Meervoudige kamer jeugdstrafzaken
Parketnummers 09/752085-12 en 09/777009-13 (gev.ttz.)
Tul 09/920317-11
Datum uitspraak: 8 mei 2013
De rechtbank Den Haag, rechtdoende in jeugdstrafzaken, heeft op de grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren op [datum] 1996 te [plaats],
adres: [adres] [plaats].
1. Het onderzoek ter terechtzitting
Het onderzoek is gehouden ter terechtzitting met gesloten deuren van 25 april 2013.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie mr. C.M. Offers en van hetgeen door de raadsman van de verdachte mr. M.A. van de Weerd, advocaat te 's-Gravenhage, en door de verdachte naar voren is gebracht.
Aan de verdachte is - na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting - ten laste gelegd dat:
Ten aanzien van parketnummer 09/752085-12:
hij op of omstreeks 18 februari 2012 te 's-Gravenhage tezamen en in vereniging
met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke
toeëigening in/uit een schoolgebouw, gelegen op of aan de Oostduinlaan (nr.50)
heeft weggenomen een geldbedrag en/of een videocamera en/of een laptop en/of
een printer, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan het
Aloysius College, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte
en/of zijn mededader(s), zulks na zich de toegang tot de plaats van het
misdrijf te hebben verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder
zijn/hun bereik te hebben gebracht door een ruit in een deur van dat
schoolgebouwin te slaan/gooien, althans te verbreken en/of (vervolgens) een
arm door die ingeslagen ruit te stoppen en/of via de aan de binnenzijde van de
deur zittende draaiknop die deur te openen en/of in dat schoolgebouw een of
meer ruit(en) in te slaan/gooien, althans te verbreken,
welke diefstal werd vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met
geweld tegen een of meer beveiligingsmedewerker(s), genaamd [slachtoffer 1]
en/of [slachtoffer 2], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden
en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf
en/of zijn mededader(s) hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit
van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld
hierin bestond(en) dat verdachte tezamen en in vereniging met een ander of
anderen, althans alleen, immers is hij verdachte en/of zijn mededader(s) met
een arm achter de rug en/of een zadel met daaraan de zadelpen in de hand dreigend naar die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] gelopen en/of (vervolgens) heeft hij verdachte en/of zijn
mededader(s) een of meer stoel(en) en/of een zadel met daaraan de zadelpen en/of een of meer ander(e) goed(eren) naar die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] gegooid;
art 312 lid 2 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht
art 312 lid 2 ahf/sub 3 Wetboek van Strafrecht
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 312 lid 1 Wetboek van Strafrecht
Ten aanzien van parketnummer 09/777009-13:
hij op of omstreeks 31 augustus 2012 te Rotterdam ter uitvoering van het door
verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of
anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening
in/uit een woning (aan de Campanulastraat 32) weg te nemen geld en/of goederen
van zijn/hun gading, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 3], in
elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s)
en zich daarbij de toegang tot die woning te verschaffen en/of die/dat weg te
nemen geld en/of goederen onder zijn/hun bereik te brengen door middel van
braak, verbreking en/of inklimming, met een of meer van zijn mededader(s),
althans alleen met een breekvoorwerp het slot van de voordeur van die woning
heeft geforceerd, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is
voltooid;
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 4 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht
art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht
Ten aanzien van parketnummer 09/752085-12:
In de avond van 18 februari 2012 wordt ingebroken in het Aloysius College te Den Haag. Twee beveiligingsmedewerkers krijgen een melding en begeven zich naar de school. Aldaar treffen zij in een kamer twee mannen aan, die bezig zijn met de inbraak. Als de inbrekers zich betrapt weten, keren zij zich met grof geweld tegen de beveiligingsmedewerkers. Eén van de beveiligingsmedewerkers raakt hierdoor gewond aan zijn duim. Vervolgens zien de beveiligingsmedewerkers hoe de twee inbrekers door een raam van het op drie hoog gelegen lokaal naar buiten springen en wegrennen. De politie verricht vervolgens onderzoek in het schoolgebouw. Op verschillende plekken in het schoolgebouw wordt bloed aangetroffen. Uit onderzoek bij het Nederlands Forensisch Instituut blijkt dat er een DNA match is van het bloed met het DNA-profiel van de medeverdachte [medeverdachte].
