Parketnummer 09/797022-13
Datum uitspraak: 26 april 2013
De rechtbank Den Haag heeft op de grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[Verdachte],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats],
adres: [straat en huisnummer], [postcode] te [woonplaats].
1. Het onderzoek ter terechtzitting
Het onderzoek is gehouden ter terechtzitting van 15 april 2013.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie mr. M.A. Visser en van hetgeen door de verdachte naar voren is gebracht.
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 31 december 2011 te Nieuwkoop als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (auto), met als inzittenden [A] en [B], daarmede rijdende over de weg, de Provincialeweg N231, alwaar de toegestane snelheid vanaf hectometerpaal 4,4 tot hectomerpaal 4,7, 50 kilometer per uur bedroeg en na hectometerpaal 4,7, 80 kilometer per uur bedroeg, zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door roekeloos, in elk geval zeer, althans aanmerkelijk, onvoorzichtig en/of onoplettend, heeft gehandeld:
- hij heeft aldaar vooraf en/of in het gebied waar de maximale toegestane snelheid 50 kilometer per uur bedroeg, gereden met een (minimale) snelheid gelegen tussen 97,8 en 108 kilometer per uur, althans met een (zeer) hoge snelheid, althans met een gelet op de situatie ter plaatse, te weten een (aantal) verkeersdrempel(s), te hoge snelheid en/of (vervolgens)
- hij heeft zijn motorrijtuig niet voldoende onder controle gehad ten gevolge waarvan hij in de berm terecht gekomen is en/of (vervolgens) in een slip geraakt is en/of (vervolgens) met zijn motorrijtuig tegen een in die berm bevindende boom gebotst is en/of (vervolgens) is hij met zijn motorrijtuig in een sloot terecht gekomen,
waardoor een ander (genaamd [A]) werd gedood en/of [B] zwaar lichamelijk letsel, te weten een spierscheur aan het bovenbeen, of zodanig lichamelijk letsel werd toegebracht, dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan;
Subsidiair, indien het vorenstaande niet tot een bewezenverklaring en/of een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 31 december 2011 te Nieuwkoop als bestuurder van een motorijtuig (auto), met als inzittenden [A] en [B], daarmede rijdende op de weg, de Provincialeweg N231, alwaar de toegestane snelheid vanaf hectometerpaal 4,4 tot hectomerpaal 4,7, 50 kilometer per uur bedroeg en na hectometerpaal 4,7, 80 kilometer per uur bedroeg, als volgt heeft gehandeld:
- hij heeft aldaar vooraf en/of in het gebied waar de maximale toegestane snelheid 50 kilometer per uur bedroeg, gereden met een (minimale) snelheid gelegen tussen 97,8 en 108 kilometer per uur, althans met een (zeer) hoge snelheid, althans met een gelet op de situatie ter plaatse, te weten een (aantal) verkeersdrempel(s), te hoge snelheid en/of (vervolgens)
- hij heeft zijn motorrijtuig niet voldoende onder controle gehad ten gevolge waarvan hij in de berm terecht gekomen is en/of (vervolgens) in een slip geraakt is en/of (vervolgens) met zijn motorrijtuig tegen een in die berm bevindende boom gebotst is en/of (vervolgens) is hij met zijn motorrijtuig in een sloot terecht gekomen, waardoor een ander (genaamd [A]) werd gedood en/of [B] lichamelijk letsel, te weten een spierscheur aan het bovenbeen heeft bekomen,
door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd, althans kon worden gehinderd.
De verdenking komt er - zakelijk en kort weergeven - op neer dat verdachte op
31 december 2011, als bestuurder van een personenauto, op de Provincialeweg N231 (van Aarlanderveen naar Nieuwkoop) de aldaar geldende maximumsnelheid heeft overschreden en in het bijzonder de maximumsnelheid op een weggedeelte waar verkeersdrempels waren gesitueerd waar een maximumsnelheid van 50 kilometer per uur gold. Hierdoor zou verdachte nadat hij de verkeersdrempels had genomen de macht over het stuur zijn verloren en vervolgens met zijn auto tegen een boom zijn gereden. Door dit ongeluk heeft [A], de bijrijder en neef van verdachte, zulke ernstige verwondingen opgelopen dat hij daaraan ter plekke is komen te overlijden en heeft de andere passagier [B], net als verdachte, lichamelijk letsel opgelopen.
