ECLI:NL:RBDHA:2013:BZ8484

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
22 april 2013
Publicatiedatum
22 juni 2013
Zaaknummer
09-754196-12
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Doodslag door schudden van baby met fatale gevolgen

In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag op 22 april 2013 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zijn dochtertje, geboren op [datum] 2012, heeft geschud, wat leidde tot ernstig hersenletsel en uiteindelijk haar overlijden op 25 augustus 2012. De verdachte heeft op geen enkele wijze verantwoordelijkheid genomen voor zijn daden en heeft geweigerd mee te werken aan psychologische rapportages. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte opzettelijk zijn kind van het leven heeft beroofd door haar stevig vast te pakken en met kracht heen en weer te schudden. De rechtbank heeft de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder het is gepleegd in overweging genomen bij het bepalen van de straf. De officier van justitie had een gevangenisstraf van vier jaar geëist, waarvan één jaar voorwaardelijk, maar de rechtbank heeft besloten om een gevangenisstraf van dertig maanden op te leggen zonder voorwaardelijk deel. De rechtbank heeft ook rekening gehouden met het feit dat de verdachte niet eerder met justitie in aanraking is geweest en zijn jonge leeftijd. De rechtbank heeft geoordeeld dat de verdachte zich bewust was van de aanmerkelijke kans op overlijden door het schudden van zijn dochtertje, wat heeft geleid tot de conclusie dat hij voorwaardelijk opzet had op de dood van het kind. De uitspraak is gedaan in tegenwoordigheid van de griffier en is openbaar uitgesproken.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Strafrecht
Meervoudige strafkamer
Parketnummer 09/754196-12
Datum uitspraak: 22 april 2013
Tegenspraak
(Promis)
De rechtbank Den Haag heeft op de grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren op [datum] 1989 te [plaats],
adres: [adres].
1. Het onderzoek ter terechtzitting
Het onderzoek is gehouden ter terechtzittingen van 14 december 2012 en 8 april 2013.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie
mr. H. de Koning en van hetgeen door de raadsman van verdachte mr. H. Sytema, advocaat te Den Haag, en door verdachte naar voren is gebracht.
2. De tenlastelegging
Aan verdachte is - na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting - ten laste gelegd dat:
hij in of omstreeks de periode van op 23 augustus 2012 tot en met 25 augustus 2012 te Den Haag en/of Rotterdam, opzettelijk zijn kind, genaamd [slachtoffer] (geboren op [datum] 2012), van het leven heeft beroofd, immers heeft verdachte met dat opzet die [slachtoffer] stevig bij haar lichaam vastgepakt en/of vastgehouden en/of haar vervolgens meermalen, althans eenmaal, hevig en/of met kracht heen en weer geschud, althans fors geweld op (het hoofd van) die [slachtoffer] uitgeoefend, tengevolge waarvan voornoemde [slachtoffer] is overleden;
art 287 Wetboek van Strafrecht
Subsidiair, indien het vorenstaande niet tot een bewezenverklaring en/of een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij in of omstreeks de periode van 23 augustus 2012 tot en met 25 augustus 2012 te Den Haag en/of Rotterdam, opzettelijk zijn kind, genaamd [slachtoffer] (geboren op [datum] 2012), zwaar lichamelijk letsel (een of meer bloedingen in de hersenen en/of hersenschade), heeft toegebracht, door opzettelijk die [slachtoffer] stevig bij haar lichaam vast te pakken en/of vast te houden en/of (vervolgens) (het hoofd van) die [slachtoffer] meermalen, althans eenmaal, hevig en/of met kracht heen en weer te schudden, althans fors, althans enig geweld op (het hoofd van) die [slachtoffer] uit te oefenen, tengevolge waarvan voornoemde [slachtoffer] is overleden;
art 302 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 302 lid 2 Wetboek van Strafrecht
meer subsidiair, indien het vorenstaande niet tot een bewezenverklaring en/of