Er wordt ook een mobiele telefoon gevonden nabij het raam alwaar de verdachten uit waren gesprongen. Uit politieonderzoek blijkt dat het zeer aannemelijk is dat deze telefoon van verdachte is.
De vraag die de rechtbank moet beantwoorden is of wettig en overtuigend kan worden bewezen dat de verdachte één van de twee personen is, die zich hebben schuldig gemaakt aan de diefstal met braak en geweld in het Aloysius College.
Ten aanzien van parketnummer 09/777009-13:
Op 31 augustus 2012 wordt ingebroken in een woning te Rotterdam, maar er wordt niets uit de woning ontvreemd. Twee getuigen zien de twee daders uit de woning wegrennen, waarbij één van de daders zijn witte petje verliest. Uit onderzoek bij het Nederlands Forensisch Instituut blijkt dat er een DNA-profiel van verdachte in de pet is aangetroffen.
De vraag die de rechtbank moet beantwoorden is of wettig en overtuigend kan worden bewezen dat de verdachte één van de twee personen is, die zich hebben schuldig gemaakt aan de poging woninginbraak.
3.2 Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de rechtbank wettig en overtuigend bewezen zal verklaren dat de verdachte de ten laste gelegde feiten heeft begaan.
3.3 Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft ten aanzien van de zaak met parketnummer 09/752085-12 vrijspraak bepleit. Hij heeft daartoe aangevoerd dat het dossier aanwijzingen bevat dat verdachte één van de daders is, maar dat concreet bewijs niet voorhanden is. Zo is er een mobiele telefoon gevonden op 20 februari 2012, maar uit het dossier blijkt niet wie die telefoon gevonden heeft en wanneer. Ook zijn er gesprekken tussen verdachte en medeverdachte [medeverdachte] opgenomen waaruit zou kunnen blijken dat verdachte betrokken is bij de inbraak. Echter verdachte ontkent en stelt dat hij slechts met [medeverdachte] heeft meegepraat.
Ook worden er door de bewakers in een fotoboek twee jongens aangewezen die qua signalement overeenkomen met de daders, maar daar zit verdachte niet bij. Het zou derhalve mogelijk zijn dat [medeverdachte] de inbraak met een ander dan verdachte heeft gepleegd.
Ten aanzien van de zaak met parketnummer 09/777009-13 heeft de raadsman zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
3.4 De beoordeling van de tenlastelegging.
Uit het dossier en het verhandelde ter terechtzitting leidt de rechtbank het volgende af.
Ten aanzien van parketnummer 09/752085-12:1
Op 18 februari 2012 wordt ingebroken in het schoolgebouw van het Aloysius College, gelegen aan de Oostduinlaan 50 te 's-Gravenhage.2 Beveiligingsmedewerkers [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] reageren op de melding dat er wordt ingebroken en zij begeven zich naar het Aloysius College. In het schoolgebouw is een ravage aangericht. Er zijn allerlei braaksporen zichtbaar. De inbrekers hebben zich de toegang tot de school verschaft door een deurruit in te slaan. Zo konden zij de draaiknop aan de binnenkant van de deur omdraaien en binnenkomen. Verder blijkt dat de inbrekers ramen van diverse lokalen/kamers hebben ingeslagen.3 Als [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] bij kamer 213 komen zien zij een wit tasje voor de deur in de gang liggen en twee personen in de kamer staan. [slachtoffer 1] deelt de personen mee dat ze zijn aangehouden. De twee personen worden vervolgens erg agressief. Eén van hen komt met een hand op de rug en met in de andere hand een zadel met zadelpen dreigend op [slachtoffer 1] af.4 Even later wordt het zadel naar [slachtoffer 1] toe gegooid. De andere persoon gooit dan een stoel naar [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2]. [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] proberen zichzelf te beschermen door een tafel rechtop te zetten. De personen gooien dan echter met verschillende voorwerpen naar hen, waaronder stoelen.5 [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] zien zich genoodzaakt kamer 213 te verlaten. Eén van de personen slaat dan met het zadel met de zadelpen door de ruit van de kamerdeur.6 [slachtoffer 1] raakt daardoor gewond aan zijn duim. Even later zien [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] hoe één van de personen naar het raam loopt en het raam opent. Die persoon springt vervolgens uit het raam. De andere persoon aarzelt even, maar springt dan ook uit het raam. [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] zien nog hoe de twee personen wegrennen over het sportveld.7
Het schoolgebouw wordt de volgende dag onderzocht op sporen.
