ECLI:NL:RBDHA:2013:BZ9313
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen vrijheidsontnemende maatregel van vreemdeling na ongewenstverklaring
In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag op 2 april 2013 uitspraak gedaan in een beroep tegen een vrijheidsontnemende maatregel die aan een vreemdeling was opgelegd. De vreemdeling, die de Hongaarse nationaliteit heeft, had op 24 maart 2013 een beroepschrift ingediend, waarin hij ook om schadevergoeding vroeg. Tijdens de openbare behandeling op 2 april 2013 was de vreemdeling aanwezig, bijgestaan door zijn gemachtigde, mr. M.H.K. Middelkoop. De verweerder werd vertegenwoordigd door zijn gemachtigde, en er was ook een tolk aanwezig voor de Hongaarse taal.
De rechtbank overwoog dat de vreemdeling ongewenst was verklaard en dat dit invloed had op de belangenafweging. De vreemdeling had geen gelegenheid gehad om gehoor te geven aan de onmiddellijke vertrekplicht, omdat hij direct in vreemdelingenbewaring was gesteld. De rechtbank oordeelde dat de ongewenstverklaring niet automatisch leidde tot onttrekkingsgevaar, maar dat het wel een factor was in de belangenafweging. De rechtbank concludeerde dat de vreemdeling zich niet had gemeld bij de autoriteiten en dat hij geen vaste woon- of verblijfplaats had in Nederland, wat bijdroeg aan de rechtmatigheid van de bewaring.
Uiteindelijk verklaarde de rechtbank het beroep ongegrond en wees het verzoek om schadevergoeding af. De rechtbank oordeelde dat er geen grond was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar uitgesproken op 2 april 2013, en partijen ontvingen een afschrift van de uitspraak. Tegen deze uitspraak staat hoger beroep open, met een termijn van één week na verzending van de uitspraak door de griffier.