ECLI:NL:RBDHA:2013:CA1657

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
26 april 2013
Publicatiedatum
22 juni 2013
Zaaknummer
C/09441683 FA RK 13-3126
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering voorlopige machtiging op basis van onvoldoende bewijs van geestelijke stoornis en gevaar

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 26 april 2013 uitspraak gedaan over een verzoek tot het verlenen van een voorlopige machtiging voor de betrokkene, die verblijft in een psychiatrisch ziekenhuis. De officier van justitie had het verzoek ingediend, waarbij de rechtbank zich liet voorlichten door de behandelend arts, Vollebregt. De betrokkene, vertegenwoordigd door zijn advocaat, voerde verweer tegen het verzoek. De rechtbank benadrukte dat een voorlopige machtiging alleen kan worden verleend als er sprake is van een geestelijke stoornis die gevaar veroorzaakt, en dat dit gevaar niet kan worden afgewend door andere middelen buiten een psychiatrisch ziekenhuis.

De advocaat van de betrokkene betwistte de aanwezigheid van een geestelijke stoornis en de onderbouwing van het gestelde gevaar. De behandelend arts verklaarde dat de betrokkene achterdochtig is en lijdt aan een waanstoornis, maar de rechtbank oordeelde dat de geneeskundige verklaring voornamelijk was gebaseerd op informatie van de ex-partner van de betrokkene, met wie hij een slechte verstandhouding heeft. De rechtbank concludeerde dat er onvoldoende bewijs was dat de betrokkene daadwerkelijk een geestelijke stoornis had en dat hij gevaar veroorzaakte.

Uiteindelijk weigerde de rechtbank de verzochte machtiging, omdat zowel de gestelde stoornis als het gevaar niet voldoende waren onderbouwd. De rechtbank oordeelde dat de gedragingen van de betrokkene, zoals beschreven in de geneeskundige verklaring, niet konden worden vastgesteld op basis van de beschikbare informatie. De beschikking werd gegeven door mr. J. Brandt, bijgestaan door S.P.M. Flipse als griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Enkelvoudige Kamer
Rekestnummer: 13-3126
Zaaknummer: C/09/441683
Datum beschikking: 26 april 2013
P- nummer: 1054487
Voorlopige machtiging
Beschikking op het op 25 april 2013 ingekomen verzoek van:
de officier van justitie in het arrondissement Den Haag, met betrekking tot:
[de heer A],
de betrokkene,
geboren op [datum] 1966 te [plaats], Suriname,
wonende te [adres],
verblijvende in het psychiatrisch ziekenhuis Rivierduinen, GGZ Haagstreek te Leidschendam, krachtens een last van de burgemeester tot inbewaringstelling gegeven op 22 april 2013,
advocaat: mr. J.I. Echteld te Gouda.
Procedure
Bij het verzoekschrift zijn de volgende stukken - voor zover van belang - overgelegd:
- de op 23 april 2013 ondertekende en met redenen omklede verklaring van de geneesheer-directeur van het genoemde ziekenhuis;
- alsmede een afschrift van het behandelingsplan.
De rechtbank heeft de betrokkene op 26 april 2013 gehoord. De betrokkene werd bijgestaan
door zijn advocaat.
De rechtbank heeft zich in aanwezigheid van de betrokkene en zijn advocaat laten voorlichten door de behandelend arts Vollebregt.
Verzoek en verweer
Het verzoek strekt tot het verlenen van een voorlopige machtiging tot het doen voortduren van het verblijf in een psychiatrisch ziekenhuis van de betrokkene.
De betrokkene voert verweer, welk verweer hierna - voor zover nodig - zal worden besproken.
Beoordeling
Op het verzoek zijn van toepassing de artikelen 2, 5, 6, 8 en 9 van de Wet bijzondere opnemingen in psychiatrische ziekenhuizen (hierna: Wet Bopz).
De rechtbank stelt voorop dat de verzochte machtiging slechts mag worden verleend wanneer een stoornis van de geestvermogens de betrokkene het gevaar doet veroorzaken en het gevaar niet door tussenkomst van personen of instellingen buiten een psychiatrisch ziekenhuis kan worden afgewend.
De advocaat van de betrokkene heeft aangevoerd dat onvoldoende duidelijk is of de betrokkene lijdt aan een stoornis van de geestvermogens en dat het gestelde gevaar onvoldoende onderbouwd is. De advocaat bepleit namens de betrokkene afwijzing van het verzoek. Indien de rechtbank toch toewijzend mocht beslissen, dan bepleit de advocaat de verlening van een machtiging voor een kortere periode.
De arts heeft ter zitting verklaard dat de betrokkene achterdochtig is en lijdt aan een waanstoornis. Het is met name de omgeving die gevaar loopt door het gedrag van de betrokkene.
De rechtbank is, gelet op de stukken en het verhandelde ter zitting, van oordeel dat op basis van de geneeskundige verklaring en het verhandelde ter zitting onvoldoende is komen vast te staan dat de betrokkene lijdt aan een geestelijke stoornis en dat als gevolg van die stoornis sprake is van een gevaar. In de geneeskundige verklaring is weergegeven dat de betrokkene veelvuldig post voor de woning van zijn ex-partner en kinderen en dat hij zich daarnaast regelmatig ophoudt voor de school van zijn kinderen, een en ander om hen te beschermen tegen mogelijke gevaren. Op basis van deze feiten en omstandigheden is ten aanzien van de betrokkene de diagnose (paranoïde) waanstoornissen gesteld en is vastgesteld dat de betrokkene door zijn gedragingen een gevaar oplevert voor de psychische gezondheid van zijn ex-partner en kinderen.
Ter terechtzitting is komen vast te staan dat de in de geneeskundige verklaring weergegeven feiten en omstandigheden alle zijn gebaseerd op informatie van de ex-partner van de betrokkene, met wie de betrokkene een zeer slechte verstandhouding heeft. Andere verklaringen, die de geschetste gedragingen van de betrokkene onderbouwen, ontbreken. De betrokkene heeft de in de geneeskundige verklaring weergegeven gedragingen gedetailleerd betwist en heeft bovendien gesteld dat niet kan worden uitgesloten dat zijn ex-partner erop uit is hem zwart te maken, nu partijen zijn verwikkeld in een juridische procedure over de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken. In het licht van het voorgaande is naar het oordeel van de rechtbank niet komen vast te staan dat de betrokkene zich daadwerkelijk gedraagt op de wijze als in de geneeskundige verklaring weergegeven. Nu zowel de gestelde stoornis als het geschetste gevaar is gebaseerd op voornoemde gedragingen, is niet gebleken dat de betrokkene lijdt aan een geestelijke stoornis en dat hij als gevolg van deze stoornis gevaar veroorzaakt. De verzochte machtiging zal dan ook worden geweigerd.
Beslissing
De rechtbank:
weigert de verzochte machtiging.
Deze beschikking is gegeven door mr. J. Brandt, rechter, bijgestaan door S.P.M. Flipse als griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 26 april 2013.