Op diverse plekken in het gebouw wordt bloed aangetroffen. Dit bloed wordt naar het Nederlands Forensisch Instituut gezonden, teneinde te worden onderzocht. Uit een vergelijking van het aangetroffen bloed met gegevens uit de DNA-databank, blijkt dat er een match is met het bloed van de medeverdachte [medeverdachte].8
In het witte plastictasje dat voor kamer 213 wordt aangetroffen, zitten twee externe dvd-writers - vermoedelijk uit de mediatheek van de school- , geheugenkaartlezers en een zakje met muntgeld.9
Op 20 februari 2012 wordt de politie ervan in kennis gesteld door personeel van het Aloysiuscollege dat op het grasveld, gelegen onder het raam van waaruit de inbrekers zijn gesprongen, in het weekeinde een mobiele telefoon is gevonden.10 De politie acht het na onderzoek naar de mobiele telefoon zeer aannemelijk dat de eigenaar/gebruiker van de telefoon verdachte is. In de telefoon staan onder ander het telefoonnummer van [medeverdachte] en de moeder van verdachte.11
In een ander strafrechtelijk onderzoek tegen medeverdachte [medeverdachte] zijn er van diverse telefoonnummers gesprekken opgenomen en uitgeluisterd. Tijdens het uitluisteren blijkt er informatie te zijn over de inbraak in het Aloysius College.
Er is geconstateerd dat verdachte en [medeverdachte] het volgende met elkaar hebben besproken:
- verdachte vertelt [medeverdachte] over die brakkie van Aloysius. Maar dat hij keihard ontkent en zich beroept op zijn zwijgrecht;
- [medeverdachte] zegt dat hij naar het ziekenhuis is gegaan. Verdachte vraagt waarom. Dan zegt [medeverdachte] dat dat voor zijn rug is omdat ze toen die "turba" gingen slaan.12
Op 1 juni 2012 heeft er een transport plaatsgevonden waarbij in een transportbus van Dienst Vervoer & Ondersteuning verdachte samen met [medeverdachte] werd vervoerd. Het geluid van dit transport is opgenomen. Tussen verdachten is onder andere het volgende besproken:
Verdachte Elke keer als we naar hoofdbureau gaan voor verhoren we gaan langs die Aloyisiuscollege.
[medeverdachte] Westside. Drie hoog, drie hoog z?n moeder. Whola. Me rug me bijna gebroken.
Verdachte Whola. Broer ik kom zo. Ik zeg ...Hij sprong drie hoog met mij.
[medeverdachte]: A mattie. Je moet nagaan. Wij liepen hier in deze straat half vier 's nachts, weet je nog.
[medeverdachte]: Drie hoog asaibi (fonetisch) man. Drie hoog.
Verdachte: whola ik voelde mij een vogel.
Verdachte: whoef whoef. Ik zie jou gelijk rennen.
