ECLI:NL:RBDHA:2013:BZ8314

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
4 maart 2013
Publicatiedatum
22 juni 2013
Zaaknummer
09/748003-12
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Invoer van 575 kilogram cocaïne vanuit Ecuador via Antwerpen naar Nederland

Op 4 maart 2013 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die betrokken was bij de invoer van 575 kilogram cocaïne vanuit Ecuador naar Nederland. De verdachte speelde een cruciale rol binnen een groep die verantwoordelijk was voor het transport van de cocaïne. Hij had de benodigde middelen en contacten in de haven van Antwerpen om de container met cocaïne te vervoeren. De rechtbank oordeelde dat de verdachte niet alleen openheid van zaken had gegeven over zijn rol, maar ook zijn medeverdachten had geïdentificeerd. De rechtbank achtte het primair ten laste gelegde feit, het opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland brengen van cocaïne, wettig en overtuigend bewezen. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van vier jaren, met aftrek van de tijd die hij in voorlopige hechtenis had doorgebracht. De rechtbank weegt in haar beslissing mee dat de verdachte een unieke positie innam door zijn openheid en medewerking aan het onderzoek, wat invloed had op de strafmaat. De rechtbank benadrukte de ernst van het feit en de impact op de volksgezondheid, maar erkende ook de positieve aspecten van de proceshouding van de verdachte.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Strafrecht
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 09/748003-12
Datum uitspraak: 4 maart 2013
Tegenspraak
(Promis)
De rechtbank Den Haag heeft op de grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren op [datum] 1963 te [plaats],
adres: [adres],
thans gedetineerd in de penitentiaire inrichting te Alphen aan den Rijn.
1. Het onderzoek ter terechtzitting
Het onderzoek is gehouden ter terechtzitting van 18 en 20 juli 2012, 15 oktober 2012, 9 januari 2013 en 15 en 18 februari 2013.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie
mr. J. Patist en van hetgeen door de raadsman van verdachte mr. G. Kaaij, advocaat te Alkmaar, en door de verdachte naar voren is gebracht.
2. De tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij in of omstreeks de periode van 20 maart 2012 tot en met 4 april 2012 te [plaats] en/of Antwerpen, in elk geval in Nederland en/of België, via de Westerschelde, in elk geval via de Nederlandse wateren, tezamen en in vereniging met een of meer ander(en), althans alleen, opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht, als bedoeld in artikel 1 lid 4 van de Opiumwet, (ongeveer) 575 kilogram, althans een grote hoeveelheid, van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij die wet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
subsidiair, indien het vorenstaande niet tot een bewezenverklaring en/of een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij in of omstreeks de periode van 1 november 2011 tot en met 4 april 2012 te [plaats] en/of Antwerpen, althans in Nederland en/of België, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten het opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland brengen en/of verkopen en/of afleveren en/of verstrekken en/of vervoeren van (ongeveer) 575 kilogram, althans een grote hoeveelheid, van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I, voor te bereiden en/of te bevorderen,
* een of meer ander(en) heeft getracht te bewegen om dat feit/die feiten te plegen, te doen plegen, mede te plegen, uit te lokken en/of om daarbij behulpzaam te zijn en/of om daartoe gelegenheid, middelen en/of inlichtingen te verschaffen, en/of
* zich en/of een ander of anderen gelegenheid en/of middelen en/of inlichtingen tot het plegen van dat/die feit(en) heeft trachten te verschaffen, en/of
* voorwerpen en/of vervoermiddelen en/of stoffen en/of gelden en/of andere betaalmiddelen voorhanden heeft gehad, waarvan hij en/of zijn mededader(s) wist(en) of ernstige reden had(den) te vermoeden dat zij bestemd waren tot het plegen van het hierboven bedoelde feit, hebbende, verdachte, en/of (één of meer van) zijn mededader(s), tezamen en in vereniging met elkaar, althans ieder voor zich, toen en daar opzettelijk:
* een of meer ontmoeting(en) gehad met betrekking tot het opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland brengen en/of afleveren en/of vervoeren van voornoemde hoeveelheid cocaïne en/of
* een of meer telefoongesprek(ken) gevoerd en/of berichten gestuurd (al dan niet in versluierd taalgebruik) met betrekking tot het opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland brengen en/of afleveren en/of vervoeren van voornoemde hoeveelheid cocaïne
* een of meer (vracht)auto('s) gehuurd en/of bestuurd en/of geregeld ten behoeve van het transport van voornoemde hoeveelheid cocaïne.