3.2 Het standpunt van de officier van justitie
Het standpunt van de officier van justitie komt er - zakelijk weergegeven - op neer dat het primair ten laste gelegde feit bewezen dient te worden verklaard waarbij verdachtes handelen dient te worden aangemerkt als 'roekeloos'.
3.3 Het standpunt van verdachte
Ter terechtzitting heeft verdachte verklaard dat hij zich niet voor kan stellen dat hij harder heeft gereden dan 80 kilometer per uur. Hij herinnert zich de rit niet anders dan dat deze normaal is verlopen. Voor het overige stelt verdachte geen herinneringen meer aan het gebeuren te hebben.
3.4 De beoordeling van de tenlastelegging1
De rechtbank gaat bij haar beoordeling uit van de volgende redengevende feiten en omstandigheden. Deze feiten en omstandigheden vinden hun oorsprong in de bewijsmiddelen die in de voetnoten staan genoemd.
De bewijsmiddelen
Op 31 december 2011, omstreeks 17.35 uur, kwam er bij de centrale meldkamer een melding binnen dat er een ongeval had plaatsgevonden met een voertuig nabij hectometerpaal 4.8 te Nieuwkoop op de Provencialeweg N231.2 Verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] die aldaar als eersten ter plaatse kwamen zagen dat er een blauwe personenauto, merk Opel, type Corsa en voorzien van kenteken [kentekennummer], op de kop in de slot lag en dat er een boom scheef stond voor die auto. De auto stond met de voorkant richting Nieuwkoop. De auto was zwaar beschadigd en twee omstanders waren een inzittende van de auto uit het voertuig aan het trekken. Die persoon, later blijkende te zijn [A], lag met zijn hoofd in het water aan de achterzijde in de auto. De verbalisanten hielpen de auto zo te situeren dat die inzittende makkelijker uit de auto kon worden gehaald. Verder zagen zij twee mannen in het gras zitten naast de auto. Dit waren verdachte en [B]. Nadat [A] uit de auto was gehaald bleek hij zwaar gewond te zijn. Zijn benen en rechterarm waren niet meer recht en zijn rechterbeen was opengescheurd vanaf halverwege zijn bovenbeen tot boven zijn dijbeen, waardoor botten en spierweefsel zichtbaar waren. Zijn rechteronderbeen was volledig afgebroken en zijn voet zat nog enkel met zijn huid verbonden aan zijn been. Uit zijn armen en benen staken meerdere botten naar buiten. Voorts was zijn hoofd bebloed en kwam er bloed uit zijn oren en mond. Hij had zijn bewustzijn verloren. Gearriveerd brandweerpersoneel probeerde [A] nog te reanimeren. Nadat twee ambulances ter plaatse kwamen bleek dat [A] niet meer te redden was en dat hij was overleden. Zowel verdachte als [B] werden vervolgens verder in de ambulances behandeld aan hun verwondingen.3
Verkeersongevallenanalyse
Door de Technische en Ongevallendienst is omstreeks 17.45 uur een onderzoek ingesteld naar de toedracht van het ongeval. Uit de ongevallenanalyse is niet gebleken dat de reeds genoemde Opel technische mankementen vertoonde. Voorts is niet gebleken dat het ongeval te wijten was aan een andere weggebruiker of object.4
De verkeerssituatie nabij de plaats van het ongeval was aldus dat op de Provincialeweg N231 normaliter een maximumsnelheid geldt van 80 kilometer per uur voor motorvoertuigen. Vanaf hectometerpaal 4.4 tot aan hectometerpaal 4.7 was echter een maximumsnelheid van 50 kilometer per uur ingesteld in verband met het aldaar gelegen kruispunt van de Achttienkavels en de aanwezige verkeersdrempels. Deze snelheidsbeperking was aangeduid met een A1 bord van het RVV 1990 en een "drempels" aanduidingbord.5
Uit het onderzoek komt naar voren dat de Opel op de N231 had gereden, komende uit de richting van Aarlanderveen en gaande in de richting van Nieuwkoop. Van enige bijzonderheden/gebreken die van invloed kunnen zijn geweest op het ongeval, of het verloop van het ongeval, ten aanzien van de weersgesteldheid, het wegdek en de verkeerssituatie is niets gebleken. Enige meters voor hectometerpaal 4.8 lag de Opel in de sloot, gelegen aan de linkerzijde van de rijbaan gezien vanuit de oorspronkelijke rijrichting van de Opel. Deze eindpositie werd voorafgegaan door omgewoelde grond in de berm, een ontvelde en schuin staande boom, diverse bandensporen in de berm (komende van de rijbaan en gaande in de richting van genoemde boom) en een bandenspoor, komende van de middenas van de rijbaan, welke schuin via de linker rijbaan (tegengesteld) overging in de berm en aansluitend was op reeds genoemde sporen in de berm.6