[medeverdachte]: ja whola ik ging als en hyena rennen hè.13
Verdachte: ik voelde me kanker goed toen ik de darbie die ik spring. For the minute die chanel (fonetisch). Kom eerst met zadel, truup, truup, truup.
[medeverdachte]: met zadel ze moeder gewoon zo onpro, gewoon zo onprofessioneel komen wij daar binnen.14
De rechtbank is, anders dan de raadsman, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting en de processtukken van oordeel dat aan de gesprekken tussen verdachte en [medeverdachte] in redelijkheid geen andere uitleg kan worden gegeven dan dat deze gesprekken te maken hebben met de door hen gepleegde inbraak bij het Aloysius College. Het gaat in de gesprekken om dermate concrete en specifieke handelingen die plaatsvonden tijdens de inbraak dat de rechtbank de stelling van verdachte, dat hij slechts met [medeverdachte] meepraat, onaannemelijk acht.
Ook volgt de rechtbank verdachte niet in zijn verklaring dat de mobiele telefoon, gevonden onder het raam waar de verdachten uit zijn gesprongen, niet van hem is. Alle informatie die de politie op die telefoon heeft gevonden wijst er immers op dat de telefoon van hem is. Dergelijke informatie vraagt om een nadere verklaring van verdachte, maar die heeft hij niet gegeven.
De rechtbank is op grond van vorenstaande bewijsmiddelen van oordeel dat verdachte zich samen met een ander schuldig heeft gemaakt aan diefstal met geweld en braak bij het Aloysius College.
De verdachten hebben in het schoolgebouw goederen toebehorende aan het Aloysius college in een witte plastictas gestopt. Hiermee hebben zij zich een zodanige feitelijke heerschappij over deze goederen verschaft dat de wegneming hiervan als voltooid kan gelden. Dat zij de tas in het schoolgebouw hebben achtergelaten toen zij uit het raam sprongen, omdat ze wilden ontkomen aan de bewakers, doet hieraan niets af.
Ten aanzien van parketnummer 09/777009-13:
De rechtbank is van oordeel dat met een opgave van bewijsmiddelen, als genoemd in artikel 359, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering kan worden volstaan, nu de verdachte het bewezen verklaarde heeft bekend. Voorts heeft de verdachte nadien niet anders verklaard en heeft de raadsman van de verdachte geen vrijspraak bepleit.
De rechtbank heeft bij de beoordeling acht geslagen op de volgende bewijsmiddelen:
- de bekennende verklaring door verdachte afgelegd op 9 januari 2013 tegenover de rechter-commissaris;
- de bekennende verklaring door verdachte afgelegd ter terechtzitting van
25 april 2013;
- een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van aangifte, opgenomen in het dossier met het nummer PL17E0 2012458729-1, d.d. 31 augustus 2012, inhoudende de verklaring van [slachtoffer 3];
- een in de wettelijke vorm opgenomen proces-verbaal van verhoor getuige, opgenomen in het dossier met nummer PL17E0 2012458729-1, d.d. 1 september 2012, inhoudende de verklaring van [getuige 1] en [getuige 2];
- rapport DNA-onderzoek, d.d. 3 december 2012, naar aanleiding van een inbraak gepleegd in Rotterdam op 31 augustus 2012.
Op grond van deze verklaringen acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan een poging tot diefstal met braak.
