ECLI:NL:RBDHA:2013:BZ8904
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Incident betreffende rechtsmacht Nederlandse rechter en pensioenverevening
In deze zaak, die voor de Rechtbank Den Haag is behandeld, gaat het om een incident dat betrekking heeft op de rechtsmacht van de Nederlandse rechter in een geschil over de verevening van pensioen. De eiseres, [A], heeft de gedaagde, [B], aangesproken om mee te werken aan de verevening van het pensioen dat [B] heeft opgebouwd bij zijn werkgever, Addax Petroleum. De procedure is gestart met een dagvaarding op 30 november 2012, gevolgd door een herstelexploot en een incidentele conclusie tot onbevoegdheid van [B].
[B] heeft in het incident gevorderd dat de rechtbank zich onbevoegd verklaart om van de vordering in de hoofdzaak kennis te nemen, omdat hij stelt dat hij woonachtig is in Vietnam. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat, hoewel [B] mogelijk in Vietnam woont, de zaak een internationaal karakter heeft en dat er geen verdrag of verordening is die de rechtsmacht regelt. De rechtbank heeft de rechtsmacht beoordeeld op basis van het Nederlandse recht, met inachtneming van de relevante artikelen uit het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv).
De rechtbank heeft vastgesteld dat de vordering van [A] niet voortvloeit uit een verbintenis uit een overeenkomst, maar uit een beschikking van de rechtbank inzake de echtscheiding tussen partijen. De rechtbank heeft geconcludeerd dat de Nederlandse rechter rechtsmacht heeft op grond van artikel 9 Rv, omdat de zaak nauw verbonden is met de Nederlandse rechtssfeer. De rechtbank heeft de incidentele vordering van [B] afgewezen en de beslissing over de proceskosten aangehouden tot het eindvonnis in de hoofdzaak. Dit vonnis is uitgesproken door rolrechter mr. L. Alwin op 27 maart 2013.