een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij in of omstreeks de periode van op 23 augustus 2012 tot en met 25 augustus 2012 te Den Haag en/of Rotterdam opzettelijk kind, genaamd [slachtoffer] (geboren [datum] 2012), heeft mishandeld door opzettelijk die [slachtoffer] stevig bij haar lichaam vast te pakken en/of vast te houden en/of (vervolgens) (het hoofd van) die [slachtoffer] meermalen, althans eenmaal, hevig en/of met kracht heen en weer te schudden, althans fors, althans enig geweld op (het hoofd van) die [slachtoffer] uit te oefenen, tengevolge waarvan voornoemde [slachtoffer] is overleden;
art 300 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 300 lid 3 Wetboek van Strafrecht
3. Bewijsoverwegingen
3.1 Inleiding
Op [datum] 2012 is [slachtoffer] geboren als tweede kind in het gezin van verdachte. Verdachte en zijn echtgenote hadden reeds een zoontje, genaamd [zoontje], geboren op [datum] 2011. Op de avond van 23 augustus 2012 bezoeken verdachte en zijn echtgenote met hun dochtertje [slachtoffer] de huisartsenpost bij het Bronovo ziekenhuis te Den Haag. [slachtoffer] blijkt in slechte klinische toestand te verkeren. Zij wordt met spoed doorverwezen naar het Juliana Kinderziekenhuis. Daar wordt een dusdanig ernstig ziektebeeld geconstateerd dat [slachtoffer] wordt overgeplaatst naar de kinder-intensive care van het Erasmus Medisch Centrum te Rotterdam, alwaar zij op 25 augustus 2013 overlijdt ten gevolge van ernstig hersenletsel.
3.2 Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard dat verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan doodslag op [slachtoffer].
3.3 Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft - kort samengevat - aangevoerd dat niet bewezen kan worden dat [slachtoffer] is overleden als gevolg van een niet-accidentele oorzaak en subsidiair dat niet kan worden bewezen dat verdachte de enige veroorzaker van het letsel kan zijn geweest.
3.4 De beoordeling van de tenlastelegging1
3.4.1. Oorzaak overlijden
De eerste vraag waarvoor de rechtbank zich gesteld ziet, is de vraag of [slachtoffer] is overleden ten gevolge van een niet-accidentele oorzaak.
Op 26 augustus 2012 is een gerechtelijke sectie op [slachtoffer] uitgevoerd. In de sectierapportage van 28 november 20122, waarbij tevens het uitgevoerde neuropathologisch onderzoek en het toxicologisch onderzoek zijn betrokken, wordt het volgende geconstateerd:
Bij [slachtoffer] was ten tijde van het overlijden sprake van genezende ribbreuken zijwaarts in de derde en vierde rib rechts, met een ouderdom van circa 2 tot 3 weken. Voorts werd onder het harde hersenvlies bloed aangetroffen met een zeer sterke hersenzwelling. Er was zichtbare uitbreiding van bloeding in de rechter oogzenuwschede. Bij neuropathologisch onderzoek werden een recente en een niet recente bloeding onder het harde hersenvlies gevonden. De ouderdom van de niet recente bloeding werd gedateerd op ongeveer 2 tot 3 weken voor het overlijden. In de beide ogen werden recente bloedingen geconstateerd.
Voormelde recente en niet recente bloeding onder het harde hersenvlies, gecombineerd met de genezende ribbreuken en de recente bloeding in de beide oogjes en de hersenzwelling, zijn het gevolg van meermalen toegepast acceleratie-deceleratie-impact trauma (heftig schudden/impacttrauma). Deze bevindingen zijn passend bij een of meer incidenten ongeveer 2 tot 3 weken voor het overlijden en een incident vlak voor het overlijden. De daarbij opgetreden hersenschade met daardoor opgetreden hersenfunctieverlies verklaren het overlijden zonder meer door inklemmingsverschijnselen. Een bijdrage aan het overlijden van een infectieziekte en/of stofwisselingsziekte werd door onderzoek uitgesloten. Ten slotte kon uit toxicologisch onderzoek worden opgemaakt dat eventuele geneesmiddelen, alcohol of drugs evenmin een bijdrage aan het overlijden hebben geleverd.
Medisch Forensisch onderzoek
De heer dr. H.G.T. Nijs, forensisch arts bij het Nederlands Forensisch Instituut, heeft op basis van de hem uit het dossier beschikbare medische informatie, waaronder de bevindingen uit het sectierapport, de nadere onderzoeken en de medische gegevens van de behandelend artsen, in samenhang met afgelegde verklaringen van de ouders en familieleden en overige ontvangen politiegegevens, een rapport, gedateerd 18 februari 2013, opgesteld. Ter terechtzitting van 8 april 2013 is dr. Nijs hierop als getuige-deskundige nader bevraagd.