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat:
Ten aanzien van parketnummer 09/752085-12:
hij op 18 februari 2012 te 's-Gravenhage tezamen en in vereniging
met een ander, met het oogmerk van wederrechtelijke
toeëigening in een schoolgebouw, gelegen aan de Oostduinlaan (nr.50)
heeft weggenomen enig goed, toebehorende aan het
Aloysius College, zulks na zich de toegang tot de plaats van het
misdrijf te hebben verschaft en de weg te nemen goederen onder
hun bereik te hebben gebracht door een ruit in een deur van dat
schoolgebouw in te slaan, en (vervolgens) een
arm door die ingeslagen ruit te stoppen en via de aan de binnenzijde van de
deur zittende draaiknop die deur te openen en in dat schoolgebouw ruiten in te slaan,
welke diefstal werd vergezeld en gevolgd van geweld tegen beveiligingsmedewerkers, genaamd [slachtoffer 1]
en [slachtoffer 2], gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken en om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf
en zijn mededader de vlucht mogelijk te maken, welk geweld hierin bestond dat verdachte tezamen en in vereniging met een ander, met
een arm achter de rug en een zadel met daaraan de zadelpen in de hand dreigend naar die [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] is gelopen en (vervolgens) hebben hij, verdachte, en zijn
mededader stoelen en een zadel met daaraan de zadelpen en andere goederen naar die [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] gegooid.
Ten aanzien van parketnummer 09/777009-13:
hij op 31 augustus 2012 te Rotterdam ter uitvoering van het door
verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in/uit een woning (aan de Campanulastraat 32) weg te nemen geld en/of goederen
van hun gading, toebehorende aan [slachtoffer 3],
en zich daarbij de toegang tot die woning te verschaffen en die/dat weg te
nemen geld en/of goederen onder hun bereik te brengen door middel van
braak, met zijn mededader, met een breekvoorwerp het slot van de voordeur van die woning
heeft geforceerd, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is
voltooid.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
4. De strafbaarheid van de feiten
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feit uitsluiten.
Dit levert de in de beslissing genoemde strafbare feiten op.
5. De strafbaarheid van de verdachte
De verdachte is eveneens strafbaar, omdat niet is gebleken van omstandigheden die zijn strafbaarheid uitsluiten.
6.1. De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte ter zake van het hem bij dagvaarding met parketnummer 09/752085-12 en bij dagvaarding met parketnummer 09/777009-13 ten laste gelegde feiten wordt veroordeeld een werkstraf van 200 uren, subsidiair 100 dagen jeugddetentie, met aftrek van de tijd in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht.
Voorts heeft de officier van justitie gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld tot een voorwaardelijk jeugddetentie voor de duur van 4 maanden, met een proeftijd van twee jaar, met als bijzondere voorwaarde dat hij zich zal houden aan de aanwijzingen van Bureau Jeugdzorg. De officier van justitie heeft verzocht de bijzondere voorwaarde dadelijk uitvoerbaar te verklaren.
6.2. Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft, indien de rechtbank tot een bewezenverklaring van beide feiten komt, verzocht geen jeugddetentie op te leggen. Een jeugddetentie zal de positieve ontwikkeling van verdachte doorkruisen.
6.3. Het oordeel van de rechtbank
Na te melden straf is in overeenstemming met de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Ten aanzien van parketnummer 09/752085-12:
De verdachte heeft zich samen met een ander schuldig gemaakt aan een inbraak in het Aloysius College. De verdachte en zijn medeverdachte hebben voor een ravage in het schoolgebouw gezorgd en zij hebben een aantal goederen toebehorende aan de school in een witte tas gestopt, waardoor zij er als heer en meester over zijn gaan beschikken. De schade voor het Aloysius College is aanzienlijk. Dit betreft een ernstig strafbaar feit. De verdachte is enkel uit geweest op materieel gewin en heeft laten zien bereid te zijn ver te gaan en geweld te gebruiken om zijn doel te bereiken. Bovendien hebben de verdachte en zijn medeverdachte grof geweld gepleegd tegen de twee beveiligingsmedewerkers die hen betrapten. Eén van deze beveiligingsmedewerkers moest de confrontatie met de verdachte en zijn medeverdachte bekopen met onherstelbaar letsel aan zijn duim. Blijkens de ter terechtzitting voorgedragen schriftelijke slachtofferverklaring van slachtoffer [slachtoffer 1] heeft hij reeds ruim een jaar veel last van zijn duim, hetgeen enkel kan worden opgelost door de duim operatief vast te laten zetten met een schroef. Ondanks het feit dat dit betekent dat het slachtoffer deze duim na de operatie niet meer zal kunnen buigen, heeft hij besloten deze operatie binnenkort te zullen ondergaan omdat de huidige situatie niet langer houdbaar is.
