ECLI:NL:RBDHA:2013:CA0228

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
16 mei 2013
Publicatiedatum
22 juni 2013
Zaaknummer
09/837026-13
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot zware mishandeling van een politieagent tijdens controle op verkeersregels

Op 16 mei 2013 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een man die op zijn scooter een politieagent heeft meegesleurd tijdens een controle. De verdachte, die geen kentekenplaten op zijn scooter had, werd door de politieagent aangesproken bij een BP-tankstation aan de Laan van Hoornwijck in Rijswijk. Toen de agent hem vroeg te stoppen, gaf de verdachte gas en reed weg, waarbij de agent aan zijn nek werd vastgepakt en ongeveer 150 meter werd meegesleurd op een drukke weg. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan poging tot zware mishandeling, omdat hij de agent in een levensgevaarlijke situatie had gebracht. De rechtbank nam in overweging dat de agent geen ernstig letsel had opgelopen, maar dat dit een gelukkige omstandigheid was. De verdachte kreeg een taakstraf van 80 uur en een voorwaardelijke gevangenisstraf van twee weken met een proeftijd van twee jaar. Daarnaast werd hij veroordeeld tot het betalen van een schadevergoeding van 150 euro aan de benadeelde partij, de politieagent.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Strafrecht
Meervoudige kamer
Parketnummer: 09/837026-13
Datum uitspraak: 16 mei 2013
(Verkort vonnis)
De rechtbank Den Haag, rechtdoende in strafzaken, heeft het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren op [datum] 1984 te [plaats] ([…]),
woonadres: [adres],
GBA-adres: [adres].
De terechtzitting.
Het onderzoek is gehouden ter terechtzitting van 2 mei 2013.
De verdachte, bijgestaan door zijn raadsman mr. M.G. Cantarella, advocaat te Den Haag, is ter terechtzitting verschenen en gehoord.
Er heeft zich een benadeelde partij gevoegd.
De officier van justitie mr. M.A. Veneberg heeft gevorderd dat de verdachte ter zake van het primair ten laste gelegde wordt veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 140 uren, subsidiair 70 dagen hechtenis, met aftrek van de tijd in verzekering doorgebracht, en voorts een gevangenisstraf voor de duur van twee weken voorwaardelijk en een ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van vier maanden voorwaardelijk, beide met een proeftijd van twee jaren.
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot toewijzing van de vordering van de benadeelde partij met toepassing van de schadevergoedingsmaatregel.
De tenlastelegging.
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 25 november 2012 te Rijswijk ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon genaamd [slachtoffer], hoofagent van politie Haaglanden, opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet op het tankeiland van het BP-tankstation gelegen aan de Laan van Hoornwijck, nadat hem door die [slachtoffer]en/of een andere politieambtenaar was aangesproken met de woorden: "staan blijven politie", althans woorden van soortgelijke aard en/of strekking, op zijn motorfiets/bromfiets zittende, (vol) gas heeft gegeven en is weggereden en/of vervolgens nadat die [slachtoffer]hem had beetgepakt en tegen hem had geroepen: "staan blijven, politie, je bent aangehouden", althans woorden van soortgelijke aard en/of strekking, is blijven doorrijden en/of (vervolgens) vanaf voornoemd tankeiland linksaf de Laan van Hoornwijck in tegengestelde richting is gaan berijden met een snelheid waarvan [slachtoffer]van mening was dat het voor zijn eigen veiligheid niet veilig was om verdachte nog los te laten, waardoor/waarbij die [slachtoffer]over een lengte van ongeveer 150 meter werd meegesleurd, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Subsidiair, indien het vorenstaande niet tot een bewezenverklaring en/of een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 25 november 2012 te Rijswijk als bestuurder van een voertuig (motorfiets/bromfiets), - zakelijk weergegeven- op het tankeiland van het BP-tankstation gelegen aan de Laan van Hoornwijck, nadat hem door die [slachtoffer]en/of een andere politieambtenaar was aangesproken met de woorden: "staan blijven politie", althans woorden van soortgelijke aard en/of strekking, op zijn motorfiets/bromfiets zittende, (vol) gas heeft gegeven en is weggereden en/of vervolgens nadat die [slachtoffer]hem had beetgepakt en tegen hem had geroepen: "staan blijven, politie, je bent aangehouden", althans woorden van soortgelijke aard en/of strekking, is blijven doorrijden en/of (vervolgens) vanaf voornoemd tankeiland linksaf de Laan van Hoornwijck in tegengestelde richting is gaan berijden met een snelheid waarvan [slachtoffer]van mening was dat het voor zijn eigen veiligheid niet veilig was om verdachte nog los te laten, waardoor/waarbij die [slachtoffer]over een lengte van ongeveer 150 meter werd meegesleurd, door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd, althans kon worden gehinderd.
