ECLI:NL:RBDHA:2013:CA1199

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
9 april 2013
Publicatiedatum
22 juni 2013
Zaaknummer
JE RK 13-282 C/09/436180
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Machtiging tot uithuisplaatsing in een accommodatie voor gesloten jeugdzorg

In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Den Haag op 9 april 2013 een beschikking gegeven met betrekking tot de machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige in een accommodatie voor gesloten jeugdzorg. De minderjarige, geboren in 1997, vertoont ernstig zelfbepalend gedrag en heeft intensieve behandeling nodig om zijn problematiek aan te pakken. De kinderrechter heeft eerder al verschillende beschikkingen gegeven, waaronder een verlenging van de ondertoezichtstelling en een machtiging tot gesloten jeugdzorg. De minderjarige is sinds januari 2013 gesloten geplaatst, maar zijn gedrag blijft problematisch, wat leidt tot de noodzaak van een nieuwe machtiging.

Tijdens de zitting op 9 april 2013 zijn verschillende partijen gehoord, waaronder een vertegenwoordiger van Bureau Jeugdzorg en de vader van de minderjarige. Bureau Jeugdzorg heeft aangegeven dat de minderjarige in een gesloten setting moet blijven om te voorkomen dat hij zich aan de noodzakelijke zorg onttrekt. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de minderjarige ernstige opgroei- en opvoedingsproblemen heeft die zijn ontwikkeling belemmeren. Ondanks de bezwaren van de minderjarige en zijn advocaat, die pleitten voor een kortere machtiging, heeft de kinderrechter besloten de machtiging voor de duur van de ondertoezichtstelling te verlenen, tot 28 maart 2014.

De kinderrechter heeft daarbij benadrukt dat de minderjarige een gestructureerde opvoedingssituatie nodig heeft en dat zijn gedrag niet snel zal veranderen zonder intensieve behandeling. De kinderrechter heeft ook opgemerkt dat de gedragswetenschapper, die de minderjarige eerder heeft onderzocht, instemt met de gesloten plaatsing. De beslissing is genomen in het belang van de minderjarige, om hem de kans te geven de noodzakelijke behandeling te ontvangen en zijn gedrag blijvend te veranderen.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Kinderrechter
Rekestnummer: JE RK 13-282
Zaaknummer: C/09/436180
Datum beschikking: 9 april 2013
Nieuwe machtiging tot uithuisplaatsing in een accommodatie voor gesloten jeugdzorg
Beschikking op het op 30 januari 2013 ingekomen verzoekschrift van:
de Stichting Bureau Jeugdzorg Zuid-Holland, vestiging Zuid-Holland Midden
(verder: Bureau Jeugdzorg),
met betrekking tot de minderjarige:
[minderjarige], geboren op [datum] 1997 te [plaats A],
kind uit het huwelijk van:
[de heer B]
de vader,
en
[mevrouw C]
de moeder,
beiden wonende te [plaats A],
die gezamenlijk het ouderlijk gezag uitoefenen.
De minderjarige verblijft feitelijk in een accommodatie voor gesloten jeugdzorg, te weten [instelling D]
Procedure
De kinderrechter heeft kennisgenomen van:
- het verzoekschrift met bijlage(n) waaronder de verklaring d.d. 21 januari 2013 van
Bureau Jeugdzorg dat een situatie als bedoeld in artikel 29b, derde lid, van de Wet op de
Jeugdzorg zich voordoet;
- de instemmingsverklaring d.d. 4 april 2013 van een gedragswetenschapper als bedoeld
in artikel 29b, vijfde lid, van de Wet op de Jeugdzorg, die de jeugdige met het oog daarop
kort tevoren heeft onderzocht;
- het indicatiebesluit van Bureau Jeugdzorg d.d. 7 januari 2013;
- het hulpverleningsplan;
- een verslag van het verloop van de ondertoezichtstelling.
Op 9 april 2013 is de zaak ter terechtzitting van deze rechtbank opnieuw met gesloten deuren behandeld.
Hierbij zijn verschenen:
- mevrouw [mevrouw E], namens Bureau Jeugdzorg;
- de vader;
- de advocaat van de minderjarige, mr. P. Drenth.