In zijn rapport onderschrijft dr. Nijs bovenstaande sectiebevindingen. Met betrekking tot de bij [slachtoffer] aangetroffen subdurale bloeduitstortingen beiderzijds concludeert dr. Nijs dat deze zeer veel waarschijnlijker zijn in het geval van een niet-accidenteel trauma (contacttrauma, repeterend acceleratie-deceleratietrauma of een combinatie daarvan) dan in het geval van een medische oorzaak en/of een val van beperkte hoogte en/of gebruikelijke verzorgingshandelingen. Ter terechtzitting heeft dr. Nijs nader toegelicht dat "zeer veel waarschijnlijker" de hoogste gradatie van waarschijnlijkheid is die in rapportages van het NFI wordt vermeld, dat noch [slachtoffer] zelf noch broertje [zoontje] een rol kunnen hebben gespeeld bij het ontstaan van de subdurale bloedingen en dat er geen concrete aanwijzingen in het dossier zijn voor een contacttrauma. Met betrekking tot de zeer uitgebreide en beiderzijds aanwezige netvliesbloedingen bij [slachtoffer] heeft dr. Nijs ter terechtzitting vermeld dat er veel kracht, die korter dan 2 tot 3 dagen geleden moet zijn uitgeoefend, voor nodig is om dat voor elkaar te krijgen. Gezien de combinatie van bevindingen, met name de netvliesbloedingen, de subdurale bloedingen en de (genezende) ribbreuken, en de afwezigheid van medische aandoeningen die de klinische verschijnselen bij [slachtoffer] kunnen verklaren, moet, aldus dr. Nijs, sprake zijn geweest van (repeterend) schudden. Daarbij moet het laatste schudincident zeer heftig zijn geweest, gezien de fatale afloop daarvan. De enkele vaststelling dat er geen aanwijzingen zijn voor traumatische anoxale pathologie3 doet niet af aan voormelde conclusies. Daarbij gaat de rechtbank uit van de verklaring van dr. Nijs ter terechtzitting, inhoudende dat bij een schudincident geen traumatische anoxale pathologie hoeft plaats te vinden.
Dr. Nijs heeft voorts ter terechtzitting vermeld dat het juist is dat - zoals de raadsman heeft aangevoerd - hij niet beschikte over alle medische informatie uit het Erasmus Medisch Centrum. Dr. Nijs sluit echter uit dat - indien hij wel over de ontbrekende stukken had beschikt - dit tot andere conclusies had geleid. Hij verwacht derhalve geen meerwaarde van de in de stukken ontbrekende CT-scan, die is gemaakt bij binnenkomst van [slachtoffer] in het Erasmus Medisch Centrum. Bovendien heeft dr. Nijs een mondelinge overdracht van het Erasmus Medisch Centrum gehad, waarvan hij uit is gegaan. Het verweer van de raadsman op dit punt gaat dan ook niet op. Het verweer van de raadsman dat onvoldoende onderzoek naar andere oorzaken is gedaan, slaagt evenmin. Dr. Nijs heeft in dit kader gemotiveerd gesteld dat er voldoende onderzoek is gepleegd om uit te kunnen sluiten dat [slachtoffer] leed aan een stofwisselingsziekte, een stollingsziekte of dat een toxicologische oorzaak aanwijsbaar was. Bovendien, aldus dr. Nijs, ontstaan er bij dat soort aandoeningen geen ribbreuken. Ten slotte is dr. Nijs afgegaan op de verklaringen van de ouders van [slachtoffer] en de blanco medische voorgeschiedenis van [slachtoffer].
Voorts heeft de raadsman aangevoerd dat dr. Nijs ten onrechte geen rekening heeft gehouden met de kritische geluiden in de literatuur ten aanzien van het 'shaken-baby-syndrome'. Ook aan dit verweer gaat de rechtbank voorbij. Dr. Nijs heeft ter terechtzitting in dit kader toegelicht dat het - anders dan de raadsman het doet voorkomen - niet zo is dat veel artsen het 'shaken baby-syndrome' niet onderkennen. Het gaat om een zeer beperkt aantal, veelal Amerikaanse artsen. Daartegenover staat dat dr. Nijs in zijn rapport gebruik heeft gemaakt van een groot aantal literatuur recensies, waaronder ook van zeer recente datum, waarin het concept shaken baby niet ter discussie staat. Daarbij is het zo dat bij de onderhavige bevindingen er consensus bestaat dat het gaat om shaken baby.