De bewijsmiddelen.
De rechtbank grondt haar overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
In die gevallen waarin de wet aanvulling van het vonnis vereist met de bewijsmiddelen, dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, zal zulks plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit vonnis zal worden gehecht.
De bewezenverklaring.
Door de voormelde inhoud van vorenstaande bewijsmiddelen staan de daarin genoemde feiten en omstandigheden vast. Op grond daarvan acht de rechtbank bewezen en is zij tot de overtuiging gekomen dat de verdachte het primair ten laste gelegde feit heeft begaan, met dien verstande dat de rechtbank bewezen acht - zulks met verbetering van eventueel in de tenlastelegging voorkomende type- en taalfouten, door welke verbetering de verdachte niet in zijn verdediging is geschaad - de inhoud van de tenlastelegging, te weten dat:
hij op 25 november 2012 te Rijswijk ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon genaamd [slachtoffer], hoofdagent van politie Haaglanden, opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet op het tankeiland van het BP-tankstation gelegen aan de Laan van Hoornwijck, nadat hij door die [slachtoffer]was aangesproken met de woorden: "staan blijven politie", op zijn motorfiets zittende, gas heeft gegeven en is weggereden en vervolgens nadat die [slachtoffer]hem had beetgepakt en tegen hem had geroepen: "staan blijven, politie, je bent aangehouden", is blijven doorrijden en vervolgens vanaf voornoemd tankeiland linksaf de Laan van Hoornwijck in tegengestelde richting is gaan berijden met een snelheid waarvan [slachtoffer]van mening was dat het voor zijn eigen veiligheid niet veilig was om verdachte nog los te laten, waarbij die [slachtoffer]werd meegesleurd, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Bewijsoverweging.
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij de politieagent die op hem afrende niet als zodanig herkende, dat hij bang was dat het een persoon was die kwaad in de zin had en daarom is weggereden. Op het moment dat de politieagent hem had beetgepakt om zijn nek, zou hij door het gewicht van de politieagent als vanzelf meer gas hebben gegeven. Zodra hij zich realiseerde dat het een politieagent was, zou hij hebben willen stoppen, maar hij raakte uit balans en viel samen met de politieagent op de grond. Verdachte zou met de politieagent slechts een traject van enkele meters hebben afgelegd en het terrein van het tankstation niet hebben verlaten, aldus verdachte.
De rechtbank overweegt dat de verklaring van verdachte niet overeenkomt met de verklaringen van de twee betrokken politieagenten [politieagent] en [slachtoffer]. Derhalve dient de vraag te worden beantwoord aan welke verklaring(en) meer gewicht moet worden toegekend. Naar het oordeel van de rechtbank dienen de verklaringen van [politieagent] en [slachtoffer]te prevaleren. De rechtbank overweegt in dat verband dat de processen-verbaal van [politieagent] en [slachtoffer]op ambtseed zijn opgemaakt, gedetailleerd zijn en in belangrijke mate met elkaar overeenstemmen. Daartegenover staat dat de verklaring van verdachte op onderdelen niet geloofwaardig is. De rechtbank neemt daartoe het volgende in aanmerking.