3. Bewijs
3.1 Inleiding1
Naar aanleiding van een proces-verbaal van de Criminele Inlichtingen Eenheid (CIE) van de politie Haaglanden van 14 november 2011, waarin wordt gemeld dat in opdracht van [medeverdachte 1] een container "coke" naar de haven van Antwerpen wordt verscheept2, is het openbaar ministerie een omvangrijk opsporingsonderzoek gestart. Bij dit onderzoek is gebruik gemaakt van diverse opsporingsmiddelen, zoals de stelselmatige observatie van personen en het afluisteren van telefoongesprekken.
In het kader van voormeld onderzoek heeft de politie waargenomen dat verdachte op 2 april 2012 met een vrachtauto de grens met België is gepasseerd.3 Vervolgens heeft hij telefonisch contact met zijn echtgenote. In dat telefoongesprek leest zijn echtgenote verdachte een e-mail voor die betrekking heeft op een container die zich aan boord van het schip Santa Rosanna bevindt. In de e-mail wordt medegedeeld dat de container in de Antwerpse haven afgehaald kan worden.4
Uit nader onderzoek door de Belgische autoriteiten blijkt dat het gaat om een veertigvoets container die dertien stootkussens bevat met een totaalgewicht van 19.903 kilogram. Deze container is vervoerd door het containerschip Santa Rosanna5. Dit schip is vanuit Guayaquil (Ecuador) op 28 maart 2012 via Ameland richting Hoek van Holland gevaren, waar het van 29 maart 2012 (13:06 uur) tot 30 maart 2012 (02:31 uur) heeft gelegen. Vervolgens is de Santa Rosanna op 30 maart 2012 via Middelburg en Terneuzen (over de Westerschelde) naar de haven van Antwerpen gevaren en is daar op 30 maart 2012 aangekomen.6 Op de vrachtbrief (bill of lading) die hoort bij de genoemde container staat als verzender vermeld [bedrijf] en als ontvanger [bedrijf]. De container is op 30 maart 2012 aangegeven door expediteur [bedrijf].7
Op 3 april 2012 is de lading van de container door de federale gerechtelijke politie van Antwerpen op verzoek van de Nederlandse autoriteiten onderzocht. Nadat bij de scan van de container onregelmatigheden werden geconstateerd, is de container geopend en is de inhoud daarvan (een dertiental stootkussens) nader onderzocht en ontmanteld. In vijf van de dertien stootkussens werden in totaal 575 pakketten met daarin een wit samengeperst poeder aangetroffen. Het netto gewicht van het poeder bedroeg 1,00 kilogram per pakket. Van de 575 pakketten zijn 61 monsters genomen.8 Van deze monsters heeft het Nederlands Forensisch Instituut middels een steekproef 33 monsters onderzocht en daaruit is gebleken dat al deze monsters cocaïne bevatten.9
Verdachte wordt ervan verdacht dat hij samen met anderen de cocaïne in Nederland heeft ingevoerd of, als dat niet bewezen kan worden, dat hij die invoer samen met anderen heeft voorbereid of bevorderd.
3.2 Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft betoogd dat verdachte als transporteur betrokken is geweest bij de invoer van de partij cocaïne. Medeverdachte [medeverdachte 1] heeft te gelden als de opdrachtgever van dit transport, [medeverdachte 2] als degene die de contacten over dit transport - en de zes daaraan voorafgaande containers met 'oefenladingen' - met Latijns Amerika onderhield, [medeverdachte 3] als de tussenpersoon tussen verdachte en [medeverdachte 1] en [medeverdachte 4] en [medeverdachte 5] als degenen die zorgden voor het bestaan van een legale ontvangstpartij voor de bewuste container ([bedrijf]). Uit diverse tapgesprekken blijkt dat de verdachten nauw en bewust met elkaar samenwerkten. Nu met de aankomst van de container op Nederlands grondgebied op 28 maart 2012 bovendien van een voltooide invoer sprake is, acht de officier van justitie het primair ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen.
