ECLI:NL:RBDHA:2013:CA1626

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
14 april 2013
Publicatiedatum
22 juni 2013
Zaaknummer
AWB 12/31651
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • J.M. Sassenburg
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tijdigheid van beroepschrift en risico bij faxverzending in vreemdelingenzaken

In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag zich gebogen over de ontvankelijkheid van een beroepschrift dat door eiser is ingediend tegen een besluit van de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie. Het bestreden besluit, gedateerd op 28 augustus 2012, verklaarde het bezwaar van eiser ongegrond. Eiser had eerder een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning gedaan, welke was afgewezen. De rechtbank moest beoordelen of het beroepschrift tijdig was ingediend, aangezien dit bepalend is voor de ontvankelijkheid.

De rechtbank constateerde dat de beroepstermijn op 29 augustus 2012 was aangevangen en dat het beroepschrift pas op 5 oktober 2012 was ontvangen, na het verstrijken van de termijn. Eiser's gemachtigde had echter aangegeven dat er problemen waren met de verzending van het beroepschrift per fax. De rechtbank verwees naar eerdere jurisprudentie waarin werd gesteld dat het risico van een mislukte faxverzending in beginsel bij eiser ligt. Dit betekent dat als er iets misgaat bij de verzending, de gevolgen daarvan voor rekening van eiser komen.

De rechtbank oordeelde dat de overschrijding van de termijn niet verschoonbaar was, ondanks de argumenten van eiser's gemachtigde over de technische problemen met het faxapparaat. De rechtbank concludeerde dat de foutieve verzending niet alleen te wijten was aan technische onvolkomenheden, maar ook aan de gebruiker van het faxapparaat. Daarom werd het beroep niet-ontvankelijk verklaard. De uitspraak benadrukt het belang van zorgvuldigheid bij het indienen van beroepschriften en de verantwoordelijkheden van de indiener in het proces.