Ten aanzien van parketnummer 09/777009-13:
De verdachte heeft zich samen met een ander schuldig gemaakt aan een poging tot diefstal met braak in/uit een woning. Dit feit heeft niet alleen overlast en materiële schade veroorzaakt, maar heeft ook inbreuk gemaakt op de privacy van het slachtoffer. De ervaring leert dat veel slachtoffers van woninginbraken zich niet meer veilig en geborgen voelen in hun huis. Sommige slachtoffers ondervinden daardoor nog langdurig psychische problemen. De rechtbank neemt het de verdachte en diens medeverdachte kwalijk dat zij zich niets gelegen hebben laten liggen aan de eigendommen en de privacy van een ander en de overlast die zij het slachtoffer hebben bezorgd.
Voorts is komen vast te staan dat de verdachte, blijkens een hem betreffend uittreksel uit het uittreksel Justitiële Documentatie, in het verleden reeds eerder is veroordeeld voor soortgelijke feiten.
De rechtbank heeft acht geslagen op het rapport van de Raad voor de Kinderbescherming, d.d. 12 februari 2013. De Raad adviseert de verdachte een voorwaardelijke jeugddetentie op te leggen met als voorwaarde dat hij zich houdt aan de aanwijzingen van de jeugdreclassering/gezinsvoogd. Gezien het hoge algemene recidiverisico en het hoge risico op geweld tegen personen is de Raad van oordeel dat er redelijk intensief en stevig zou moeten worden ingezet. Een voorwaardelijke jeugddetentie is een stevig middel om verdachte te behoeden voor recidive.
Namens de Raad voor de Kinderbescherming is ter terechtzitting als deskundige gehoord de heer M.J. van Dam, werkzaam als zittingsvertegenwoordiger. Hij heeft, verkort en zakelijk weergegeven, naar voren gebracht dat de verdachte woont in een wijk waar hij negatief wordt beïnvloed door andere jongeren en dat pedagogisch gezien hulpverlening nu het beste voor hem is.
Namens de Stichting Bureau Jeugdzorg is ter terechtzitting als deskundige gehoord mevrouw S.N. Klören, werkzaam als jeugdreclasseringsmedewerker en gezinsvoogd. Zij heeft, verkort en zakelijk weergegeven, verklaard dat de verdachte probeert zijn leven te beteren. Het is nu mogelijk om met hem te praten over het delict en zijn blowgedrag. Er zal door Bureau Jeugdzorg geen verlenging van de ondertoezichtstelling verzocht worden. Bureau Jeugdzorg wil de verdachte wel blijven begeleiden in het kader van de Maatregel Hulp en Steun. Vanaf september 2012 heeft de verdachte goed gedrag laten zien.
De rechtbank zal in de strafmaat rekening houden met het feit dat de verdachte, zoals gesteld door de Raad en Bureau Jeugdzorg, probeert zijn leven te beteren. Om de recente positieve houding en ontwikkeling van de verdachte niet te doorkruisen zal de rechtbank geen onvoorwaardelijke jeugddetentie opleggen.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat een onvoorwaardelijke werkstraf en een voorwaardelijke jeugddetentie een passende reactie is gezien de ernst van de feiten en het ontoelaatbare gedrag van de verdachte.
Als extra waarborg om de verdachte te weerhouden van het plegen van nieuwe strafbare feiten zal de rechtbank de jeugddetentie voorwaardelijk opleggen met een proeftijd van twee jaren. Tevens zal de verdachte zich gedurende die proeftijd moeten gedragen naar de voorschriften hem te geven door of namens de Stichting Bureau Jeugdzorg.
