ECLI:NL:RBDHA:2013:BZ8879
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Bewaring van een vreemdeling en de rechtmatigheid van het voortduren van de bewaring na dertien maanden
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 19 april 2013 uitspraak gedaan in een beroep tegen het voortduren van de bewaring van eiser, een vreemdeling van Ghanese nationaliteit. Eiser is op 15 maart 2012 in bewaring gesteld en heeft op 28 maart 2013 beroep ingesteld tegen het voortduren van deze bewaring, waarbij hij tevens een verzoek om schadevergoeding heeft ingediend. De rechtbank heeft vastgesteld dat eiser inmiddels dertien maanden in bewaring verblijft en dat er geen lichter middel is geïndiceerd, aangezien het gevaar voor onttrekking reeds in een eerder beroep is beoordeeld. Tijdens de zitting op 17 april 2013 is eiser niet verschenen, maar werd hij vertegenwoordigd door zijn raadsman. Verweerder, de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, heeft ter zitting betoogd dat er een toezegging is gedaan over een laissez-passer, die kan worden verzilverd afhankelijk van de beslissing op een verzoek om voorlopige voorziening. De rechtbank heeft overwogen dat er geen grond is om aan te nemen dat er onvoldoende voortvarendheid is in de behandeling van de zaak, mede gezien de toezegging van verweerder om eiser binnen twee weken na de beslissing op het verzoek om voorlopige voorziening uit te zetten of de inbewaringstelling op te heffen. De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding afgewezen. Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.