Parketnummer: 09/748010-12
Datum uitspraak: 4 maart 2013
De rechtbank Den Haag heeft op de grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren op [datum] 1974 te [plaats] (Dominicaanse Republiek),
adres: [adres].
1. Het onderzoek ter terechtzitting
Het onderzoek is gehouden ter terechtzitting van 18 en 20 juli 2012, 15 oktober 2012, 9 januari 2013 en 15 en 18 februari 2013.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie mr. J. Patist en van hetgeen door de raadsman van verdachte mr. M.A.W. Nillesen, advocaat te 's-Hertogenbosch, en door de verdachte naar voren is gebracht.
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
zij in of omstreeks de periode van 20 maart 2012 tot en met 4 april 2012 te Heiloo en/of Antwerpen, in elk geval in Nederland en/of België, via de Westerschelde, in elk geval via de Nederlandse wateren, tezamen en in vereniging met een of meer ander(en), althans alleen, opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht, als bedoeld in artikel 1 lid 4 van de Opiumwet, (ongeveer) 575 kilogram, althans een grote hoeveelheid, van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij die wet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
subsidiair, indien het vorenstaande niet tot een bewezenverklaring en/of een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
zij in of omstreeks de periode van 1 november 2011 tot en met 4 april 2012 te Heiloo en/of Antwerpen, althans in Nederland en/of België, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten het opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland brengen en/of verkopen en/of afleveren en/of verstrekken en/of vervoeren van (ongeveer) 575 kilogram, althans een grote hoeveelheid, van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I, voor te bereiden en/of te bevorderen,
* een of meer ander(en) heeft getracht te bewegen om dat feit/die feiten te plegen, te doen plegen, mede te plegen, uit te lokken en/of om daarbij behulpzaam te zijn en/of om daartoe gelegenheid, middelen en/of inlichtingen te verschaffen, en/of
* zich en/of een ander of anderen gelegenheid en/of middelen en/of inlichtingen tot het plegen van dat/die feit(en) heeft trachten te verschaffen, en/of
* voorwerpen en/of vervoermiddelen en/of stoffen en/of gelden en/of andere betaalmiddelen voorhanden heeft gehad, waarvan zij en/of haar mededader(s) wist(en) of ernstige reden had(den) te vermoeden dat zij bestemd waren tot het plegen van het hierboven bedoelde feit,
hebbende, verdachte, en/of (één of meer van) haar mededader(s), tezamen en in vereniging met elkaar, althans ieder voor zich, toen en daar opzettelijk:
* een of meer ontmoeting(en) gehad met betrekking tot het opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland brengen en/of afleveren en/of vervoeren van voornoemde hoeveelheid cocaïne en/of
* een of meer telefoongesprek(ken) gevoerd en/of berichten gestuurd (al dan niet in versluierd taalgebruik) met betrekking tot het opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland brengen en/of afleveren en/of vervoeren van voornoemde hoeveelheid cocaïne
* een of meer (vracht)auto('s) gehuurd en/of bestuurd en/of geregeld ten behoeve van het transport van voornoemde hoeveelheid cocaïne.
3. Overwegingen over de bewijsbaarheid van het ten laste gelegde
Naar aanleiding van een proces-verbaal van de Criminele Inlichtingen Eenheid (CIE) van de politie Haaglanden van 14 november 2011, waarin wordt gemeld dat in opdracht van [medeverdachte 1] een container "coke" naar de haven van Antwerpen wordt verscheept2, is het openbaar ministerie een omvangrijk opsporingsonderzoek gestart. Bij dit onderzoek is gebruik gemaakt van meerdere opsporingsmiddelen, zoals de stelselmatige observatie van personen en het afluisteren van telefoongesprekken.