Omdat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat de veroordeelde wederom een misdrijf zal begaan dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen spreekt de rechtbank uit dat, gelet op artikel 77za WvSr, de hierboven gestelde voorwaarden en de op grond van artikel 77aa WvSr te verlenen hulp en steun, dadelijk uitvoerbaar zijn.
7. De vordering van de benadeelde partij
[slachtoffer 3] heeft zich in de zaak met parketnummer 09/777009-13 als benadeelde partij gevoegd.
7.1. De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot niet-ontvankelijk verklaring van de benadeelde partij nu er geen schade is gevorderd.
7.2. Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich niet uitgelaten over de vordering.
7.3. Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in haar vordering tot schadevergoeding, aangezien er geen concreet bedrag aan schade is gevorderd.
De benadeelde partij kan de vordering in zoverre slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
8. De inbeslaggenomen goederen
8.1. De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat het in beslag genomen voorwerp, telefoontoestel van het merk Samsung, zal worden verbeurdverklaard.
8.2. Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich niet uitgelaten over het in beslag genomen goed.
8.3. Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank zal het op de beslaglijst onder 1 genummerde voorwerp, verbeurdverklaren.
9. De vordering tenuitvoerlegging
9.1. De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft de vordering tot tenuitvoerlegging gewijzigd in die zin dat wordt gevorderd dat in plaats van een last tot tenuitvoerlegging ten aanzien van
het voorwaardelijke deel van de jeugddetentie opgelegd bij vonnis van de meervoudige strafkamer d.d. 19 juli 2012, te weten jeugddetentie voor de duur van 30 dagen,
een taakstraf, bestaande uit een werkstraf voor de duur van 60 uren, subsidiair 30 dagen vervangende jeugddetentie, zal worden gelast.
9.2. Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht om de proeftijd van de vordering met één jaar te verlengen.
9.3. Het oordeel van de rechtbank
Vordering tenuitvoerlegging
De rechtbank acht termen aanwezig voor toewijzing van de vordering van de officier van justitie tot tenuitvoerlegging van het voorwaardelijk deel van de opgelegde jeugddetentie, waartoe verdachte werd veroordeeld bij onherroepelijk geworden vonnis van de meervoudige strafkamer in deze rechtbank d.d. 19 juli 2012. Uit het onderzoek ter terechtzitting is immers gebleken dat verdachte de algemene voorwaarde niet heeft nageleefd, doordat deze zich voor het einde van de proeftijd die bij voormeld vonnis was opgelegd, wederom heeft schuldig gemaakt aan soortgelijke feiten. De rechtbank ziet evenwel aanleiding tot omzetting daarvan in een taakstraf, bestaande uit een werkstraf van na te melden duur.
10. De toepasselijke wetsartikelen
De op te leggen straf is gegrond op de artikelen:
33, 33a, 45, 63, 77a, 77g, 77h, 77i, 77m, 77n, 77x, 77y, 77z, 77za, 77aa, 77dd, 77ee, 77gg, 311, 312 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.
