ECLI:NL:RBDHA:2013:BZ9367
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Rechtsgeldigheid van een Indonesisch islamitisch huwelijk en de Nederlandse nationaliteit
In deze zaak verzocht verzoekster de rechtbank om vast te stellen dat zij in het bezit is van de Nederlandse nationaliteit. Verzoekster, geboren in Indonesië, stelde dat haar islamitisch huwelijk van haar ouders rechtsgeldig was, waardoor zij als dochter van een Nederlandse vader vanaf haar geboorte recht had op de Nederlandse nationaliteit. De procedure begon met een verzoekschrift dat op 2 augustus 2012 werd ingediend, gevolgd door correspondentie tussen de verzoekster, de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND) en de officier van justitie. De mondelinge behandeling vond plaats op 18 april 2013, waarbij de verzoekster werd vertegenwoordigd door haar advocaat, mr. F. Kiliç, en de IND door mr. drs. C.J. Cappon.
De rechtbank oordeelde dat het islamitisch huwelijk van de ouders van verzoekster niet als rechtsgeldig kon worden aangemerkt, omdat verzoekster niet kon aantonen dat er een huwelijksakte was opgesteld door een bevoegde ambtenaar van de burgerlijke stand. De IND concludeerde dat het verzoek moest worden afgewezen, omdat verzoekster tijdens haar meerderjarigheid was erkend door haar vader, wat geen nationaliteitsgevolg had. De rechtbank stelde vast dat verzoekster niet automatisch de Nederlandse nationaliteit volgde van haar vader, omdat zij als buitenechtelijk kind niet automatisch in diens nationaliteit volgde. Bovendien was verzoekster op het moment van erkenning al meerderjarig, waardoor zij niet door erkenning de Nederlandse nationaliteit kon verkrijgen.
De rechtbank concludeerde dat de omstandigheid dat de oudere broers van verzoekster wel in het Nederlandse paspoort van de vader waren bijgeschreven, niet kon leiden tot de conclusie dat verzoekster ook de Nederlandse nationaliteit bezat. De rechtbank wees het verzoek van verzoekster af, met de overweging dat het gelijkheidsbeginsel niet van toepassing was in deze situatie. De beschikking werd gegeven door mr. J.J. van der Helm en openbaar uitgesproken op 25 april 2013.