ECLI:NL:RBDHA:2013:CA0441

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
28 maart 2013
Publicatiedatum
22 juni 2013
Zaaknummer
09-817102-13
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Diefstal met geweldpleging door minderjarige in vereniging

Op 28 maart 2013 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een jeugdstrafzaak tegen een minderjarige verdachte, die beschuldigd werd van diefstal met geweld. De zaak kwam ter terechtzitting na een straatroof die op [datum] 2013 had plaatsgevonden, waarbij de verdachte samen met een medeverdachte een jongen had beroofd van zijn koptelefoon, horloge en armband. De rechtbank heeft het onderzoek ter terechtzitting gehouden met gesloten deuren en heeft de vordering van de officier van justitie en de verdediging gehoord. De rechtbank oordeelde dat de verdachte wettig en overtuigend schuldig was aan het eerste cumulatief/alternatieve feit, namelijk diefstal met geweld, en sprak hem vrij van het tweede cumulatief/alternatieve feit, afpersing. De rechtbank baseerde haar oordeel op de verklaringen van de aangever en getuigen, alsook op het bewijs dat de verdachte in het zwart gekleed was en zich verdacht gedroeg. De rechtbank legde een jeugddetentie op van 100 dagen, waarvan 86 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar. Daarnaast werd de verdachte verplicht om een leerstraf te volgen. De rechtbank oordeelde dat de straf in overeenstemming was met de ernst van het gepleegde feit en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, die pas 14 jaar oud was en voor het eerst met de politie in aanraking kwam. De rechtbank heeft ook de vordering van de benadeelde partij tot schadevergoeding niet-ontvankelijk verklaard, omdat de waarde van de gestolen goederen niet kon worden vastgesteld.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Meervoudige kamer jeugdstrafzaken
Parketnummer 09/817102-13
Datum uitspraak: 28 maart 2013
Tegenspraak
(Promis)
De rechtbank 's-Gravenhage, rechtdoende in jeugdstrafzaken, heeft op de grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren op [datum] 1998 te [plaats A] (Tunesië),
adres: [plaats B].
1. Het onderzoek ter terechtzitting
Het onderzoek is gehouden ter terechtzitting met gesloten deuren van 14 maart 2013.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie mr. J. van Schoonderwoerd den Bezemer-Wolters en van hetgeen door de raadsvrouw van de verdachte mr. P. Celikkal, advocaat te 's-Gravenhage, en door de verdachte naar voren is gebracht.
2. De tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks [datum] 2013 te [plaats B], tezamen en in
vereniging met een ander, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening
heeft weggenomen een (witte) koptelefoon (Beats by Dr Dre) en/of een (wit)
horloge (Casio G-Shock) en/of een armband, in elk geval enig goed, geheel of
ten dele toebehorende aan [aangever], in elk geval aan een ander of anderen dan
aan verdachte en/of zijn medeverdachte, welke diefstal werd voorafgegaan en/of
vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die
[aangever], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of
gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of
zijn medeverdachte hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van
het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld
bestond(en) uit
- het bij de keel pakken/vasthouden van die [aangever] en/of
- het die [aangever] de woorden toevoegen: "Geef me al je spullen, anders steek ik
je neer" en/of "Geef me je armband" en/of "Geef me je horloge", althans
woorden van gelijke (dreigende) aard of strekking, en/of
- het van het hoofd van die [aangever] wegtrekken van die koptelefoon en/of
- het van een pols wegtrekken van die horloge en/of armband;
en/of
hij op of omstreeks [datum] 2013 te [plaats B], tezamen en in
vereniging met een ander, met het oogmerk om zich en/of een ander
wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [aangever] heeft gedwongen tot de afgifte van een (witte) koptelefoon (Beats by Dr
Dre) en/of een (wit) horloge (Casio G-Shock) en/of een armband, in elk geval
van enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan die [aangever], in elk geval aan
een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn medeverdachte, welk geweld
en/of welke bedreiging met geweld bestond(en) uit
- het bij de keel pakken/vasthouden van die [aangever] en/of
- het die [aangever] de woorden toevoegen: "Geef me al je spullen, anders steek ik
je neer" en/of "Geef me je armband" en/of "Geef me je horloge", althans
woorden van gelijke (dreigende) aard of strekking;
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 312 lid 1 Wetboek van Strafrecht