Aan de hand van genoemde sporen en de aantrefpositie heeft de politie een analyse gemaakt van het traject van de Opel en een berekening van de gereden snelheid. De Opel heeft op ongeveer 42,6 meter voor de confrontatie met de boom al haaks op de rijbaan gestaan. De Opel heeft zich vervolgens enige tijd in een slip bevonden en is in een draaiende beweging op zijn eindpositie beland. Bij het raadplegen van een database met daarin opgenomen botsproeven is geen botsproef gevonden met een dermate grote hoeveelheid schade. De politie heeft berekend dat ter indicatie kan worden gesteld dat de Opel minimaal een snelheid heeft gehad van ongeveer 97,8 tot 108 kilometer per uur, waarbij dient te worden opgemerkt dat de Opel nog niet stilstond aan de eind van de confrontatie en dat de schade aan de Opel groter is geweest dan de schade als ontstaan in de botsproef. Er kan dan ook volgens politie worden gesteld dat genoemde snelheid moet zijn gereden in het gebied waar de snelheidsbeperking van 50 kilometer per uur van kracht was en waar verkeersdrempels in het wegdek waren aangebracht, en dat de bestuurder ter hoogte van hectometerpaal 4.7 kennelijk de controle over de Opel heeft verloren.7
Letsel [B]
Blijkens de letselbeschrijving van de GGD Hollands Midden is na het verkeersongeval bij [B] op 31 december 2011 een spierscheur geconstateerd in een bovenbeen en enkele oppervlakkige schaafwonden. Er was uitzicht op volkomen genezing, welke enkele weken tot maanden zou duren.8
Verklaringen van getuigen
[B] heeft op 31 december 2011, omstreeks 18.15 uur, verklaard dat hij als passagier achterin de Opel zat en [A] als bijrijder. Hij heeft voorts verklaard dat verdachte de macht over het stuur was kwijtgeraakt bij de tweede heuvel en dat hij nog net een tegemoetkomende auto kon ontwijken. Hij zat achter in en had geen gordel om.9
Op 2 juli 2012 heeft [B] verklaard dat voordat hij in de auto stapte in Alphen aan de Rijn hij zag dat verdachte en [A] een woordenwisseling hadden gehad. Daarna bleef het stil in de auto totdat zij naar het tankstation reden aan de Willem de Zwijgerlaan in Alphen aan de Rijn. Nadat [A], na het halen van sigaretten, weer was ingestapt kregen verdachte en [A] wederom een woordenwisseling. De woordenwisseling hield stand totdat ze met de auto kwamen bij de brug bij de N207. Bij de brug bleef het stil en werd er niet meer in de auto gesproken. Hierna begon verdachte harder te rijden, in ieder geval veel harder dan 80 kilometer per uur. In een bocht bij Aarlanderveen ging het bijna fout en vloog de auto bijna uit de bocht. Verdachte haalde volgens [B] alles uit de auto wat erin zat qua snelheid. Hij hoorde de auto hoge toeren maken en het leek hem alsof de auto niet harder kon. Hij reed dan ook volgens [B] niet een beetje te hard, maar echt veel te hard. Volgens [B] ging er bij verdachte een knop om als hij boos werd en nu was hij boos. Bij de verkeersdrempels bij Nieuwkoop ging hij nog steeds zo hard, hij reed zonder te remmen door. Hij kwam op de verkeerde rijstrook terecht en [B] zag een tegenligger aankomen. [B] zag dat verdachte terugstuurde en de tegenligger ontweek. Het scheelde bijna niets of zij waren met die auto in botsing gekomen. Daarna ging alles heel snel en belanden zij in de sloot.10