3.3 Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft betoogd dat de officier van justitie ten onrechte de premisse hanteert dat er een verband bestaat tussen de zes containers met legale waren - die in de periode van oktober 2011 tot maart 2012 zijn ingevoerd - en de container met daarin de stootkussens met cocaïne. Ten aanzien van deze laatste container heeft verdachte bovendien pas (uitvoerings)handelingen verricht nadat deze container al via de Westerschelde in Nederland was ingevoerd en het delict al was voltooid. Die handelingen kunnen, omdat ze na de voltooiing van het delict hebben plaatsgevonden, niet bijdragen aan een eventuele bewezenverklaring. Tot slot kan niet bewezen worden dat verdachte nauw en bewust heeft samengewerkt met zijn medeverdachten: zijn enige taak was immers het regelen van het transport van de Antwerpse haven naar Nederland en juist daarvan is het - omdat de cocaïne vroegtijdig werd ontdekt en in beslag genomen - nooit gekomen.
3.4 Het oordeel van de rechtbank
3.4.1 Aanvullende feiten en omstandigheden
Eind 2011 heeft verdachte met zijn kennis [medeverdachte 3] gesproken over de financiële problemen waar hij met zijn transportbedrijf in verzeild was geraakt.10 [medeverdachte 3] bood hem toen aan om geld te lenen. Op enig moment kwam [medeverdachte 3] met het voorstel om verdachte - in ruil voor het geleende geld - containers te laten vervoeren. De afspraak was, om elke maand een container binnen te halen. Als eerste zou er een aantal containers met legale handel bij de scan in Antwerpen worden aangeboden. Daarmee zou vertrouwen worden gekweekt bij douaniers en expediteurs. Als het vertrouwen er eenmaal was, zou er een container met cocaïne worden ingevoerd. Verdachte zou de legale handel zelf mogen verkopen en de opbrengst daarvan mogen houden.11
De eerste container waarbij verdachte betrokken was betrof een container met gele uien.12 Aan legale handel werden daarna nog containers met cement, dekens (tweemaal), gordijnstoffen en achterwanden voor bedden binnengehaald.13 In de tweede container met dekens had een proefzending met coke moeten zitten, maar die bleek er niet in te zitten.14 Verdachte hoopte dat als het één of twee keer zou lukken om verdovende middelen binnen te halen, hij dan in één klap van al zijn (belasting)schulden af zou zijn.15
Een week voordat er de hiervoor onder 3.1. genoemde container uit Ecuador binnen zou komen, hoorde verdachte van [medeverdachte 3] dat er verdovende middelen in de deklading van die container verstopt zouden zitten. Behalve [medeverdachte 3] en hijzelf, wist ook [medeverdachte 1] - bijgenaamd: '[bijnaam]'16 - hiervan. [medeverdachte 1] gaf verdachte ongeveer een week vóór 2 april 2012 in zijn loods in [plaats] mondeling de opdracht tot het vervoer over de weg van de container met stootkussens.17 Hij vertelde daarbij dat er drugs in de stootkussens verpakt zouden zitten, die op de scan niet te zien zouden zijn.18 [medeverdachte 1] kocht ook de slijptol waarmee de drugs uit de stootkussens gesneden hadden moeten worden.19
Verdachte heeft op 25 maart 2012 het chassis gehuurd waarmee de container naar Nederland zou worden vervoerd.20 Hij heeft zijn agenda vrijgemaakt, zodat hij de container met stootkussens zelf in Antwerpen zou kunnen ophalen21 en is op 2 april 2012 met één van zijn vrachtwagens naar Antwerpen gereden. De container met stootkussens werd die dag echter niet vrijgegeven, omdat er een probleem was met de inklaring. Verdachte had hierover telefonisch contact met [medeverdachte 5], die van [medeverdachte 1] had geld gekregen om [bedrijf] te betalen en die over de inklaring in contact stond met [bedrijf].22 Verder had verdachte op 2 april 2012 diverse telefooncontacten met [medeverdachte 3], die op zijn beurt in contact stond met [medeverdachte 