Ten slotte heeft de raadsman, indien en voor zover de rechtbank niet tot vrijspraak zou beslissen, een verzoek om een contra-expertise gedaan. De rechtbank zal dit verzoek afwijzen. De rechtbank acht zich met het rapport en hetgeen dr. Nijs op de terechtzitting in aanvulling hierop heeft verklaard voldoende voorgelicht. De rechtbank acht de conclusies betrouwbaar en voldoende onderbouwd en maakt deze tot de hare.
Het voorgaande brengt mee dat de rechtbank van oordeel is dat voldoende is komen vast te staan dat [slachtoffer] is komen te overlijden als gevolg van letsel dat is toegebracht en derhalve niet-accidenteel is geweest.
3.4.2. Toebrengen letsel
De vraag die de rechtbank vervolgens dient te beantwoorden is de vraag of kan worden vastgesteld dat verdachte het letsel aan [slachtoffer] heeft toegebracht.
Uit de verklaringen van zowel verdachte als zijn echtgenote [echtgenote] blijkt dat [slachtoffer] op 23 augustus 2012 om 11.30 uur is gevoed en dat [echtgenote] daarna de woning heeft verlaten om rijles te volgen4. Noch uit de verklaringen van verdachte en [echtgenote], noch uit de overige stukken in het dossier blijkt dat [slachtoffer] toen niet in orde zou zijn geweest. Verdachte heeft nadat [echtgenote] de woning heeft verlaten, op de computer een spel heeft gespeeld. [slachtoffer] huilde een beetje. 30 tot 45 minuten nadat [echtgenote] was vertrokken, is verdachte gaan douchen. [slachtoffer] lag in haar bedje, huilde, was dan weer stil en dit herhaalde zich. Verdachte is bij haar geweest en daarop reageerde zij, ook het speentje nam zij gewoon aan. Verdachte heeft verklaard dat [slachtoffer] zich toen niet anders dan anders gedroeg.5 Uit de opgenomen telefoongesprekken van verdachte komt het volgende naar voren. Om 13:13 uur belt verdachte met zijn zus [zus verdachte]. Op de achtergrond is [slachtoffer] te horen. Haar ademhaling is zwak en klinkt vermoeid6. Om 14:57 uur probeert verdachte naar zijn moeder te bellen. Het contact komt niet tot stand. Wel is te horen dat zich in verdachtes nabijheid een baby bevindt met een kreunende zwakke ademhaling en dat deze ademhaling opvallend anders klinkt dan de ademhaling die te horen was tijdens het gesprek van 13:13 uur7.
Als [echtgenote] kort na 14:30 uur thuis komt van haar rijles zit verdachte met zijn benen op het bureau en heeft hij [slachtoffer] op zijn borst. Hij laat aan [echtgenote] zien dat [slachtoffer], volgens verdachte, erg moe is en tilt haar op. [slachtoffer] is slap en laat haar hoofdje hangen8. Tevens voelt ze koud aan, zoals verdachte ook ter terechtzitting nogmaals heeft verklaard. [echtgenote] neemt [slachtoffer] van verdachte over en neemt haar temperatuur op die dan 35.9ºC blijkt te zijn9. [echtgenote] verklaart dat ze [slachtoffer] nog nooit zo moe heeft gezien.10
Dr. Nijs heeft ter terechtzitting verklaard dat de tijdsduur tussen het traumatische incident en het ontstaan van de klinische verschijnselen slechts enkele seconden tot minuten duurt.11 Het slappe hoofdje, de lage lichaamstemperatuur en de sufheid zijn volgens dr. Nijs symptomen die kunnen wijzen op hersenletsel.
Uit het voorgaande leidt de rechtbank af dat het letsel bij [slachtoffer] moet zijn ontstaan in de periode dat [echtgenote] naar rijles was (11.45 uur tot kort na 14.30 uur). Volgens verdachte was hij in die periode alleen in de woning met [zoontje] en [slachtoffer].