[Getuige 1] heeft op 2 januari 2012 verklaard dat zij op 31 december 2011 omstreeks 17.30 uur met haar personenauto reed op de N231, komende vanuit de richting van Nieuwkoop en gaande richting Aarlanderveen. Op ongeveer 100 tot 150 meter van de kruising met de Achttienkavels zag zij plotseling een auto haar tegemoet komen rijden met ontstoken lampen. Ze zag dat de tegenligger ter hoogte van de eerste verkeersdrempel - vanaf haar kant gezien - op de verkeerde weghelft, haar weghelft, terechtkwam. De tegenligger kwam met zeer hoge snelheid - in ieder geval harder dan 50 en 80 kilometer per uur - op haar af en die snelheid was voor haar opvallend hoog. [Getuige 1] reed dagelijks op genoemde weg en de tegenligger reed harder dan het verkeer dat zij normaliter aldaar tegenkwam. Ze zag dat de bestuurder van de tegenligger een ruk aan het stuur gaf naar rechts, bezien vanuit de richting van die bestuurder. Ook [getuige 1] maakte een ontwijkende beweging naar haar rechterkant om een ongeluk te voorkomen. Nadat de tegenligger haar was gepasseerd zag ze in haar achteruitkijkspiegel dat de tegenligger één of twee keer ronddraaide op de weg. Hierna verloor zij de auto uit het oog. Nadat zij haar auto had stilgezet zag zij dat de auto deels in de sloot was beland.11
[Getuige 2] heeft op 2 januari 2012 verklaard dat toen hij omstreeks 17.30 uur op de Provincialeweg N231 reed - komende vanuit de richting van het Aarkanaal en rijdend richting Aarlanderveen - hij werd ingehaald door een Opel Corsa, terwijl hij zelf 80 tot 90 kilometer per uur reed. [Getuige 2] reed als derde in een rij van ongeveer vijf tot zes auto's en de Opel Corsa haalde deze rij in. De Opel kon, nadat een tegenligger met zijn lichten seinde, nog net op tijd naar zijn eigen weghelft rijden. [Getuige 2] herkende de verongelukte Opel als zijnde de Opel die hem had ingehaald.12
Beoordeling van de bewijsmiddelen
Uit het door de Technische en Ongevallendienst uitgevoerde ongevallenanalyse volgt dat op de Provincialeweg N231 normaliter een maximumsnelheid geldt van 80 kilometer per uur voor motorvoertuigen en dat er vanaf hectometerpaal 4.4 tot aan hectometerpaal 4.7 een maximumsnelheid van 50 kilometer per uur was ingesteld. Voorts volgt uit een botstestvergelijking dat de auto minimaal met een snelheid van minimaal 97,8 tot 108 kilometer per uur heeft gereden in het gebied waar de snelheidsbeperking van 50 kilometer per uur van kracht was en waar verkeersdrempels in het wegdek waren aangebracht, en dat de verdachte ter hoogte van hectometerpaal 4.7 kennelijk de controle over de Opel heeft verloren. Naar het oordeel van de rechtbank is daarmee voldoende aannemelijk geworden dat verdachte op het moment dat hij de macht over het stuur verloor veel harder reed, in ieder geval 97,8 tot 108 kilometer per uur, dan de aldaar toegestane 50 kilometer per uur. Daarnaast kan uit de verklaring van getuige [getuige 1[ noch uit de verklaring van passagier [B] worden opgemaakt dat verdachte zijn snelheid heeft verminderd voor dan wel na de verkeersdrempels. Dat maakt dat naar het oordeel van de rechtbank eveneens voldoende aannemelijk is geworden dat verdachte in ieder geval niet zachter heeft gereden dan genoemde verhoogde snelheid voordat hij de 50 kilometerzone in reed (dus voor de verkeersdrempels) en dat hij aldaar toen al harder reed dan de toegestane maximumsnelheid van 80 kilometer per uur. Dit wordt mede ondersteund door de verklaringen van [B] die de snelheid van verdachte vlak voor het ongeval schatte op 120-130 kilometer per uur (en op het voorafgaande stuk op de N231 in ieder geval op veel harder dan 80 kilometer per uur) en de verklaring van getuige [getuige 2] dat hij op de N231 door verdachte werd ingehaald, terwijl hijzelf 80 tot 90 kilometer per uur reed, en daardoor de snelheid van verdachte schatte op zo'n 120 kilometer per uur. De rechtbank gaat bij haar beoordeling van de schuldvraag er dan ook van uit dat verdachte harder heeft gereden dan toegestaan in de 80 kilometerzone voor de 50 kilometerzone en dat hij nadat hij de voor hem laatste verkeersdrempel had genomen - in de 50 kilometerzone - in ieder geval niet zachter heeft gereden dan 97,8 tot 108 kilometer per uur.