3. De ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie.
3.1 Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft verzocht om het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk te verklaren, omdat er bij het voorbereidend onderzoek vormen zijn verzuimd die niet meer kunnen worden hersteld. De raadsvrouw heeft daartoe aangevoerd dat verdachte onrechtmatig is aangehouden, omdat er geen ernstige bezwaren tegen hem bestonden. Daarnaast is verdachte bij zijn tweede en derde verhoor bij de politie bijstand door een advocaat onthouden (Salduz verweer).
3.2 Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft naar voren gebracht dat er geen sprake is van een onrechtmatige aanhouding. De politie ziet verdachte, die zich vreemd gedroeg, immers iets overdragen aan een andere jongen, waarna de beide jongens zich splitsen en wegrennen.. Er is wel degelijk sprake van een redelijk vermoeden van schuld. Voorts heeft de officier van justitie laten weten dat verdachte bij zijn eerste verhoor is bijgestaan door een advocaat en bij de overige verhoren is er een vertrouwenspersoon, zijnde zijn vader, aanwezig geweest. Aan de Salduz voorwaarden is derhalve voldaan.
3.3 Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank merkt op dat niet-ontvankelijkverklaring van het openbaar ministerie in de strafvervolging pas aan de orde is, indien sprake is van een vormverzuim dat daarin bestaat dat met de opsporing of vervolging belaste ambtenaren ernstig inbreuk hebben gemaakt op beginselen van een behoorlijke procesorde, waardoor doelbewust of met grove veronachtzaming van de belangen van de verdachte aan diens recht op een eerlijke behandeling van zijn zaak is tekort gedaan. Noch de omstandigheid dat de verdachte vóór zijn tweede en derde politieverhoor niet opnieuw in de gelegenheid is gesteld zich van rechtskundige bijstand te voorzien, noch de omstandigheid dat verdachte mogelijk onrechtmatig is aangehouden, zijn zodanige ernstige inbreuken op de beginselen van een behoorlijke procesorde dat zij moeten leiden tot niet-ontvankelijkverklaring van het openbaar ministerie.
Ten overvloede is de rechtbank met de officier van justitie van oordeel, dat de aanhouding van verdachte niet onrechtmatig is geweest. De rechtbank voert daartoe aan dat verbalisanten in het proces-verbaal van aanhouding en in een proces-verbaal van bevindingen hebben gerelateerd over het vreemde gedrag van verdachte. Op dat moment was er een redelijk vermoeden van schuld aan enig strafbaar feit.
Ten aanzien van het Salduz verweer van de raadsvrouw merkt de rechtbank op dat uit de uitspraak van het EHRM inzake Salduz volgt dat bewijsuitsluiting de aangewezen sanctie is op het ondervragen van een verdachte door de politie zonder toegang tot een raadsman/vrouw. De verdachte heeft in zijn eerste verhoor echter wel consultatiebijstand van een advocaat gekregen en bij zijn tweede en derde verhoor was zijn vader, een vertrouwenspersoon, aanwezig. Bovendien heeft verdachte geen belastende verklaring afgelegd bij zijn verhoren. De rechtbank is van oordeel dat verdachte niet in zijn belangen is geschaad en bewijsuitsluiting is derhalve niet aan de orde.
Het verzoek van de raadsvrouw tot niet-ontvankelijk verklaring van het openbaar ministerie wordt derhalve verworpen.
4. Bewijsoverwegingen
4.1 Inleiding
Op [datum] 2013 is verdachte aangehouden, omdat hij zich volgens de waarnemingen van de politie verdacht gedroeg. Vervolgens hoorde de politie dat er een straatroof had plaatsgevonden op de [straat 1] te Den Haag. Het signalement wat van één van de daders werd gegeven kwam overeen met het signalement van de aangehouden verdachte.
