ECLI:NL:RBDHA:2013:CA1183

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
2 april 2013
Publicatiedatum
22 juni 2013
Zaaknummer
JE RK 13-79, 13-80, 13791 en 13-792 C/09/434837, 434841,439819 en439824
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Opheffing van ondertoezichtstelling van minderjarigen na vertrek naar Turkije

In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Den Haag op 2 april 2013 uitspraak gedaan over de opheffing van de ondertoezichtstelling (OTS) van vier minderjarigen. De verzoeken tot opheffing zijn ingediend door de Stichting Bureau Jeugdzorg Haaglanden, die zich zorgen maakte over de situatie van de minderjarigen. De moeder van de kinderen was samen met hen naar Turkije vertrokken met de intentie zich daar te vestigen. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de OTS feitelijk niet uitvoerbaar was, aangezien de moeder geen intentie had om terug te keren naar Nederland. De kinderrechter heeft eerder, op 21 januari 2013, machtigingen tot uithuisplaatsing verleend, maar deze zijn nu komen te vervallen door de opheffing van de OTS. De kinderrechter heeft in zijn beoordeling aangegeven dat de gronden voor de OTS, zoals genoemd in artikel 1:254 van het Burgerlijk Wetboek, niet meer aanwezig zijn. De zorgen over de minderjarigen zijn weliswaar aanwezig, maar onder de huidige omstandigheden is voortzetting van de OTS niet zinvol. De kinderrechter heeft de beschikking uitgesproken in aanwezigheid van de betrokken partijen, waaronder vertegenwoordigers van Bureau Jeugdzorg en de vaders van de minderjarigen. De beschikking kan binnen drie maanden na de uitspraak worden aangevochten bij het Gerechtshof te Den Haag.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Kinderrechter
Rekestnummers: JE RK 13-79, 13-80, 13-791 en 13-792
Zaaknummers: C/09/434837, 434841, 439819 en 439824
Datum beschikking: 2 april 2013
Opheffing ondertoezichtstelling
Beschikking op de op 10 januari 2013 en 27 maart 2013 ingekomen verzoekschriften van:
de Stichting Bureau Jeugdzorg Haaglanden, vestiging Delft/Westland/Oostland (verder: Bureau Jeugdzorg),
met betrekking tot de minderjarigen:
1. [minderjarige 1], geboren op [datum] 1996 te [plaats A];
2. [minderjarige 2] geboren op [datum] 2001 te [plaats A],
kinderen van:
[mevrouw B]
de moeder,
verblijven op een onbekend adres in Turkije,
die het ouderlijk gezag alleen uitoefent,
en erkend door
[de heer C]
de vader,
wonende te [plaats A],
en
3. [minderjarige 3], geboren op [datum] 2006 te [plaats D]
4. [minderjarige 4] geboren op [datum] 2009 te [plaats E]
kinderen van:
de moeder voornoemd,
die het ouderlijk gezag alleen uitoefent,
en erkend door
[de heer F]
de vader,
wonende te [plaats E].
De minderjarigen verblijven bij de moeder.
Procedure
De kinderrechter heeft kennisgenomen van de verzoekschriften met bijlagen.
Op 2 april 2013 is de zaak ter terechtzitting van deze rechtbank (opnieuw) met gesloten deuren behandeld.
Hierbij zijn verschenen:
- [mevrouw G] en mevrouw [mevrouw H], beiden namens Bureau Jeugdzorg,
- [de heer C], bijgestaan door mr. E.J.W.F. Deen,
- [de heer F], vergezeld door zijn moeder.
Feiten
De kinderrechter in deze rechtbank heeft bij twee separate beschikkingen d.d. 21 januari 2013 de minderjarigen onder toezicht gesteld van 4 april 2013 tot 4 januari 2014.
De kinderrechter heeft voorts bij twee separate beschikkingen d.d. 21 januari 2013 een machtiging tot uithuisplaatsing van de minderjarigen verleend van 22 januari 2013 tot 10 april 2013, waarbij het verzoek voor het overige is aangehouden tot de zitting van heden.