Feiten
De kinderrechter in deze rechtbank heeft bij beschikking d.d. 31 januari 2013 de Raad voor Rechtsbijstand te 's-Gravenhage bevolen een advocaat aan de minderjarige toe te voegen.
De kinderrechter in deze rechtbank heeft bij beschikking d.d. 20 maart 2012 de ondertoezichtstelling van de minderjarige verlengd van 28 maart 2012 tot 28 maart 2013.
De kinderrechter in deze rechtbank heeft bij beschikking d.d. 10 januari 2013 een machtiging verleend om de minderjarige in een accommodatie voor gesloten jeugdzorg te doen opnemen en te doen verblijven van 10 januari 2013 tot 28 maart 2013.
Tot slot heeft de kinderrechter in deze rechtbank bij beschikking d.d. 26 maart 2013 de ondertoezichtstelling van de minderjarige verlengd van 28 maart 2013 tot 28 maart 2014 en een machtiging gesloten jeugdzorg verleend van 28 maart 2013 tot 10 april 2013 en het verzoek voor het overige aangehouden tot deze zitting.
Verzoek
Het verzoek strekt tot machtiging de minderjarige te doen opnemen en te doen verblijven in een accommodatie voor gesloten jeugdzorg voor de duur van de ondertoezichtstelling. Blijkens het verzoekschrift heeft Bureau Jeugdzorg hier het volgende aan ten grondslag gelegd.
De minderjarige is in september 2012 begonnen met dagbehandeling bij het Palmhuis na zijn terugkeer naar huis na gesloten te zijn geplaatst. De eerste periode ging dat goed maar hij onttrok zich steeds meer en liet zich uiteindelijk nauwelijks meer aansturen. De ouders hadden totaal geen grip meer op hem. Nadat de minderjarige sieraden had gestolen van de moeder en nieuwe politiecontacten kreeg, is hij sinds januari 2013 weer gesloten geplaatst. Het zeer zelfbepalende gedrag van de minderjarige is niet of nauwelijks te hanteren door zijn omgeving. De gesloten plaatsing bij Schakenbosch is door toedoen van de minderjarige beëindigd, sedert 13 maart 2013 verblijft hij bij [instelling D] te [plaats H]. De hoop is dat hij hier de intensieve behandeling zal krijgen die hij nodig heeft.
Beoordeling
De minderjarige is niet aanwezig omdat hij volgens zijn advocaat te lang moet reizen om bij de zitting aanwezig te kunnen zijn.
In aanvulling op het verzoekschrift heeft mevrouw [mevrouw E] namens Bureau Jeugdzorg aangegeven dat zij zich schaart achter de bevindingen van het aanvullende onderzoek door de gedragswetenschapper. Bij [instelling D] kan de minderjarige een passende behandeling krijgen, maar er moet worden bezien of de minderjarige daar voor te motiveren is. Mevrouw [mevrouw E] heeft van de instelling begrepen dat de minderjarige redelijk goed functioneert, ondanks dat hij liever naar huis terug keert of in een open instelling dicht bij huis wordt geplaatst. Dat behoort evenwel niet tot de mogelijkheden. Het gedrag van de minderjarige moet blijvend veranderen door middel van intensieve behandeling, aldus mevrouw [mevrouw E]. Voorts heeft zij naar voren gebracht geen voorstander te zijn van een machtiging voor een kortere periode dan de ondertoezichtstelling. Zij vindt dat het van belang is dat de minderjarige duidelijkheid heeft.
De vader heeft medegedeeld dat hij wil dat de minderjarige dicht bij huis wordt geplaatst.
De advocaat heeft naar voren gebracht dat de minderjarige liever niet in een gesloten instelling wil verblijven, maar in een open setting dicht bij de ouders. Hij realiseert zich evenwel dat de minderjarige in verband met de schorsing van de voorlopige hechtenis heeft ingestemd met een dergelijk verblijf. De advocaat heeft evenwel een machtiging voor een kortere duur van circa vier maanden bepleit omdat de gedragswetenschapper blijkens de instemmingsverklaring van 4 april 2013 niet met de minderjarige heeft gesproken. Weliswaar is dat aan de minderjarige te wijten, omdat hij de gedragswetenschapper niet te woord wilde staan maar dat laat onverlet dat de gedragswetenschapper zich geen goed beeld heeft kunnen vormen van de minderjarige en zijn problematiek en in het verlengde daarvan of een gesloten plaatsing het meest voor de hand liggende alternatief is en zo ja, voor welke duur. Om deze reden zal de plaatsing op korte termijn heroverwogen dienen te worden.