De rechtbank ziet zich voor de vraag gesteld of verdachte degene is geweest die de straatroof heeft gepleegd samen met een ander, dan wel alleen.
4.2 Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de rechtbank wettig en overtuigend bewezen zal verklaren dat de verdachte het eerste cumulatief/alternatieve feit heeft begaan en wordt vrijgesproken van het tweede cumulatief/alternatief.
4.3 Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft vrijspraak van het eerste en tweede cumulatief/alternatief bepleit, omdat het dossier onvoldoende wettig en overtuigend bewijs bevat. De raadsvrouw heeft aangevoerd dat aangever de verdachte niet aanwijst als de dader en de getuigen [getuige 1] en [getuige 2] stonden te ver van de overval af om alles goed te kunnen horen en zien. Zij moeten naderhand van aangever gehoord hebben wat er precies is voorgevallen. Daarnaast is de medeverdachte door zijn wisselende verklaringen onbetrouwbaar.
De raadsvrouw heeft geconcludeerd dat de betrokkenheid van verdachte bij het ten laste gelegde niet uit de bewijsmiddelen blijkt.
4.4 De beoordeling van de tenlastelegging. 1
Uit het dossier en het verhandelde ter terechtzitting leidt de rechtbank het volgende af.
Op [datum] 2013 heeft aangever [aangever] aangifte gedaan van een straatroof op de [straat 1] te Den Haag. Hij heeft bij de politie verklaard dat hij op [datum] 2013 omstreeks 13.50 uur vrij was van school en naar de tramhalte liep. Op een gegeven moment keek [aangever] achter zich en zag hij dat een jongen helemaal in het zwart gekleed (verder: de dader) achter hem liep. [aangever] had het vermoeden dat er iets zou gebeuren en stak de straat over. Toen hij zag dat de dader zijn richting opgerend kwam is hij met versnelde pas doorgelopen. Plotseling zag en voelde hij dat de dader hem bij zijn keel pakte. Hierop heeft [aangever] de dader een duw gegeven waarop hij zijn keel los liet.
[aangever] hoorde dat de dader zei: 'Geef me al je spullen, anders steek ik je neer.' [aangever] zag dat de dader met één hand zijn jas een stukje omhoog tilde. Hierdoor zag hij dat de dader een mes in zijn rechterbroekzak had. Vervolgens hoorde [aangever] de dader zeggen: 'Geef me je armband en horloge.' [aangever] zei hierop tegen de dader dat hij dat zelf maar moest doen. [aangever] voelde toen dat de dader de armband en het horloge hard losrukte van zijn pols.
Vervolgens zag en voelde [aangever] dat de dader zijn witte koptelefoon, merk Beats by Dr Dré, van zijn hoofd aftrok.2
De rechtbank stelt vast dat de getuigen [getuige 1] en [getuige 2] de straatroof hebben zien gebeuren. Zij hebben verklaard dat zij op [datum] 2013 omstreeks 14.10 uur over de [straat 1] naar huis fietsten.