In het kader van voormeld onderzoek heeft de politie waargenomen dat verdachte [medeverdachte 2] op 2 april 2012 met een vrachtauto de grens met België is gepasseerd.3 Vervolgens heeft hij telefonisch contact met zijn echtgenote. In dat telefoongesprek leest zijn echtgenote hem een e-mail voor die betrekking heeft op een container die zich aan boord van het schip Santa Rosanna bevindt. In de e-mail wordt medegedeeld dat de container in de Antwerpse haven afgehaald kan worden.4
Uit nader onderzoek door de Belgische autoriteiten blijkt dat het gaat om een veertigvoets container die dertien stootkussens bevat met een totaalgewicht van 19.903 kilogram. Deze container is vervoerd door het containerschip Santa Rosanna5. Dit schip is vanuit Guayaquil (Ecuador) op 28 maart 2012 via Ameland richting Hoek van Holland gevaren, waar het van 29 maart 2012 (13:06 uur) tot 30 maart 2012 (02:31 uur) heeft gelegen. Vervolgens is de Santa Rosanna op 30 maart 2012 via Middelburg en Terneuzen (over de Westerschelde) naar de haven van Antwerpen gevaren en is daar op 30 maart 2012 aangekomen.6 Op de vrachtbrief (bill of lading) die hoort bij de genoemde container staat als verzender vermeld [bedrijf 1] uit Guayaquil en als ontvanger [bedrijf 2] te [plaats]. De container is op 30 maart 2012 aangegeven door expediteur [bedrijf 3].7
Op 3 april 2012 is de lading van de container door de federale gerechtelijke politie van Antwerpen op verzoek van de Nederlandse autoriteiten onderzocht. Nadat bij de scan van de container onregelmatigheden werden geconstateerd, is de container geopend en zijn de stootkussens nader onderzocht en ontmanteld. In vijf van de dertien stootkussens werden in totaal 575 pakketten met daarin een wit samengeperst poeder aangetroffen. Het netto gewicht van de poeder per pakket bedroeg 1,00 kilogram, derhalve gaat het in totaal om 575 kilogram netto. Van de 575 pakketten zijn 61 monsters genomen.8 Van deze monsters heeft het Nederlands Forensisch Instituut middels een steekproef 33 monsters onderzocht en daaruit is gebleken dat al deze monsters cocaïne bevatten.9 Gelet hierop is de rechtbank van oordeel dat het gaat om 575 kilogram cocaïne.
Verdachte wordt ervan verdacht dat zij samen met anderen de cocaïne in Nederland heeft ingevoerd of, als dat niet bewezen kan worden, dat zij die invoer samen met anderen heeft voorbereid of bevorderd.
3.2 Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de rechtbank wettig en overtuigend bewezen verklaart dat de verdachte tezamen en in vereniging met anderen cocaïne in Nederland heeft ingevoerd. De officier van justitie heeft daartoe het volgende aangevoerd. Verdachte wordt door medeverdachte [medeverdachte 3] de secretaresse van medeverdachte [medeverdachte 1] genoemd. Zij regelde de transporten en producten die uit Zuid-Amerika kwamen. Dit waren zeer wisselende producten van generlei waarde. Zij onderhield contacten met personen in Zuid-Amerika met betrekking tot de verschillende containers, met de expediteur en met medeverdachte [medeverdachte 2], de transporteur van de containers van Antwerpen naar Nederland. Zij voorzag de laatste van de benodigde informatie, waaronder de bills of lading van de containers. Zij is aanwezig geweest bij verscheidene ontmoetingen. Met betrekking tot de container met cocaïne heeft zij emails gestuurd naar de expediteur te Antwerpen (met gebruikmaking van het emailadres [bedrijf 2]shipping@gmail.com). Zij gebruikte de valse naam [naam], met het kennelijke doel iets te verhullen. Zij heeft het gebruik van deze valse naam aanvankelijk ontkend en zij heeft ook over andere onderwerpen tegenstrijdig en leugenachtig verklaard. Hieruit blijkt dat zij kennelijk iets heeft te verbergen. Uit het voorgaande kan volgens de officier van justitie worden geconcludeerd dat verdachte bewust en nauw samenwerkte met onder meer de medeverdachten [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] en dat zij wetenschap had van de cocaïne.
3.3 Het standpunt van de verdediging
De raadsman van de verdachte heeft bepleit dat de verdachte dient te worden vrijgesproken van de haar ten laste gelegde feiten.