1]23 ('Ik heb hem gesproken, hij komt je halen, die [bijnaam], dan ken je het gelijk doorspreken'24). Verdachte werd op een parkeerterrein in Stabroek door [medeverdachte 5] opgehaald25 en gezien wordt dat hij wordt afgezet bij truckerscafé Kanters in Moerdijk waar hij door [medeverdachte 1] en diens chauffeur - [medeverdachte 4] - werd opgewacht. Verdachte had daar een kort gesprek onder vier ogen met [medeverdachte 1]. [medeverdachte 1] vertelde hem dat ze het morgen gewoon nog een keer gingen proberen en dat er niks te zien zou zijn op de scan omdat het massief was.26
Op 3 april 2012 werd verdachte door [medeverdachte 3] bij zijn vrachtwagen in Stabroek afgezet. Hij reed vervolgens met zijn vrachtwagen naar de kaai waar de container zou moeten worden vrijgegeven. Ook op 3 april 2012 werd de container echter niet vrijgegeven. Eerst werd er gezegd dat de pincode onjuist was en daarna dat de container was zoekgeraakt op het terrein.27 Verdachte had ook op die dag diverse telefooncontacten met [medeverdachte 3], waarbij op de achtergrond [medeverdachte 1] te horen was, die het dan heeft over een 'big problem' en over de vraag of het een twintig- of een veertigvoeter is.28 Verdachte voelde op enig moment die dag nattigheid, want containers raken niet zomaar zoek.29 Gezien wordt dat hij bij een pompstation net over de grens die middag een ontmoeting had met [medeverdachte 1] en [medeverdachte 3].30 Daarbij heeft hij hen verteld dat hij van de opdracht afzag.31 Op woensdag 4 april 2012 had verdachte bij zijn loods in [plaats] een ontmoeting met [medeverdachte 3]. Verdachte was bij deze ontmoeting in het bezit van een slijptol.32 Het was de slijptol die [medeverdachte 1] had gekocht en die [medeverdachte 3] nodig zou hebben om de drugs mee uit de kussens te halen.33
Verdachte - die door de recherche is ondervraagd over de rol van de diverse personen die figureren in het dossier - heeft over hen het volgende verklaard. [medeverdachte 5] is degene die de financiën en bankzaken voor [medeverdachte 1] regelt.34 [medeverdachte 5] is ook de zaakvoerder van het bedrijf [bedrijf]. Voor de container met stootkussens heeft [medeverdachte 5] de inklaring geregeld en de contacten met [bedrijf]] gehad.35 [medeverdachte 2] is degene die voor de containers met legale waren het papierwerk heeft geregeld. Zij nam doorgaans ook het versturen van e-mails voor haar rekening, want dat kan [medeverdachte 1] zelf niet.36 Ook onderhoudt zij de Spaanstalige contacten, zij is als het ware 'het duizendpootje' van [medeverdachte 1].37 [medeverdachte 3] wordt door [medeverdachte 1] aangestuurd: hij wacht de hele dag op smsjes van [medeverdachte 1], zodat hij weet wat hij moet doen.38 Hij is twee handen op één buik met [medeverdachte 1]. Hij zou de stootkussens met de slijptol gaan bewerken en leeghalen.39 [medeverdachte 4] is de chauffeur van [medeverdachte 1].40 De e-mail van 4 april 2012 met daarin de bevestiging dat verdachte van de opdracht afzag, was uit zijn naam verstuurd, maar leek - gezien het taalgebruik - te zijn geschreven door [medeverdachte 5].41 [medeverdachte 1] ten slotte, is de opdrachtgever, de feitelijk eigenaar van het bedrijf dat de deklading aankocht – [bedrijf] - en degene die alles financierde.42
3.4.2 Bespreking van de bewijsverweren
Uit het voorgaande volgt dat verdachte zelf heeft verklaard dat de zes containers met legale goederen moeten worden gezien als een 'oefentraject' voor de container met cocaïne, om zo vertrouwen te kweken bij de autoriteiten en bij de expediteur in Antwerpen. Gelet hierop is de rechtbank met de officier van justitie van oordeel dat er wel degelijk een verband bestaat tussen de verschillende containers. Het verweer van de verdediging op dit punt wordt daarom bij gebrek aan steun in het dossier verworpen.