Naar het oordeel van de rechtbank is alleszins aannemelijk geworden dat het te hard rijden voor de 50 kilometerzone en het veel te hard rijden in de 50 kilometerzone er de oorzaak van is geweest dat de auto - na het nemen van de verkeersdrempels met evenbedoelde snelheid - op de verkeerde weghelft terecht is gekomen en dat verdachte daardoor bij hectometerpaal 4.7 de macht over de auto heeft verloren. Deze handelingen van verdachte hebben geleid tot het ongeluk en aldus tot de dood van [A] en het letsel bij verdachte en bij [B]. De stelling van verdachte dat hij zich niet voor kan stellen dat hij harder heeft gereden dan 80 kilometer per uur wordt niet alleen ondubbelzinnig weerlegd door de conclusies van de verkeersongevallenanalyse, maar vindt evenmin enige steun in de getuigenverklaringen, waaronder verdachtes bijzitter. Die stelling wordt daarom verworpen.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft verdachte 'aanmerkelijk onvoorzichtig' gehandeld door veel te hard te rijden in de 80 kilometerzone van de N231 en door zijn snelheid niet te verminderen bij het naderen van, en zelfs rijden in, de besproken 50 kilometerzone van de N231, hetgeen kan worden opgemaakt uit de hiervoor weergegeven bewijsmiddelen. Dat alles onder de omstandigheid van verdachtes bekendheid met de situatie ter plaatse en de reden van die snelheidbeperking, ondermeer de aanwezigheid van de verkeersdrempels waar verdachte ook - onverminderd hard - overheen heeft gereden.
Anders dan de officier van justitie is de rechtbank dus van oordeel dat verdachtes handelen niet als 'roekeloos' kan worden aangemerkt als bedoeld in artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994. Bij roekeloosheid moet er sprake zijn van zeer onvoorzichtig gedrag waarbij onaanvaardbare risico's zijn genomen. De Hoge Raad stelt strenge eisen aan het toekennen van deze kwalificatie. Het enkele feit dat verdachte zijn te hoge respectievelijk veel te hoge snelheid tot tweemaal toe niet heeft aangepast aan de ter zake geldende maximumsnelheid van 80, respectievelijk 50, kilometer per uur is naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende zwaarwegend om van roekeloosheid te kunnen spreken. Voor de omstandigheid dat verdachte zijn snelheid niet heeft aangepast aan de aanwezige verkeersdrempels geldt in casu hetzelfde. Immers, de snelheidsbeperking van 50 kilometer per uur zag juist op de aanwezigheid van die verkeersdrempels en moet dus ook binnen diezelfde context worden beschouwd als gedraging. De rechtbank ziet - anders dan de officier van justitie - geen steun in de conclusie van de AG Vellinga onder nr 15 voor Hoge Raad 4 december 2012, LJN BY2823 voor een ander oordeel. In essentie omdat zij van oordeel is dat, ook als de maximumsnelheid in ernstige mate is overschreden door de verdachte, zoals in casu, er doorgaans andere bijkomende feiten en omstandigheden moeten zijn om de conclusie te rechtvaardigen dat verdachte roekeloos heeft gereden. Van die andere feiten of omstandigheden is de rechtbank niet gebleken. De rechtbank houdt het daarom op het juridisch mildere oordeel, zoals hiervoor weergegeven.