3.4 Het oordeel van de rechtbank
Vast staat dat verdachte betrokken is geweest bij een aantal zendingen die volgens medeverdacht [medeverdachte 2] legale handel bevatten en bedoeld waren om het vertrouwen te wekken bij de expediteur. Na een zestal van deze zendingen met legale handel is de container met cocaine ingevoerd. Verdachte ontkent elke betrokkenheid bij deze invoer, zij weet niets van deze container en al helemaal niet dat deze container cocaïne zou bevatten.
Medeverdachte [medeverdachte 2], de transporteur van deze container, die als enige openheid van zaken heeft gegeven en daarbij belastend heeft verklaard over zichzelf en over enkele medeverdachten, heeft ten aanzien van verdachte verklaard dat zij volgens hem in de betreffende periode weg was en niets met deze container heeft gedaan. Zij regelde volgens [medeverdachte 2] de legale handel en hij weet niet of verdachte iets wist van de cocaïne in deze container. Bij besprekingen daarover is zij volgens [medeverdachte 2] niet aanwezig geweest.
Medeverdachte [medeverdachte 3] heeft wel belastend verklaard over de betrokkenheid van verdachte bij de container met cocaïne. Hij heeft verklaard dat verdachte de documenten met betrekking tot deze container regelde en aan hem toestuurde via e-mail en voorts dat zij de expediteur [bedrijf 3] per e-mail heeft gevraagd te helpen met inklaren van deze container.10 Daarbij zou verdachte telkens het e-mailadres [bedrijf 2]shipping@gmail.com hebben gebruikt.11 Deze belastende verklaring vindt echter onvoldoende steun in andere objectieve bewijsmiddelen. Weliswaar is uit het onderzoek gebleken dat genoemde e-mails door zowel [bedrijf 3] als [medeverdachte 3] van het voornoemde e-mailadres zijn ontvangen12, maar niet kan worden vastgesteld dat het verdachte is geweest die deze e-mails heeft verstuurd. Uit het onderzoek blijkt slechts dat deze e-mails zijn verzonden vanuit belwinkels, waaronder een belwinkel op 680 meter afstand van de woning van verdachte te Den Haag13, en vanaf een mobiel prepaid nummer, dat zendmasten heeft aangestraald op een afstand van180 meter14 en verder van de woning van verdachte. Deze bevindingen passen op zichzelf bij het scenario dat verdachte deze e-mails heeft verzonden, maar laten teveel ruimte voor de mogelijkheid dat deze berichten zijn verzonden door een derde die in dit onderzoek niet in beeld is gekomen. Dit geldt ook voor het e-mailbericht dat vanaf genoemd e-mailadres is gestuurd naar [bedrijf3] op 5 april 2012. Het is juist dat deze e-mail is verstuurd op een tijdstip waarop alle andere in dit onderzoek naar voren gekomen medeverdachten waren aangehouden, maar verdachte nog niet.15 Ook met betrekking tot deze e-mail kan echter niet worden uitgesloten dat het door een/de onbekend gebleven derde is verstuurd. Dit geldt zoveel te meer nu de plaats waarvandaan deze laatste e-mail is verstuurd, een belwinkel te Schiedam, niet wijst in de richting van verdachte.
De conclusie luidt dan ook dat niet kan worden vastgesteld dat verdachte enige actieve betrokkenheid heeft gehad bij de invoer van de container waarin de cocaïne was verborgen en evenmin dat zij daar wetenschap van had.
Onder deze omstandigheden hebben de overige door de officier van justitie aangevoerde omstandigheden, hoeveel vragen deze ook oproepen, onvoldoende gewicht om te kunnen concluderen dat verdachte desondanks met de medeverdachten heeft samengewerkt om - al dan niet opzettelijk - deze container binnen te halen om een grote partij cocaïne in Nederland binnen te brengen.
De rechtbank is dan ook van oordeel dat de verdachte dient te worden vrijgesproken van hetgeen haar primair en subsidiair ten laste is gelegd.