Zij zagen een jongen met een zwart Nike petje, zwarte jas en zwarte joggingbroek lopen (de rechtbank begrijpt: de dader). De jongen zei tegen hen: 'kom is ff, kom is hier'. Zij hebben hier niet naar geluisterd en zijn doorgefietst. De getuigen fietsten vervolgens langs een klasgenoot van hen, [aangever]. Toen [getuige 1] achterom keek zag hij dat [aangever] bij zijn keel werd vastgepakt door de jongen met het petje. De getuigen zagen vervolgens dat de jongen met het petje een Dre Beats autoset (koptelefoon) van het hoofd van [aangever] aftrok. [getuige 1] hoorde de jongen met het petje schreeuwen: 'geef me je armband.'3
Op [datum] 2013 omstreeks 13.50 uur heeft een agent in burger een jongen - geheel gekleed in het zwart - in de gaten gehouden, omdat hij zich verdacht gedroeg. Nadat de agent de jongen even uit het oog had verloren, zag hij hem even later op de kruising [straat 1] met de [straat 2] weer staan. Hij stond dicht bij een andere jongen. De agent zag dat de jongen in het zwart iets wits in zijn handen had, het leek op een koptelefoon met snoer. De jongen in het zwart is toen weggerend naar de kruising van de Nienoordstraat met de [straat 2] waar hij het witte voorwerp overgaf aan een andere jongen, die is aangehouden en later bleek [medeverdachte] te zijn.4 De jongen in het zwart wordt ook aangehouden en hij bleek verdachte te zijn.5
Tijdens de insluitingsfouillering haalde [medeverdachte] een witte koptelefoon van het merk Beats by Dr. Dre en een wit horloge van het merk Casio G-Shock uit zijn broek.6 Ook werd er een pasje op naam van [verdachte] bij [medeverdachte] aangetroffen.7
[medeverdachte] heeft bij de politie verklaard dat de spullen die hij in zijn bezit had bij zijn aanhouding van zijn klasgenoot [aangever] zijn. Hij heeft de spullen gekregen van een jongen die hij ter hoogte van de [straat 2] tegenkwam. Samen liepen ze de [straat 2] in en ter hoogte van de hoek [straat 2] met de Nienoordstraat stonden ze stil. Daar zei de jongen: 'Blijf even hier. Ik moet wat doen.' [medeverdachte] zag dat de jongen zijn OV chipkaart aan hem gaf.
Voorts heeft [medeverdachte] verklaard dat de persoon van wie hij de OV chipkaart bij zich had degene is die [aangever] beroofd moet hebben.8
Op basis van vorenstaande, in onderling verband en samenhang bezien, concludeert de rechtbank dat verdachte de jongen is die geheel in zwart gekleed was, en (daarmee) dat hij degene is die aangever [aangever] heeft overvallen. De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het eerste cumulatief/alternatief tenlastegelegde, te weten diefstal met geweldpleging. De rechtbank zal verdachte van het tweede cumulatief/alternatief tenlastegelegde, te weten afpersing vrijspreken, omdat aangever niet door middel van geweld of bedreiging met geweld gedwongen is tot afgifte van zijn goederen.
De rechtbank is voorts - anders dan de officier van justitie - van oordeel dat niet bewezen kan worden dat verdachte de diefstal met geweldpleging in vereniging met medeverdachte [medeverdachte] heeft gepleegd. Op basis van de processtukken en het verhandelde ter terechtzitting is geen nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachten vast te stellen.
De rechtbank heeft, anders dan de raadsvrouw stelt, geen reden om te twijfelen aan de betrouwbaarheid van de verklaringen van medeverdachte [medeverdachte] en de getuigen [getuige 1] en [getuige 2], omdat zij stroken met de aangifte en de bevindingen van de politie.
4.5 De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte
hij op [datum] 2013 te [plaats B], met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening
heeft weggenomen een (witte) koptelefoon (Beats by Dr Dre) en een (wit)
horloge (Casio G-Shock) en een armband, toebehorende aan [aangever],
welke diefstal werd voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen die
[aangever], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en
gemakkelijk te maken, welk geweld en welke bedreiging met geweld
bestonden uit
- het bij de keel pakken van die [aangever] en
- het die [aangever] de woorden toevoegen: "Geef me al je spullen, anders steek ik
je neer" en "Geef me je armband" en "Geef me je horloge", en
- het van het hoofd van die [aangever] wegtrekken van die koptelefoon en
- het van een pols wegtrekken van dat horloge en die armband.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
5. De strafbaarheid van het feit
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Dit levert het in de beslissing genoemde strafbare feit op.
6. De strafbaarheid van de verdachte
De verdachte is eveneens strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.
7. De strafoplegging
7.1. De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte terzake van het hem bij dagvaarding tweede cumulatief/alternatief tenlastegelegde wordt vrijgesproken en dat de verdachte ter zake van het hem bij dagvaarding eerste cumulatief/alternatief tenlastegelegde wordt veroordeeld tot jeugddetentie voor de duur van 100 dagen met aftrek van de tijd in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, waarvan 86 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar, met als bijzondere voorwaarde dat verdachte zich gedurende de proeftijd zal gedragen naar de voorschriften hem te geven door of namens de Stichting Bureau Jeugdzorg. De officier van justitie heeft verzocht de bijzondere voorwaarde dadelijk uitvoerbaar te verklaren.