De rechtbank verklaart ten aanzien verdachte bewezen - zulks met verbetering van eventueel in de tenlastelegging voorkomende type- en taalfouten, door welke verbetering de verdachte niet in de verdediging is geschaad - dat:
hij op 31 december 2011 te Nieuwkoop als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (auto), met als inzittenden [A] en [B], daarmede rijdende over de weg, de Provincialeweg N231, alwaar de toegestane snelheid vanaf hectometerpaal 4,4 tot hectometerpaal 4,7, 50 kilometer per uur bedroeg en na hectometerpaal 4,7, 80 kilometer per uur bedroeg, zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden doordat hij aanmerkelijk onvoorzichtig heeft gehandeld:
- hij heeft aldaar vooraf en in het gebied waar de maximale toegestane snelheid 50 kilometer per uur bedroeg, gereden met een (minimale) snelheid gelegen tussen 97,8 en 108 kilometer per uur en met een gelet op de situatie ter plaatse, te weten een aantal verkeersdrempels, te hoge snelheid,
ten gevolge waarvan hij in een berm terecht gekomen is en in een slip geraakt is en vervolgens met zijn motorrijtuig tegen een in de berm bevindende boom gebotst is,
waardoor een ander (genaamd [A]) werd gedood en [B] zodanig lichamelijk letsel werd toegebracht, dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan;
4. De strafbaarheid van het feit
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Dit levert het in de beslissing genoemde strafbare feit op.
5. De strafbaarheid van de verdachte
Verdachte is eveneens strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluit.
6.1 De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het primair ten laste gelegde wordt veroordeeld tot:
- een taakstraf, bestaande uit een werkstraf voor de duur van 240 uren, subsidiair 120 dagen hechtenis en
- een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 4 maanden en
- een ontzegging van de bevoegdheid tot het besturen van motorrijtuigen voor de duur van 3 jaren.
6.2 Het oordeel van de rechtbank
Na te melden straffen zijn in overeenstemming met de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Voorts wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen:
Verdachte heeft als bestuurder van een auto op twee trajecten de maximumsnelheid overschreden, waardoor hij bij het nemen van verkeersdrempels de macht over het stuur is verloren en een verschrikkelijk ongeluk heeft veroorzaakt, waardoor niet alleen hij en een passagier gewond zijn geraakt, maar ook zijn bijrijder - verdachtes neef - is komen te overlijden. Gebleken is dat verdachte gedurende een langere tijd fors sneller heeft gereden dan de toegestane maximumsnelheid. Uit de verklaring van de medepassagier volgt dat verdachte boos achter het stuur heeft gezeten en dat hij op enig moment - nadat er in de auto niet meer werd gesproken - zijn snelheid en rijstijl in de meest negatieve zin heeft aangepast. Verdachte heeft aangegeven zich als bestuurder verantwoordelijk te voelen voor de gevolgen. Echter, nu verdachte de verhoogde snelheid en gemoedstoestand ontkent is het voor de rechtbank moeilijk vast te stellen in welke mate verdachte daadwerkelijk de verantwoordelijkheid neemt voor het ongeluk en de dodelijk afloop, hetgeen niet alleen voor de familie maar ook voor de verdachte een levenslange nasleep zal hebben. Nu de rechtbank niet goed hoogte heeft kunnen krijgen van de houding van verdachte ten opzichte van de gebeurtenissen zal zij deze noch in positieve noch in negatieve zin in de te volgen straffen laten terugkomen.
De rechtbank neemt het verdachte zeer kwalijk dat hij twee snelheidsovertredingen heeft begaan, waarvan één van meer dan de dubbele toegestane snelheid, terwijl hij wist dat hij een gevaarlijk stuk in de weg naderde. Hiermee heeft verdachte geen rekening gehouden met de veiligheid van zijn passagiers en zijn medeweggebruikers. De omstandigheid dat beide passagiers geen veiligheidsgordel hebben gedragen en dat zulks kan hebben bijgedragen aan het ontstaan van de verwondingen bij hen beiden neemt geenszins de schuld weg bij verdachte aan het ongeval en aan alle consequenties die dat met zich heeft gebracht.
De rechtbank heeft kennis genomen van een op naam van verdachte staand uittreksel uit de justitiële documentatie d.d. 19 maart 2013, waaruit blijkt dat hij eerder in aanraking is gekomen met politie en justitie, maar geen strafblad heeft op het gebied van verkeersmisdrijven.