4. De in beslag genomen goederen
4.1 De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich ten aanzien van het beslag op het standpunt gesteld dat de onder 1. en 2. genummerde geldbedragen aan de verdachte kunnen worden teruggegeven en dat de onder 3. en 4. genummerde valiumpillen moeten worden onttrokken aan het verkeer.
4.2 Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich niet uitgelaten over het beslag.
4.3 Het oordeel van de rechtbank
Nu het belang van strafvordering zich daartegen niet (meer) verzet, zal de rechtbank de teruggave aan de verdachte gelasten van de op de beslaglijst onder 1 . en 2. genummerde geldbedragen.
De rechtbank zal voorts de op de beslaglijst onder 3. en 4. genummerde voorwerpen onttrekken aan het verkeer. Deze voorwerpen zijn voor onttrekking aan het verkeer vatbaar, aangezien deze aan verdachte toebehorende voorwerpen bij gelegenheid van het onderzoek naar het feit waarvan zij wordt verdacht, zijn aangetroffen, terwijl de voorwerpen kunnen dienen tot het begaan of de voorbereiding van soortgelijke feiten en deze voorwerpen van zodanige aard zijn dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet of met het algemeen belang.
verklaart niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de onder primair en subsidiair ten laste gelegde feiten heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart onttrokken aan het verkeer de op de beslaglijst onder 3. en 4. genummerde voorwerpen, te weten:
3. 1 stk. pil valium pillen;
4. 1 stk. pil valium pillen;
gelast de teruggave aan de verdachte van de op de beslaglijst onder 1. en 2. genummerde voorwerpen, te weten:
1. 1 eurobiljet van 200 euro;
2. 9 eurobiljetten van 200 euro;
heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte.
Dit vonnis is gewezen door
mr. E.A.G.M. van Rens, voorzitter,
mr. M.A.J. van de Kar en mr. J.T.W. van Ravenstein, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. G. van Beek, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 4 maart 2013.
1 Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een ambtsedig proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door (een) daartoe bevoegde opsporingsambtena(a)r(en). Waar wordt verwezen naar dossierpagina's, betreft dit de pagina's van het proces-verbaal met kenmerk 26119820Z (onderzoek 'Swan') van het Korps Landelijke Politiediensten, Dienst Nationale Recherche, Unit Zuid-Nederland, met bijlagen. Het proces-verbaal met bijlagen is onderverdeeld in de volgende - afzonderlijk doorgenummerde - dossiers: algemeen dossier (hierna: AD), zaaksdossier 01 (ZD01), zaaksdossier 02 (ZD02), BOB-dossier (BOB), verdachtendosssiers (V), aanvulling algemeen dossier (AAD) aanvulling zaaksdossier 01 (AZD01) aanvulling zaaksdossier 02 (AZD02) en een aantal niet-doorgenummerde bijlagen.
2 Proces-verbaal RCIE Haaglanden, ZD02, p. 67.
3 Proces-verbaal van bevindingen, ZD02, p. 130.
4 Proces-verbaal van relaas, ZD02, p. 20.
5 Eerste aanvullend proces-verbaal van vaststelling, AZD02, p. 157.
6 Geschrift, te weten een routeschema van de Santa Rosanna, ZD02, p. 174-177.
7 Eerste aanvullend proces-verbaal van vaststelling, AZD02, p. 157; geschriften, te weten een bill of lading en een aangifteformulier, ZD02, p. 139-140.
8 Eerste aanvullend proces-verbaal van vaststelling, AZD02, p. 158-160; proces-verbaal van bevindingen, p. 144-145.
9 Geschrift, te weten een rapport opgesteld door NFI-deskundige forensische drugsanalyse ing. A.G.A. Sprong, ZD02, p. 170-172.
10 Proces-verbaal van verhoor [medeverdachte 3], V05, p. 80.
11 Proces-verbaal van verhoor [medeverdachte 3], V05, p. 88.
12 Proces-verbaal van relaas ZD02, p. 593 e.v.
13 Proces-verbaal van bevindingen AZD02, p. 36.
14 Proces-verbaal van bevindingen AZD02, p. 33.
15 Proces-verbaal van bevindingen, AZD02, p. 41.