11. De beslissing
De rechtbank:
verklaart wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte de hem bij dagvaarding met parketnummer 09/752085-12 en bij dagvaarding met parketnummer 09/777009-13 ten laste gelegde feit heeft begaan en dat het bewezene uitmaakt:
ten aanzien van parketnummer 09/752085-12:
diefstal, vergezeld en gevolgd van geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken en bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers van het misdrijf de vlucht mogelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen en terwijl de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak;
ten aanzien van parketnummer 09/777009-13:
poging tot diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak;
verklaart het bewezene en de verdachte deswege strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte bij dagvaarding meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
veroordeelt verdachte tot:
een taakstraf, bestaande uit een werkstraf, zijnde het verrichten van onbetaalde arbeid, voor de tijd van 200 UREN;
beveelt, voor het geval dat de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, dat vervangende jeugddetentie zal worden toegepast voor de tijd van 100 DAGEN;
bepaalt dat de tijd, door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de hem opgelegde taakstraf geheel in mindering zal worden gebracht, voorzover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;
bepaalt de maatstaf volgens welke de aftrek overeenkomstig artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht zal geschieden op 2 uren per dag;
veroordeelt de verdachte tot voorts tot:
een jeugddetentie voor de duur van 4 MAANDEN,
bepaalt, dat die straf niet zal worden ten uitvoer gelegd, zulks onder de algemene voorwaarde, dat de veroordeelde zich voor het einde van de hierbij op 2 jaren vastgestelde proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit
alsmede onder de algemene voorwaarde dat de veroordeelde ter vaststelling van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
en onder de hierna te noemen bijzondere voorwaarde;
- dat de veroordeelde zich gedurende de proeftijd zal gedragen naar de voorschriften hem te geven door of namens de Stichting Bureau Jeugdzorg, zolang die instelling zulks nodig acht;
verstrekt aan bovengenoemde instelling de opdracht om aan de veroordeelde hulp en steun te verlenen bij de naleving van de bijzondere voorwaarde krachtens het bepaalde bij artikel 77aa van het Wetboek van Strafrecht;
beveelt dat de op grond van artikel 77z gestelde voorwaarden en de op grond van artikel 77aa van het Wetboek van strafrecht te verlenen hulp en steun, dadelijk uitvoerbaar zijn;
bepaalt dat de vordering van de benadeelde partij niet-ontvankelijk is en dat de benadeelde partij de vordering in zoverre slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
gelast, in plaats van een last tot tenuitvoerlegging te geven van de straf, voorwaardelijk opgelegd bij voormeld vonnis van meervoudige strafkamer in deze rechtbank d.d. 19 juli 2012, gewezen onder parketnummer 09/920317-11, te weten jeugddetentie voor de duur van 30 dagen, een taakstraf, bestaande uit een werkstraf voor de duur van 60 uren, subsidiair 30 dagen vervangende jeugddetentie;
verklaart verbeurd het op de beslaglijst onder 1 genummerde voorwerp, te weten: een telefoontoestel, merk Samsung, kleur rood;
heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte.
Dit vonnis is gewezen door
mr. S.M. Borkent, kinderrechter, voorzitter,
mr. P. de Haan, kinderrechter,
en mr. J.M. Ghrib, kinderrechter,
in tegenwoordigheid van mr. M.H. van Limpt, griffier.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 8 mei 2013.
1 Wanneer hierna wordt verwezen naar doorgenummerde dossierpagina's betreft dit - voor zover niet anders weergegeven - delen van ambtsedige processen-verbaal, als bijlagen opgenomen bij het dossier met het nummer PL1521 2012037172.
2 Proces-verbaal van aangifte [aangever], p. 7; proces-verbaal van aangifte [slachtoffer 1], p. 14, 15.
3 Proces-verbaal van aangifte [aangever], p. 7, 8; proces-verbaal van sporenonderzoek, p. 59.
4 Proces-verbaal van aangifte [slachtoffer 1], p. 15.
5 Proces-verbaal vaan aangifte [slachtoffer 1], p. 15; proces-verbaal van verhoor getuige [slachtoffer 2], p. 20, 21.
6 Proces-verbaal van aangifte [slachtoffer 1], p. 15.
7 Proces-verbaal vaan aangifte [slachtoffer 1], p. 15; proces-verbaal van verhoor getuige [slachtoffer 2], p. 21.
8 Proces-verbaal van sporenonderzoek, p. 58-60; rapport resultaten DNA-onderzoek, p. 62-67.
9 Proces-verbaal van bevindingen, p. 24-25.
10 Proces-verbaal van bevindigen, p. 85.
11 Proces-verbaal van bevindingen, p. 96-98.
12 Proces-verbaal van bevindingen, p. 107-108.
13 Proces-verbaal van bevindingen, p. 119- 121.
14 Proces-verbaal van bevindingen, p. 152.