Verzoek
De verzoeken met zaaknummer 434837 en 434841 strekken tot machtiging tot uithuisplaatsing van de minderjarigen.
De verzoeken met zaaknummer 439819 en 439824 strekken tot opheffing van de ondertoezichtstelling. De grond voor deze verzoeken van Bureau Jeugdzorg is, blijkens de stukken, gelegen in het navolgende.
De moeder is samen met de minderjarigen voorafgaand aan het uitspreken van de ondertoezichtstelling vertrokken naar Turkije. Het lijkt erop dat de moeder geen intenties heeft om terug te keren naar Nederland en dat zij een bestaan wil opbouwen in Turkije, ook wanneer er geen sprake is van een ondertoezichtstelling en/of machtiging tot uithuisplaatsing. Uit onderzoek van Bureau Jeugdzorg is gebleken dat een eventueel teruggeleidingstraject van de minderjarigen naar Nederland niet in hun belang is, gezien het te doorlopen langdurige (juridische) traject waarbij de minderjarigen terecht zouden komen in een kindertehuis in Turkije. Daarbij is contact geweest met de politie, consulaire zaken en centrum kinderontvoering. Bureau Jeugdzorg heeft de minderjarigen nooit in een persoonlijk contact gezien, behalve op een afgesproken tijd via webcam en dat maakt inschatting van hun ontwikkeling en huidige, onbekende leefomstandigheden moeilijk tot onmogelijk. Er zijn door eerdere hulpverleners veel zorgen gemeld over de minderjarigen, maar Bureau Jeugdzorg kan die zorgen op geen enkele manier toetsen. Onder deze omstandigheden is Bureau Jeugdzorg feitelijk niet in staat de ondertoezichtstelling uit te voeren.
Beoordeling
[de heer F] heeft ingestemd met het verzochte, althans heeft zich niet tegen toewijzing daarvan verzet. Hij heeft aangegeven dat de moeder zonder een ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing niet meer op de telex zal staan en dat dit hopelijk ertoe zal leiden dat zij samen met de minderjarigen terugkeert naar Nederland.
Mr. Deen heeft zich namens [de heer C], gezien de gegeven omstandigheden, gerefereerd aan het oordeel van de kinderrechter. [de heer C] heeft, onder overlegging van een brief die zijn visie op de zaak bevat, aangegeven dat hij hoopt op een terugkeer van de minderjarigen naar Nederland.
De kinderrechter is, gelet op hetgeen uit het dossier en ter terechtzitting naar voren is gekomen, van oordeel dat de in artikel 1:254, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek genoemde gronden voor ondertoezichtstelling thans niet meer aanwezig zijn. Daarbij overweegt de kinderrechter in het bijzonder dat er weliswaar zorgen lijken te zijn omtrent de minderjarigen, maar dat onder de huidige omstandigheden zoals door Bureau Jeugdzorg in de stukken en ter zitting geschetst, een voortzetting van de ondertoezichtstelling weinig zinvol is, aangezien deze maatregel feitelijk niet uitvoerbaar is. Daarbij gaat de kinderrechter nadrukkelijk uit van de situatie dat de moeder samen met de minderjarigen in Turkije verblijft met het doel zich daar te vestigen en een bestaan op te bouwen.
Derhalve zal toewijzend worden beslist, hetgeen betekent dat de machtigingen tot uithuisplaatsing van rechtswege komen te vervallen.
Beslissing
De kinderrechter:
heft de ondertoezichtstelling van de minderjarigen per direct op.
Deze beschikking is gegeven door mr. J.A. van Steen, kinderrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 2 april 2013, in tegenwoordigheid van Y. Yöney als griffier.
Van deze beschikking kan hoger beroep worden ingesteld binnen drie maanden na de dag van de uitspraak door indiening van een beroepschrift ter griffie van het Gerechtshof te
Den Haag.