Dat verdachte pas handelingen gericht op het binnenhalen van de container met cocaïne heeft verricht op het moment dat de invoer van die container al was voltooid (dat wil zeggen: na 28 maart 2012), is een stelling die al evenmin wordt ondersteund door de bewijsmiddelen uit het dossier: verdachte is niet alleen bij het gehele oefentraject betrokken geweest, maar heeft daarnaast op 25 maart 2012 een chassis gehuurd en vervolgens zijn agenda vrijgemaakt om de container met stootkussens zelf te kunnen vervoeren. Het gaat hier om handelingen, die zijn gericht op het binnen het grondgebied van Nederland brengen van de partij cocaïne en die zijn verricht op een moment waarop verdachte door [medeverdachte 1] en [medeverdachte 3] al was geïnformeerd over de illegale inhoud van de container uit Ecuador.
In dit verband overweegt de rechtbank voorts dat de verdediging, door te stellen dat alle handelingen die zijn verricht na 28 maart 2012 niet kunnen bijdragen aan het bewijs, een te beperkte uitleg geeft aan het begrip 'binnen het grondgebied van Nederland brengen'. Dit begrip moet naar vaste jurisprudentie extensief - en zelfs breder dan naar normaal spraakgebruik - worden uitgelegd. Zodoende worden onder 'binnen het grondgebied van Nederland brengen' onder meer mede begrepen alle (verdere) handelingen met betrekking tot middelen die reeds binnen het grondgebied van Nederland zijn gebracht en alle op het vervoer gerichte handelingen die zijn verricht voor- of nadat de middelen feitelijk binnen Nederland zijn gebracht. Toegepast op de zaak van verdachte, betekent dit dat ook de handelingen die verdachte heeft verricht na de aankomst van de container op Nederlands grondgebied op 28 maart 2012 - het tot tweemaal toe naar Antwerpen gaan met de bedoeling om daar de container met cocaïne op te halen en het onderhouden van intensief telefooncontact over de container met [medeverdachte 5] en [medeverdachte 3] (en via laatstgenoemde met [medeverdachte 1]) - bijdragen aan het bewijs van het ten laste gelegde feit.
Op grond van de verklaringen van verdachte, de afgeluisterde telefoongesprekken en de door het observatieteam waargenomen ontmoetingen, zoals hierboven weergegeven, acht de rechtbank bovendien bewezen dat er tussen verdachte en zijn mededaders sprake was van een nauwe en bewuste samenwerking. Dat de samenwerking tussen verdachte en zijn mededaders voldoende nauw en bewust was om te worden gekwalificeerd als medeplegen, blijkt behalve uit de inhoud en de frequentie van de telefoon- en persoonlijke contacten ook uit het feit dat er - zo leidt de rechtbank af uit de verklaringen van verdachte - tussen de betrokkenen sprake was van een duidelijke taakverdeling en hiërarchie, waarbij een ieder werd ingezet op het gebied waarop hij de meeste expertise had en waarbij [medeverdachte 1] de leiding had, financier en eindverantwoordelijke was en contacten met hem steeds over meerdere schijven verliepen ([medeverdachte 5] en [medeverdachte 3]). Dit blijkt daarnaast uit het gegeven dat het hier gaat om de invoer van een aanzienlijke hoeveelheid cocaine met een straatwaarde van 50 miljoen euro, zodat het niet anders kan dan dat er op een intensieve, gecoördineerde en planmatige manier met mensen binnen en buiten Nederland wordt samengewerkt om dat misdrijf tot een goed einde te brengen.
Op basis van de hiervoor genoemde bewijsmiddelen acht de rechtbank dan ook wettig en overtuigend bewezen dat verdachte nauw en bewust heeft samengewerkt met - in elk geval - [medeverdachte 1], [medeverdachte 3] en [medeverdachte 5]. Nu voorts niet ter discussie staat dat verdachte wetenschap droeg van het feit dat zich in de container een grote partij cocaïne bevond, acht de rechtbank het primair ten laste gelegde feit in de variant van het (medeplegen van het) opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland brengen van de cocaïne, wettig en overtuigend bewezen.
3.5 De bewezenverklaring
De rechtbank verklaart bewezen dat verdachte:
in de periode van 20 maart 2012 tot en met 4 april 2012 te [plaats] en/of Antwerpen, in elk geval in Nederland en/of België, via de Westerschelde, in elk geval via de Nederlandse wateren, tezamen en in vereniging met anderen opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht als bedoeld in artikel 1 lid 4 van de Opiumwet, ongeveer 575 kilogram van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij die wet behorende lijst I.