Beide politieagenten hebben verklaard dat [slachtoffer]op enkele meters afstand van verdachte met luide stem heeft geroepen "staan blijven, politie". Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij dit niet heeft gehoord, omdat hij een helm droeg. Die verklaring acht de rechtbank niet geloofwaardig. Verdachte heeft immers ter terechtzitting ook verklaard wel te hebben gehoord dat de deur van de auto van de politieagenten werd dichtgeslagen. Bovendien is zijn ontkenning ter terechtzitting strijdig met wat hij in zijn eerste verhoor bij de politie heeft verklaard, namelijk dat hij op het moment dat de mannen op hem afrenden "stop, politie" hoorde (p. 68 van het dossier). De rechtbank gaat er dan ook van uit dat verdachte vanaf het eerste moment wist dat het om politieagenten ging en dat hij moest blijven staan, maar dat hij welbewust is weggereden.
Verder hebben beide politieagenten verklaard dat verdachte, terwijl [slachtoffer]om zijn nek hing, de Laan van Hoornwijck is opgereden, tegen het verkeer in. [slachtoffer]heeft een situatieschets opgesteld waaruit volgt dat een traject van circa 75 meter is afgelegd, waarvan ongeveer de helft over het weggedeelte van de Laan van Hoornwijck. De rechtbank gaat uit van deze situatieschets, nu deze in overeenstemming met de verklaring van [slachtoffer]is, welke verklaring de rechtbank betrouwbaar acht. De rechtbank acht niet aannemelijk dat verdachte, gedurende het door [slachtoffer]geschetste traject van circa 75 meter, op geen enkel moment in staat was om zijn snelheid te minderen en zijn motorscooter tot stilstand te brengen. Aldus heeft verdachte, gelet op de door hem ontwikkelde snelheid (30 à 40 kilometer per uur) en de verkeerssituatie ter plaatse, een zeer gevaarlijke situatie voor [slachtoffer]gecreëerd en heeft hij willens en wetens de aanmerkelijke kans aanvaard dat [slachtoffer]door zijn (verdachtes) handelen zwaar lichamelijk letsel zou oplopen.
De rechtbank acht derhalve het primair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde en van de verdachte.
Het bewezenverklaarde is volgens de wet strafbaar, aangezien er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
De verdachte is deswege strafbaar, nu er evenmin feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.
Strafmotivering.
Na te melden straffen zijn in overeenstemming met de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek ter terechtzitting is gebleken. De rechtbank neemt daarbij in het bijzonder het volgende in aanmerking.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een poging tot zware mishandeling van een politieagent. De betreffende politieagent wilde verdachte, die op zijn motorfiets zat en stil stond bij een benzinestation, controleren, omdat op zijn motorfiets geen kentekenplaten zaten. Op het moment dat verdachte door de politieagent werd aangesproken, is hij weggereden. Toen de politieagent hem vervolgens om zijn nek vastpakte, heeft verdachte nog meer gas gegeven, waardoor de politieagent werd meegesleurd, tot op de rijbaan van een drukke doorgaande weg en tegen de rijrichting in. Verdachte heeft de politieagent hiermee in serieus gevaar gebracht. Dat de politieagent geen ernstig letsel heeft opgelopen, is een gelukkige omstandigheid die niet voor rekening van verdachte komt. De rechtbank acht het gedrag van verdachte extra laakbaar, omdat de politieagent eenvoudigweg zijn taak, namelijk de handhaving van de verkeersregels, uitoefende.
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel Justitiële Documentatie van 2 april 2013 betreffende verdachte, waaruit is gebleken dat verdachte niet eerder is veroordeeld voor enig misdrijf.
Alles afwegende acht de rechtbank een onvoorwaardelijke taakstraf en een voorwaardelijke gevangenisstraf van na te noemen duur passend en geboden. Gelet op de straffen die in soortgelijke gevallen worden opgelegd, zal de op te leggen taakstraf iets lager uitvallen dan door de officier van justitie geëist.