Voorts heeft de officier van justitie gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld tot
een leerstraf, zijnde de leerstraf Tools4U Regulier van 20 uren, subsidiair 10 dagen jeugddetentie.
7.2. Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft primair vrijspraak van de tenlastegelegde feiten bepleit. Indien de rechtbank echter tot een bewezenverklaring komt, heeft de raadsvrouw verzocht de voorwaardelijke jeugddetentie, zoals verzocht door de officier van justitie, te matigen. De raadsvrouw heeft daartoe aangevoerd dat verdachte pas 14 jaar oud en first-offender is.
7.3. Het oordeel van de rechtbank
Na te melden straf is in overeenstemming met de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan diefstal met geweldpleging. Verdachte heeft op de openbare weg een brutale diefstal gepleegd. Daarbij heeft verdachte aangever bij zijn keel gepakt, bedreigd en zijn koptelefoon, horloge en armband gestolen.
Dergelijk gewelddadig en intimiderend gedrag op de openbare weg is zeer bedreigend en versterkt de gevoelens van angst en onveiligheid bij het slachtoffer en in de samenleving.
De verdachte heeft door zijn manier van handelen blijk gegeven van gebrek aan respect voor de persoonlijke eigendommen van het slachtoffer.
De rechtbank heeft acht geslagen op het rapport van de Raad voor de Kinderbescherming, d.d. 8 maart 2013. Hierin komt, zakelijk weergegeven, naar voren dat verdachte in een zeer kort tijdbestek sinds december 2012 een aantal keren met de politie in aanraking is gekomen. Verdachte maakt zich nergens druk over en vindt hulp niet nodig. De vader van verdachte lijkt de situatie van verdachte te bagatelliseren. Verdachte lijkt steeds meer te verharden. De Raad is derhalve van mening dat begeleiding in een verplicht kader nodig is om recidive te voorkomen. Begeleiding van de jeugdreclassering kan zich richten op vrijetijdsbesteding en de thuissituatie. Daarnaast adviseert de Raad de leerstraf Tools4U op te leggen, om zodoende verdachte meer inzicht te geven in zijn aandeel met betrekking tot delicten en hoe hij anders had kunnen handelen.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat de leerstraf Tools4U en een jeugddetentie voor de duur van 100 dagen een passende reactie is op het gedrag van de verdachte.
Als extra waarborg om de verdachte te weerhouden van het plegen van nieuwe strafbare feiten zal de rechtbank een gedeelte van de jeugddetentie, te weten 86 dagen, voorwaardelijk opleggen met een proeftijd van twee jaren. Tevens zal verdachte zich gedurende die proeftijd moeten gedragen naar de voorschriften hem te geven door of namens de Stichting Bureau Jeugdzorg.
Omdat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat de veroordeelde wederom een misdrijf zal begaan dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen spreekt de rechtbank uit dat, gelet op artikel 77za WvSr, de hierboven gestelde voorwaarden en de op grond van artikel 77aa WvSr te verlenen hulp en steun, dadelijk uitvoerbaar zijn.
8. De vordering van de benadeelde partijen / de schadevergoedingsmaatregel
[aangever], heeft zich als benadeelde partij gevoegd ter zake van de vordering tot schadevergoeding, groot € 655,-.
8.1. De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot gedeeltelijke toewijzing van de vordering van de benadeelde partij tot een bedrag van € 300,- en tot niet-ontvankelijkverklaring van de benadeelde partij voor het overige.
Voorts heeft de officier van justitie gevorderd dat de rechtbank aan de verdachte de verplichting zal opleggen tot betaling aan de Staat van een bedrag groot € 300,- subsidiair 6 dagen jeugddetentie ten behoeve van het slachtoffer genaamd [aangever].
8.2. Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft verzocht de vordering niet-ontvankelijk te verklaren, omdat de waarde van de armband niet te controleren is.