Dr. Nijs heeft ter terechtzitting verklaard dat het letsel niet door [zoontje] of door [slachtoffer] zelf kan zijn toegebracht. Bovendien heeft verdachte ter terechtzitting verklaard dat hij niet heeft gehoord of gezien dat [slachtoffer] is gevallen en dat [zoontje] de hele tijd in de box zat12.
Gelet op het bovenstaande is de rechtbank van oordeel dat het niet anders kan dan dat verdachte op 23 augustus 2012 [slachtoffer] het letsel heeft toegebracht, ten gevolge waarvan zij op 25 augustus 2012 is overleden.
3.4.3. Juridische kwalificatie
De rechtbank stelt voorop dat zij er niet van uitgaat dat verdachte de bedoeling heeft gehad om zijn dochter van het leven te beroven. De kans dat een baby door heftig schudden komt te overlijden, is evenwel naar algemene ervaringsregels aanmerkelijk te achten. Dit is op zitting door dr. Nijs bevestigd. Dat verdachte zich bewust was van deze aanmerkelijke kans blijkt onder meer uit de verklaring van [echtgenote] dat zij tijdens haar zwangerschap van [zoontje] aan verdachte verhalen heeft laten lezen over boze ouders die hun baby schudden. Er stonden ook tips bij over hoe dat als ouder te voorkomen. Volgens [echtgenote] heeft zij toen tegen verdachte gezegd: "Niet schudden hoor", waarop verdachte zou hebben gezegd: "Nee, natuurlijk niet".13 Voorts heeft verdachte ter terechtzitting verklaard dat hetgeen [echtgenote] op dit punt heeft verklaard juist is en dat hij wist dat hij bij het optillen van [slachtoffer] haar hoofdje moest ondersteunen14. Doordat verdachte zich naar het oordeel van de rechtbank bewust was van de aanmerkelijke kans op overlijden door het schudden van [slachtoffer], welk gevolg zich ook daadwerkelijk heeft geopenbaard, heeft verdachte met zijn handelen die aanmerkelijke kans bewust aanvaard en derhalve voorwaardelijk opzet gehad op de dood van [slachtoffer].
De rechtbank acht daarmee wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de primair ten laste gelegde doodslag.
3.5 De bewezenverklaring
De rechtbank verklaart bewezen dat:
hij in de periode van 23 augustus 2012 tot en met 25 augustus 2012 te Den Haag, opzettelijk zijn kind, genaamd [slachtoffer] (geboren op [datum] 2012), van het leven heeft beroofd, door met dat opzet die [slachtoffer] stevig bij haar lichaam vast te pakken en vast te houden en haar vervolgens hevig en/of met kracht heen en weer te schudden.
4. De strafbaarheid van het feit
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Dit levert het in de beslissing genoemde strafbare feit op.
5. De strafbaarheid van verdachte
Verdachte is eveneens strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.
6. De strafoplegging
6.1 De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat aan verdachte een gevangenisstraf van 4 jaren wordt opgelegd, waarvan 1 jaar voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren en de bijzondere voorwaarde van reclasseringstoezicht, met aftrek van de tijd doorgebracht in voorarrest. Tevens heeft de officier van justitie de dadelijke uitvoerbaarheid van de bijzondere voorwaarde gevorderd.
6.2 Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft geen strafmaatverweer gevoerd.
6.3 Het oordeel van de rechtbank
Na te melden straf is in overeenstemming met de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Hierbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zijn dochtertje op 23 augustus 2012 zodanig geschud dat zij ernstig hersenletsel heeft opgelopen, ten gevolge waarvan zij is overleden op 25 augustus 2012. De rechtbank neemt aan dat verdachte in zijn kennelijke onmacht om met het huilgedrag van [slachtoffer] om te gaan de baby door elkaar heeft geschud om haar stil te krijgen, hetgeen [slachtoffer] fataal is geworden. Verdachte heeft daarmee zijn zeer jonge dochtertje, dat voor haar welzijn en gezondheid afhankelijk was van haar moeder en verdachte, het meest fundamentele recht, namelijk het recht op leven, ontnomen.
Niet alleen in de naaste omgeving van het gezin, maar ook in de maatschappij brengt een dergelijk feit gevoelens van verdriet en verontwaardiging met zich. Verdachte heeft tot op heden op geen enkele wijze verantwoordelijkheid genomen voor hetgeen hij heeft aangericht.