De kinderrechter is, gelet op hetgeen uit het dossier en ter terechtzitting naar voren is gekomen, van oordeel dat de minderjarige ernstige opgroei- of opvoedingsproblemen heeft die zijn ontwikkeling naar volwassenheid ernstig belemmeren en die maken dat de opneming en het verblijf in een accommodatie voor gesloten jeugdzorg noodzakelijk zijn om te voorkomen dat de minderjarige zich aan de zorg die hij nodig heeft zal onttrekken of daaraan door anderen zal worden onttrokken.
Gelet op de ernstige problematiek van de minderjarige zoals deze naar voren komt uit het dossier en bevestigd wordt in de verklaring van de gedragswetenschapper acht de kinderrechter het noodzakelijk de machtiging tot gesloten plaatsing af te geven voor de verzochte duur. Aangegeven is dat de minderjarige is aangewezen op een zeer gestructureerde opvoedingssituatie die aansluit bij zijn problematiek. De behandeling en begrenzing van de minderjarige worden bemoeilijkt door zijn extreem zelfbepalende gedrag en de omstandigheid dat bij hem inzicht in zijn situatie ontbreekt waardoor hij de noodzaak van behandeling niet inziet. Het valt daarom niet te verwachten dat de minderjarige binnen afzienbare termijn wel gemotiveerd zou zijn voor behandeling in een meer open setting. De gebeurtenissen van de afgelopen maanden binnen Schakenbosch versterken dit beeld. De kinderrechter ziet derhalve geen aanleiding om gehoor te geven aan het pleidooi van de advocaat om de machtiging voor een kortere duur te verlenen. De omstandigheid dat de gedragsdeskundige niet met de minderjarige heeft kunnen praten maakt dat naar haar oordeel niet anders. Nog afgezien van de omstandigheid dat het de minderjarige is geweest die geweigerd heeft het gesprek aan te gaan moet geconstateerd worden dat de betrokken gedragsdeskundige de minderjarige reeds vaker heeft onderzocht, laatstelijk in januari 2013. De gedragsdeskundige is, zo blijkt ook uit zijn instemmingsverklaring, zeer goed op de hoogte van de situatie van de minderjarige en stemt op grond van de hem bekende problematiek, bezien in relatie tot de recente gebeurtenissen in Schakenbosch (meerdere keren weglopen alsmede een ernstig geweldsincident) dan ook volmondig in met de gesloten plaatsing. De kinderrechter is voorts van oordeel dat de instemmingsverklaring van een gedragsdeskundige van belang is voor de vraag of er sprake is van zodanige problematiek dat gesloten plaatsing is aangewezen, maar niet voor de vraag hoe lang die plaatsing vervolgens moet duren. Het is immers aan de instelling waar de minderjarige behandeld wordt om aan te geven welke vorderingen er gemaakt worden in de voortgangsverslagen. Aan de hand daarvan kan - ook hangende een lopende machtiging - de beslissing worden genomen dat een minderjarige niet langer is aangewezen op gesloten plaatsing.
Derhalve zal als volgt worden beslist.
Beslissing
De kinderrechter:
machtigt de Stichting Bureau Jeugdzorg Zuid-Holland de minderjarige te doen opnemen en te doen verblijven in een accommodatie voor gesloten jeugdzorg zoals bedoeld in artikel 29b, eerste lid, van de Wet op de Jeugdzorg van 10 april 2013 tot 28 maart 2014, zulks ter effectuering van het aangehechte indicatiebesluit d.d. 7 januari 2013.
Deze beschikking is gegeven door mr. H.M.D. de Jong, kinderrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 9 april 2013, in tegenwoordigheid van mr. Y.D. David als griffier.
Van deze beschikking kan hoger beroep worden ingesteld binnen drie maanden na de dag van de uitspraak door indiening van een beroepschrift ter griffie van het Gerechtshof Den Haag.