4. De strafbaarheid van het feit en van de verdachte
De verdediging heeft - voor het geval de rechtbank tot een bewezen verklaring komt - bij wijze van subsidiair betoog bepleit dat sprake is van vrijwillige terugtred. Verdachte heeft op 3 april 2012 immers aan zijn mededaders te kennen gegeven 'dat hij het helemaal gehad had' en dat hij het transport niet meer zou verzorgen. Dit deel van de verklaring van verdachte vindt steun in de e-mails die op 4 april 2012 door de expediteur ([bedrijf]) en door de geadresseerde van de container ([bedrijf], vanaf het adres ([emailadres]) zijn verstuurd, en waarin wordt vermeld dat verdachte het transport van de container met stootkussens niet langer voor zijn rekening neemt. De verdediging heeft in dit verband ontslag van alle rechtsvervolging bepleit.
De rechtbank verwerpt dit verweer en overweegt daartoe dat het misdrijf op het moment dat verdachte - naar eigen zeggen 'omdat hij nattigheid voelde' - besloot om het transport niet langer te verzorgen, reeds was voltooid. Daarnaast getuigen ook de handelingen die verdachte op 4 april 2012 nog heeft verricht - het samen met medeverdachte [medeverdachte 3] vervoeren van de slijptol waarmee de stootkussens door [medeverdachte 3] opengesneden hadden moeten worden - niet van de wens om zich van iedere verdere deelneming aan het delict en/of van zijn mededaders te distantiëren. Van vrijwillige terugtred kan gelet op het voorgaande dan ook geen sprake zijn.
Omdat er ook verder geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid van het feit of van de verdachte uitsluiten, zijn feit en verdachte strafbaar. Dit levert het in de beslissing genoemde strafbare feit op.
5. De strafoplegging
5.1 De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat aan verdachte wordt opgelegd een gevangenisstraf van zes jaren, met aftrek van de tijd in verzekering en in voorlopige hechtenis doorgebracht.
5.2 Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft de rechtbank verzocht om - rekening houdend met de coöperatieve houding van verdachte - een aanzienlijk lagere straf op te leggen dan door de officier van justitie gevorderd.
5.3 Het oordeel van de rechtbank
De straf die aan verdachte wordt opgelegd, is in overeenstemming met de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek ter terechtzitting is gebleken. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Vanuit Ecuador is met het schip 'Santa Rosanna' een partij van 575 kilogram cocaïne het grondgebied van Nederland binnengebracht. Verdachte vormde binnen de groep personen die voor dit transport verantwoordelijk kan worden gehouden een belangrijke schakel: hij bezat bovendien het materieel dat nodig is voor het vervoer over de weg van de container met cocaïne en had de contacten opgebouwd in de haven in Antwerpen Hij was immers feitelijk belast met het ophalen en het vervoer van deze container en was daarnaast betrokken bij de inklaring van de zes oefencontainers, die voorafgaand aan de container met cocaïne werden verstuurd om vertrouwen te kweken bij douaniers en expediteurs in de Antwerpse haven.
Uit het strafblad van verdachte blijkt, dat hij eenmaal eerder met justitie in aanraking is geweest. De rechtbank zal verdachte niettemin aanmerken als 'first offender', omdat dit eerdere justitiecontact in aard en ernst te zeer afwijkt van het feit dat nu bewezen wordt verklaard, om dit in het nadeel van verdachte te laten meewegen.
De rechtbank heeft verder acht geslagen op het rapport dat de reclassering over verdachte heeft opgesteld. Uit dit rapport, gedateerd 5 december 2012, blijkt dat verdachte op de belangrijkste leefgebieden weinig problemen kent: hij woont in een koopwoning, heeft zijn hele leven betaald werk gedaan (eerst in loondienst, daarna als eigenaar van een transportbedrijf), heeft een bestendige relatie en kan na zijn detentie naar verwachting als chauffeur in loondienst aan de slag gaan. Nu verdachte bovendien beschikt over voldoende vaardigheden om zijn leven na detentie verder vorm te geven, hij de weg naar de schuldhulpverlening inmiddels heeft gevonden en (als gevolg van dit alles) de kans op herhaling als laag wordt geschat, adviseert de reclassering om aan verdachte geen toezicht op te leggen.