8.3 Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank zal de vordering niet-ontvankelijk verklaren, aangezien de behandeling van de vordering een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert. De benadeelde vordert voor de gestolen armband een bedrag van 655,- euro. De rechtbank stelt vast dat uit de vordering, waarbij geen bonnen van de armband zijn overgelegd, noch uit het dossier blijkt om wat voor een soort armband het in casu gaat, niet valt op te maken welke waarde daaraan naar billijkheid gegeven kan worden.
De benadeelde partij kan dit deel van de vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
9. De toepasselijke wetsartikelen
De op te leggen straf en maatregel zijn gegrond op de artikelen:
36f, 77a, 77g, 77h, 77i, 77m, 77n, 77x, 77y, 77z, 77aa, 312 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.
10. De beslissing
De rechtbank:
verklaart niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het bij dagvaarding onder het tweede cumulatief/alternatief ten laste gelegde feit heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte het hem bij dagvaarding onder het eerste cumulatief/alternatief ten laste gelegde feit heeft begaan en dat het bewezene uitmaakt:
diefstal, voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken;
verklaart het bewezene en de verdachte deswege strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot:
jeugddetentie voor de duur van 100 DAGEN;
bepaalt dat de tijd, door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijk gedeelte van de hem opgelegde jeugddetentie geheel in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;
bepaalt, dat een gedeelte van die straf, groot 86 DAGEN, niet zal worden ten uitvoer gelegd, zulks onder de algemene voorwaarde, dat de veroordeelde zich voor het einde van de hierbij op 2 jaren vastgestelde proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
alsmede onder de algemene voorwaarde dat de veroordeelde ter vaststelling van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
en onder de hierna te noemen bijzondere voorwaarde;
- dat de veroordeelde zich gedurende de proeftijd zal gedragen naar de voorschriften hem te geven door of namens de Stichting Bureau Jeugdzorg, zolang die instelling zulks nodig acht;
verstrekt aan bovengenoemde instelling de opdracht om aan de veroordeelde hulp en steun te verlenen bij de naleving van de bijzondere voorwaarde krachtens het bepaalde bij artikel 77aa van het Wetboek van Strafrecht;
beveelt dat de op grond van artikel 77z gestelde voorwaarden en de op grond van artikel 77aa van het Wetboek van strafrecht te verlenen hulp en steun, dadelijk uitvoerbaar zijn;
heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte;
veroordeelt de verdachte voorts tot:
een taakstraf, bestaande uit een leerstraf, zijnde het volgen van een leerproject, te weten Tools4U Regulier, voor de tijd van 20 UREN;
beveelt, voor het geval dat de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, dat vervangende jeugddetentie zal worden toegepast voor de tijd van 10 DAGEN;
bepaalt dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk is in de vordering tot schadevergoeding, en dat hij de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kunnen aanbrengen.
Dit vonnis is gewezen door
mr. S.M. Borkent, kinderrechter, voorzitter,
mr. E.C. Koekman, kinderrechter,
en mr. M. van Loenhoud, kinderrechter,
in tegenwoordigheid van mr. M.H. van Limpt, griffier.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 28 maart 2013.
1 Wanneer hierna wordt verwezen naar processen-verbaal betreft dit - voor zover niet anders weergegeven - delen van ambtsedige processen-verbaal, als bijlagen opgenomen bij het ongenummerde dossier met het nummer PL1533 2013006709-15.
2 Proces-verbaal aangifte [aangever], [datum] 2013, 1e en 2e pagina.
3 Proces-verbaal verhoor getuige [getuige 1], [datum] 2013, 1e en 2e pagina; proces-verbaal verhoor getuige [getuige 2], [datum] 2013, 1e en 2e pagina.
4 Proces-verbaal van bevindingen, [datum] 2013, PL1533 2013006709-10, 1e en 2e pagina.
5 Proces-verbaal van aanhouding [verdachte], [datum] 2013, 1e en 2e pagina.
6 Proces-verbaal van aanhouding [medeverdachte], [datum] 2013, 2e pagina.
7 Fouilleringsformulier, PL1533 2013006709-5.
8 Proces-verbaal verhoor verdachte [medeverdachte], 10 januari 2013, 2e en 3e pagina.