Een dodelijk verkeersongeluk als gevolg van aanmerkelijke onvoorzichtigheid rechtvaardigt in principe een vrijheidbenemende sanctie, naast een onvoorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid. Nu de officier van justitie heeft gerekwireerd tot oplegging van de maximale werkstraf, een forse voorwaardelijke gevangenisstraf en een langdurige onvoorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid zal de rechtbank niet boven die eis uitgaan. De rechtbank volgt dan ook de officier van justitie in zijn eis voor zover dit betreft de werkstraf en de gevangenisstraf. Daar een deels onvoorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid eveneens passend is zal de rechtbank deze tevens opleggen, echter wel van een kortere duur dan gevorderd. De rechtbank komt hiertoe omdat verdachte door vermissing en andere omstandigheden zijn ingevorderde rijbewijs niet kon inleveren en onder die omstandigheden geen aftrek kan plaatsvinden. De tijd dat een rijbewijs ingevorderd is geweest kan bij de uitvoering van een opgelegde ontzegging van de rijbevoegdheid immers slechts in mindering worden gebracht voor zover dit de tijd betreft vanaf de daadwerkelijke inlevering van het rijbewijs. De rechtbank compenseert deze omstandigheid door de ontzegging deels voorwaardelijk op te leggen.
7. De toepasselijke wetsartikelen
De op te leggen straffen zijn gegrond op de artikelen:
- 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d en 57 van het Wetboek van Strafrecht;
- 6, 176 en 179 van de Wegenverkeerswet 1994.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.
verklaart wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte het primair tenlastegelegde feit heeft begaan en dat het bewezenverklaarde uitmaakt:
overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl het een ongeval betreft waardoor een ander wordt gedood
overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl het een ongeval betreft waardoor een ander lichamelijk letsel wordt toegebracht;
verklaart het bewezen verklaarde en de verdachte deswege strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
veroordeelt de verdachte tot:
een taakstraf, bestaande uit het verrichten van onbetaalde arbeid, voor de duur van 240 (tweehonderdveertig) UREN;
beveelt, voor het geval dat de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, dat vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de tijd van 120 (honderdtwintig) DAGEN;
veroordeelt de verdachte voorts tot:
een gevangenisstraf voor de duur van 4 (vier) MAANDEN;
bepaalt, dat die straf niet zal worden tenuitvoergelegd, zulks onder de algemene voorwaarde, dat de veroordeelde zich voor het einde van de hierbij op twee jaren vastgestelde proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
veroordeelt de verdachte tenslotte tot:
een ontzegging van de bevoegdheid tot het besturen van motorrijtuigen voor de duur van 2 (twee) JAREN;
bepaalt, dat de tijd, dat het rijbewijs vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak reeds ingevorderd of ingehouden is geweest bij de eventuele uitvoering van de hem voorwaardelijk opgelegde ontzegging geheel in mindering zal worden gebracht;
bepaalt dat een gedeelte van deze bijkomende straf, groot 1 (één) jaar niet zal worden tenuitvoergelegd, zulks onder de algemene voorwaarde dat de veroordeelde zich voor het einde van de hierbij op twee jaren vastgestelde proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit.
Dit vonnis is gewezen door
mr. M.M. Meessen, voorzitter,
mrs. A.S.I. van Delden en C.W. de Wit, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. A.J. van Zelst, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 26 april 2013.
1 Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een ambtsedig proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door (een) daartoe bevoegde opsporingsambtena(a)r(en). Waar wordt verwezen naar dossierpagina's, betreft dit de pagina's van het proces-verbaal met het nummer PL1631 2012099435, van de regiopolitie Hollands Midden, met bijlagen (doorgenummerd blz. 1 t/m 154) en vanaf blz 7 kennelijk abusievelijk genummerd als proces-verbaal PL1631 2011198660.
2 Proces-verbaal van relaas, p. 7.
3 Proces-verbaal van bevindingen, p. 28 en 29.
4 Verkort proces-verbaal van verkeersongevallenanalyse, p. 96.
5 Verkort proces-verbaal van verkeersongevallenanalyse, p. 96.
6 Verkort proces-verbaal van verkeersongevallenanalyse, p. 96 en 97.
7 Verkort proces-verbaal van verkeersongevallenanalyse, p. 97 en 98.
8 Geschrift, te weten Letselbeschrijving [B] van forensisch geneeskundige [geneeskundige A], GGD Hollands Midden, p. 89.
9 Proces-verbaal van verhoor getuige [B], p. 44 en 45.
10 Proces-verbaal van verhoor getuige [B], p. 146.
11 Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 1], p. 53 en 54.
12 Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 2], p. 51.