Tegen deze achtergrond overweegt de rechtbank over de straftoemeting als volgt. Het behoeft geen betoog dat, als de container uit Ecuador in de Antwerpse haven zou zijn vrijgegeven, de volksgezondheid ernstig in gevaar zou zijn gebracht en de rechtsorde ernstig zou zijn geschaad. De handel in cocaïne, het gebruik van dat middel en de verslaving daaraan gaan immers gepaard met diverse vormen van kleine en grote criminaliteit.
Het mag verdachte kwalijk worden genomen, dat hij voor dit alles geen oog heeft gehad en dat hij - nadat hij eerst langs legale weg had gezocht naar manieren om zijn schulden te lenigen - uiteindelijk op deze manier op een snelle manier van zijn schulden heeft willen af te komen. Er hebben zich in de periode voorafgaand aan de invoer van de container uit Ecuador diverse momenten voorgedaan waarop verdachte tot bezinning had kunnen komen en van de samenwerking had kunnen afzien. In het bijzonder kan daarbij natuurlijk worden gedacht aan het moment waarop verdachte wist dat het zijn mededaders menens was: het moment waarop de container binnenkwam waarin een proefzending met cocaïne had moeten zitten. Verdachte heeft deze kansen echter onbenut gelaten en aldus zijn eigen ondergang georkestreerd. Daarbij is het echter niet gebleven: hij heeft in zijn val ook zijn echtgenote - die in deze zaak eveneens verdachte is (geweest) - zijn werknemers (die allen zonder werk zijn komen te zitten) en uiteindelijk ook zijn bedrijf (dat in staat van faillissement is verklaard) meegesleurd.
Maar er is ook een andere kant aan deze zaak. Verdachte neemt in dit dossier namelijk een unieke positie in: hij heeft niet alleen als enige openheid van zaken gegeven over zijn eigen rol bij de invoer van de container met cocaïne, maar hij heeft ook zijn medeverdachten niet gespaard door 'man en paard' te noemen. De rechtbank realiseert zich, dat een dergelijke proceshouding in een zaak als deze niet vanzelfsprekend is, en misschien zelfs de nodige moed vergt. De bovengemiddelde bijdrage die verdachte met deze proceshouding aan de waarheidsvinding heeft geleverd zal - meer nog dan dat de officier van justitie dat in zijn vordering heeft gedaan - in de strafmaat worden verdisconteerd. In die zin wordt het strafmaatverweer van de verdediging (tot op zekere hoogte) gehonoreerd.
Alles afwegend, acht de rechtbank een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van na te noemen duur passend en geboden.
6. De toepasselijke wetsartikelen
De op te leggen straf is gegrond op artikel 47 van het Wetboek van Strafrecht en op de artikelen 2 en 10 van de Opiumwet, en de bij die wet behorende lijst I.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezen verklaarde.
7. De beslissing
De rechtbank,
verklaart wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het primair ten laste gelegde feit heeft begaan en dat het bewezen verklaarde uitmaakt:
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder A van de Opiumwet gegeven verbod;
verklaart het bewezen verklaarde en de verdachte deswege strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
veroordeelt de verdachte tot:
een gevangenisstraf voor de duur van 4 (vier) jaren;
bepaalt dat de tijd, door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de hem opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Dit vonnis is gewezen door
mr. E.A.G.M. van Rens, voorzitter,
mr. M.A.J. van de Kar en mr. J.T.W. van Ravenstein, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. G. van Beek, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 4 maart 2013.
1 Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een ambtsedig proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door (een) daartoe bevoegde opsporingsambtena(a)r(en). Waar wordt verwezen naar dossierpagina's, betreft dit de pagina's van het proces-verbaal met kenmerk 26119820Z (onderzoek 'Swan') van het Korps Landelijke Politiediensten, Dienst Nationale Recherche, Unit Zuid-Nederland, met bijlagen. Het proces-verbaal met bijlagen is onderverdeeld in de volgende - afzonderlijk doorgenummerde - dossiers: algemeen dossier (hierna: AD), zaaksdossier 01 (ZD01), zaaksdossier 02 (ZD02), BOB-dossier (BOB), verdachtendosssiers (V), aanvulling algemeen dossier (AAD) aanvulling zaaksdossier 01 (AZD01) aanvulling zaaksdossier 02 (AZD02) en een aantal niet-doorgenummerde bijlagen.