De rechtbank zal, hoewel de Wegenverkeerswet die mogelijkheid biedt, geen ontzegging van de rijbevoegdheid opleggen, ook niet voorwaardelijk. Weliswaar heeft verdachte het delict rijdend op zijn motorscooter gepleegd, maar de rechtbank is van oordeel dat de motorscooter niet zozeer als wapen is ingezet, maar veeleer als middel om te ontkomen. Daarmee ligt het zwaartepunt van het incident meer in de sfeer van verzet en wederspannigheid. Vanuit dat oogpunt is het opleggen van deze bijkomende straf niet opportuun.
De vordering van de benadeelde partij.
[slachtoffer] heeft zich als benadeelde partij gevoegd ter zake van een vordering tot schadevergoeding van € 500,-.
De rechtbank acht deze vordering, die betrekking heeft op een vergoeding ter zake van immateriële schade geleden als gevolg van het bewezenverklaarde feit, naar billijkheid toewijsbaar tot een bedrag van € 150,-. Voor het overige zal de vordering worden afgewezen.
De rechtbank zal voorts de gevorderde wettelijke rente met ingang van 25 november 2012 toewijzen, nu is komen vast te staan dat de schade met ingang van die datum is ontstaan.
Nu de vordering gedeeltelijk wordt toegewezen, zal verdachte worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt, welke kosten de rechtbank begroot op nihil, en in de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Schadevergoedingsmaatregel.
Nu verdachte voor het primair bewezenverklaarde strafbare feit zal worden veroordeeld en jegens het slachtoffer naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door dit feit is toegebracht, zal de rechtbank aan verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van een bedrag van € 150,-, vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 25 november 2012 tot aan de dag waarop deze vordering is voldaan, ten behoeve van het slachtoffer genaamd [slachtoffer].
De toepasselijke wetsartikelen.
De op te leggen straffen en maatregel zijn gegrond op de artikelen:
- 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 24c, 36f, 45 en 302 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.
Beslissing.
De rechtbank:
verklaart wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het primair ten laste gelegde feit heeft begaan en dat het bewezenverklaarde uitmaakt:
poging tot zware mishandeling;
verklaart het bewezenverklaarde en de verdachte deswege strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
veroordeelt de verdachte tot:
een taakstraf voor de tijd van 80 (TACHTIG) UREN;
beveelt, voor het geval dat de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, dat vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de tijd van 40 (VEERTIG) DAGEN;
beveelt dat de tijd, door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de taakstraf geheel in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;
bepaalt de maatstaf volgens welke de aftrek overeenkomstig artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht zal geschieden op 2 (twee) uren per dag;
veroordeelt de verdachte voorts tot:
een gevangenisstraf voor de duur van 2 (TWEE) WEKEN;
bepaalt dat die straf niet zal worden tenuitvoergelegd, zulks onder de algemene voorwaarde dat de veroordeelde zich voor het einde van de hierbij op 2 (twee) jaren vastgestelde proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij gedeeltelijk toe en veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan [slachtoffer] een bedrag van € 150,-, vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 25 november 2012 tot aan de dag waarop deze vordering is voldaan;
veroordeelt de verdachte tevens in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, begroot op nihil, en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij voor het overige af;
legt aan de verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat van een bedrag van € 150,-, vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 25 november 2012 tot aan de dag waarop deze vordering is voldaan, ten behoeve van het slachtoffer genaamd [slachtoffer];
bepaalt dat in geval volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt - onder handhaving van voormelde verplichting - vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 3 (drie) dagen.
bepaalt dat gehele of gedeeltelijke voldoening van de betalingsverplichting aan de benadeelde partij de betalingsverplichting aan de Staat in zoverre doet vervallen, alsmede dat gehele of gedeeltelijke voldoening van de betalingsverplichting aan de Staat de betalingsverplichting aan de benadeelde partij in zoverre doet vervallen.
Dit vonnis is gewezen door
mr. M.L. Ruiter, voorzitter,
mrs A.J. Milius en T.L. Fernig-Rocour,rechters,
in tegenwoordigheid van W.H. Ng,griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 16 mei 2013.
Mr. Milius is buiten staat dit vonnis te ondertekenen.