenbestuursrecht vastgesteld op € 110,80 aan reis- en verletkosten voor het bijwonen van de zitting op 31 oktober 2012. Verweerder dient tevens het door eisers betaalde griffierecht te vergoeden.
Beslissing
De rechtbank:
verklaart het beroep gegrond;
vernietigt het bestreden besluit;
draagt verweerder op binnen vier weken na de dag van verzending van deze uitspraak een nieuw besluit te nemen op het bezwaar overeenkomstig het bepaalde in 5.2 van deze uitspraak;
draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 310,-- aan VvE Ambonstraat en van € 156,-- aan [C] te vergoeden;
- veroordeelt verweerder in de door [C] gemaakte proceskosten tot een bedrag van
€ 110,80 te betalen aan [C].
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.L. Verbeek, rechter, in aanwezigheid van mr. W. Goederee, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 1 mei 2013.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.