2 Proces-verbaal RCIE Haaglanden, ZD02, p. 67.
3 Proces-verbaal van bevindingen, ZD02, p. 130.
4 Proces-verbaal van relaas, ZD02, p. 20.
5 Eerste aanvullend proces-verbaal van vaststelling, AZD02, p. 157.
6 Geschrift, te weten een routeschema van de Santa Rosanna, ZD02, p. 174-177.
7 Eerste aanvullend proces-verbaal van vaststelling, AZD02, p. 157; geschriften, te weten een bill of lading en een aangifteformulier, ZD02, p. 139-140.
8 Eerste aanvullend proces-verbaal van vaststelling, AZD02, p. 158-160; proces-verbaal van bevindingen, p. 144-145.
9 Geschrift, te weten een rapport opgesteld door NFI-deskundige forensische drugsanalyse ing. A.G.A. Sprong, ZD02, p. 170-172.
10 Proces-verbaal van de terechtzitting, 15 februari 2013.
11 Proces-verbaal van verhoor verdachte [verdachte], V02, p. 49.
12 Proces-verbaal van verhoor verdachte [verdachte], V02, p. 62.
13 Proces-verbaal van verhoor verdachte [verdachte], V02, p. 53.
14 Proces-verbaal van verhoor verdachte [verdachte], V02, p. 64; Proces-verbaal van relaas, ZD01, p. 7, 23, 24, 40 en 41.
15 Proces-verbaal van verhoor verdachte [verdachte], V02, p. 38.
16 Proces-verbaal bevindingen, ZD02, p. 70; proces-verbaal van verhoor verdachte [verdachte], V02, p. 48.
17 Proces-verbaal van verhoor verdachte [verdachte], V02, p. 69.
18 Proces-verbaal van verhoor verdachte [verdachte], V02, p. 69.
19 Proces-verbaal van verhoor verdachte [verdachte], V02, p. 70.
20 Proces-verbaal van verhoor verdachte [verdachte], V02, p. 69.
21 Proces-verbaal van aanvraag doorzoeking, AD, p. 1009.
22 Proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte 5], V05, p. 72; Proces-verbaal van rc-verhoor getuige [verdachte], 17 oktober 2012, paragraaf 10.
23 Proces-verbaal van rc-verhoor getuige [verdachte], 17 oktober 2012, paragraaf 5.
24 Proces-verbaal van relaas, ZD02, p. 21.
25 Proces-verbaal van verhoor verdachte [verdachte], V02, p. 68; proces-verbaal van observatie, ZD02, p. 131.
26 Proces-verbaal van verhoor verdachte [verdachte], V02, p. 52.
27 Proces-verbaal van rc-verhoor getuige [verdachte], 17 oktober 2012, paragraaf 19.
28 Proces-verbaal van relaas, ZD02, p. 26-27.
29Proces-verbaal van verhoor verdachte [verdachte], V02, p. 36.
30 Proces-verbaal van de terechtzitting, 15 februari 2013; proces-verbaal van observatie, ZD02, p. 179-189.
31 Proces-verbaal van de terechtzitting, 15 februari 2013.
32 Proces-verbaal van observatie, 5 februari 2013, niet-doorgenummerde bijlage.
33 Proces-verbaal van verhoor verdachte [verdachte], V02, p. 69.
34 Proces-verbaal van verhoor verdachte [verdachte], V02, p. 48.
35 Proces-verbaal van verhoor verdachte [verdachte], V02, p. 68.
36 Proces-verbaal van verhoor verdachte [verdachte], V02, p. 51.
37 Proces-verbaal van verhoor verdachte [verdachte], V02, p. 70.
38 Proces-verbaal van verhoor verdachte [verdachte], V02, p. 65.
39 Proces-verbaal van verhoor verdachte [verdachte], V02, p. 70.
40 Proces-verbaal van verhoor verdachte [verdachte], V02, p. 52.
41 Proces-verbaal van rc-verhoor getuige [verdachte], paragraaf 23.
42 Proces-verbaal van verhoor verdachte [verdachte], V02, p. 67.