De uitspraak werd gedaan door mr. J.M. Sassenburg, rechter, en is openbaar uitgesproken op 14 mei 2013. Tegen deze uitspraak kan binnen vier weken hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Haarlem
Bestuursrecht
zaaknummer: AWB 12/31651
uitspraak van de enkelvoudige kamer voor vreemdelingenzaken van 14 mei 2013 in de zaak tussen
[naam eiser],
geboren op [geboortedatum], van Turkse nationaliteit,
eiser,
(gemachtigde: mr. J.P. Sanchez Montoto, advocaat te Wassenaar),
en
de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, voorheen de minister voor Immigratie, Integratie en Asiel, verweerder,
(gemachtigde: mr. S. Naarendorp, werkzaam bij de Immigratie- en Naturalisatiedienst).
Procesverloop
Bij besluit van 23 mei 2012 (het primaire besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiser van 23 december 2011 tot het verlenen van een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd met als doel “arbeid als zelfstandige voor de eenmanszaak [naam zaak]” afgewezen. Eiser heeft hiertegen bezwaar gemaakt en tevens een verzoek om een voorlopige voorziening ingediend, welk verzoek bij uitspraak van deze rechtbank, nevenzittingsplaats Haarlem, van 3 juli 2012 niet-ontvankelijk is verklaard.
Bij besluit van 28 augustus 2012 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser ongegrond verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld, welke gedateerd is op 19 september 2012, en op 5 oktober 2012 bij de rechtbank ontvangen. Tevens heeft eiser een verzoek ingediend bij de voorzieningenrechter tot het treffen van een voorlopige voorziening, inhoudende het verzoek verweerder te verbieden eiser uit te zetten totdat de rechtbank op het verzoek heeft beslist. Bij uitspraak van deze rechtbank, zittingsplaats Haarlem, van 1 februari 2013 is de voorlopige voorziening afgewezen.
De gemachtigde van eiser heeft op 7 maart 2013 nog aanvullende stukken toegezonden.
Verweerder heeft op 26 maart 2013 een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 4 april 2013. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
Overwegingen
1. De rechtbank ziet zich allereerst ambtshalve voor de vraag gesteld of het beroepschrift tijdig is ingediend en derhalve ontvankelijk is.
2. Op grond van artikel 6:7 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) bedraagt de termijn voor het indienen van een bezwaar- of beroepschrift zes weken. In afwijking hiervan is in artikel 69 Vreemdelingenwet 2000 (Vw) bepaald dat de termijn voor het indienen van een bezwaar- of beroepsschrift vier weken bedraagt. De termijn vangt op grond van artikel 6:8, eerste lid, van de Awb aan met ingang van de dag na die waarop het besluit op de voorgeschreven wijze is bekendgemaakt. Op grond van artikel 6:9, eerste lid, van de Awb is een bezwaar- of beroepschrift tijdig ingediend indien het voor het einde van de termijn is ontvangen. In artikel 6:11 van de Awb is bepaald dat ten aanzien van een na afloop van de termijn ingediend bezwaarschrift niet-ontvankelijkverklaring op grond daarvan achterwege blijft indien redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat de indiener in verzuim is geweest.
3. Niet in geschil is dat het bestreden besluit dateert van 28 augustus 2012 en op diezelfde dag is verzonden. Op grond van artikel 6:8 Awb is de beroepstermijn gaan lopen op 29 augustus 2012. Op grond van de artikelen 6:7 en 6:9 Awb was de laatste dag waarop nog tijdig beroep kon worden ingediend 25 september 2012. Nu het beroepschrift eerst op 5 oktober 2012, na het verstrijken van de beroepstermijn is ingediend, dient te worden beoordeeld of deze termijnoverschrijding verschoonbaar is.
4. De gemachtigde van eiser heeft bij brief van 5 oktober 2012 laten weten alleen een ontvangstbevestiging van het verzoek om een voorlopige voorziening te hebben ontvangen Voorts deelt hij mee dat hij kennelijk tweemaal een verzoek tot een voorlopige voorziening per fax heeft ingediend op 20 september 2012 in plaats van een verzoekschrift en een beroepschrift. Vervolgens is op 5 oktober 2012 alsnog het beroepschrift ingezonden.
4.1 Ter zitting heeft de gemachtigde van eiser nog toegelicht dat het faxapparaat van zijn kantoor in het verzendrapport niet aangeeft welk stuk is verzonden waardoor de foutieve verzending niet is opgemerkt. Verder stelt hij zich op het standpunt dat uit het verzoek om een voorlopige voorziening voldoende duidelijk blijkt dat het verzoek connex is aan een beroep. Het Centraal Inschrijfbureau Vreemdelingenzaken (CIV) had hem bovendien kunnen informeren over het feit dat er twee verzoeken om een voorlopige voorziening waren ingediend en geen beroepschrift zodat gemachtigde tijdig de gelegenheid had gesteld de fout te herstellen. Onder deze omstandigheden, dient de termijnoverschrijding verschoonbaar te worden geacht.
4.2 Volgens vaste jurisprudentie van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) van 24 juni 2003 (LJN AL6389), is verzending van een beroepschrift per fax mogelijk, maar ligt indien bij verzending iets mis gaat, het risico in beginsel bij eiser. Naar het oordeel van de rechtbank geldt dit ook voor de onvolledige verzendrapportage van het door de gemachtigde van eiser gebruikte faxapparaat. Bovendien valt de foutieve verzending hier niet alleen te wijten aan een technische onvolkomenheid van het gebruikte faxapparaat maar zal de fout ook (mede) zijn veroorzaakt door degene die het faxapparaat heeft gebruikt. Ook deze vergissing dient voor risico van de gemachtigde van eiser te komen. Ten slotte rust naar het oordeel van de rechtbank geen vergewisplicht op het CIV om bij indiening van een verzoek tot voorlopige voorziening hangende een beroepschrift te controleren of (tijdig) ook een beroepschrift wordt ingediend.
5. Het voorgaande leidt ertoe dat de overschrijding van de beroepstermijn niet verschoonbaar is en het beroep niet-ontvankelijk zal worden verklaard.
6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.M. Sassenburg, rechter, in aanwezigheid van mr. I. Boland, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 14 mei 2013.
griffier rechter
afschrift verzonden aan partijen op:
Coll:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan binnen vier weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.