De rechtbank is van oordeel dat de ernst van het feit maakt dat geen andere straf dan een gevangenisstraf op zijn plaats is.
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank in het voordeel van verdachte rekening gehouden met het uittreksel Justitiële Documentatie betreffende verdachte van 11 maart 2013, waaruit blijkt dat verdachte niet eerder met justitie in aanraking is geweest.
Tevens heeft de rechtbank bij het bepalen van de straf de jonge leeftijd van verdachte in aanmerking genomen. Ten slotte heeft de rechtbank meegewogen dat verdachte niet de intentie zal hebben gehad zijn eigen dochter om het leven te brengen.
De rechtbank ziet geen aanleiding om een gedeelte van de gevangenisstraf voorwaardelijke op te leggen. Verdachte heeft geweigerd mee te werken aan rapportage door een psycholoog of psychiater. Ook heeft verdachte niet meegewerkt aan reclasseringsrapportage en lijkt hij ook niet gemotiveerd om mee te werken aan reclasseringscontact. Daarnaast is verdachte een first offender en staat zoontje [zoontje] onder toezicht van jeugdzorg, zodat verdachte en zijn gezin vanuit die instantie hulp en ondersteuning kunnen krijgen. Verder ziet de rechtbank in de aard van het feit geen aanleiding tot oplegging van een voorwaardelijke deel van de straf.
7. De toepasselijke wetsartikelen
De op te leggen straf is gegrond op artikel:
- 287 van het Wetboek van Strafrecht;
Dit voorschrift is toegepast, zoals het gold ten tijde van het bewezenverklaarde.
8. De beslissing
De rechtbank,
verklaart wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het primair ten laste gelegde feit heeft begaan en dat het bewezenverklaarde uitmaakt:
doodslag;
verklaart het bewezenverklaarde en verdachte deswege strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
veroordeelt verdachte tot:
een gevangenisstraf voor de duur van 30 maanden;
bepaalt dat de tijd, door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de hem opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;
heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte.
Dit vonnis is gewezen door
mr. V.J. de Haan, voorzitter,
mrs. A.P. Pereira Horta en A.J.J.M. Weijnen, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. F.E. van der Does, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 22 april 2013.
1 Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een ambtsedig proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door (een) daartoe bevoegde opsporingsambtena(a)r(en). Waar wordt verwezen naar dossierpagina's, betreft dit de pagina's van het proces-verbaal met het nummer 15J9/2012/180053, van de regiopolitie Haaglanden, met bijlagen (doorgenummerd blz. 1 t/m 223).
2 Rapport van het Nederlands Forensisch Instituut van 28 november 2012, Pathologie onderzoek naar aanleiding van een mogelijk niet natuurlijke dood, met zaaknummer 2012.08.24.047.
3 Rapport van het Nederlands Forensisch Instituut van 21 november 2012, Neuropathologisch onderzoek.
4 Proces-verbaal van verhoor verdachte [verdachte], p. 39 (Verdachte dossier V/ [verdachte]) en Proces-verbaal van verhoor verdachte [echtgenote], p. 39 (Verdachte dossier V/[echtgenote]).
5 Proces-verbaal van verhoor verdachte [verdachte], p. 40 (Verdachte dossier V/[verdachte]).
6 Proces-verbaal van bevindingen, p. 72.
7 Proces-verbaal van bevindingen, p. 72.
8 Proces-verbaal van verhoor verdachte [echtgenote], p. 40 (Verdachte dossier V/[echtgenote]).
9 Proces-verbaal van verhoor verdachte [verdachte], p. 39 (Verdachte dossier V/ [verdachte]) en Proces-verbaal van verhoor verdachte [echtgenote], p. 40 (Verdachte dossier V/[echtgenote]).
10 Proces-verbaal van verhoor verdachte [echtgenote], p. 51 (Verdachte dossier V/[echtgenote]).
11 Verklaring getuige-deskundige Nijs ter terechtzitting.
12 Verklaring verdachte ter terechtzitting.
13 Proces-verbaal van verhoor verdachte [echtgenote], p. 45 (Verdachte dossier V/[echtgenote]).
14 Verklaring verdachte ter terechtzitting.