ECLI:NL:RBDHA:2013:BZ7288

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
26 maart 2013
Publicatiedatum
22 juni 2013
Zaaknummer
JE RK 12-3255 C/09/431572
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging van de ondertoezichtstelling van een minderjarige met nadruk op samenwerking tussen gezinsvoogd en ouders

In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Den Haag op 26 maart 2013 uitspraak gedaan over de verlenging van de ondertoezichtstelling van een minderjarige, geboren in 1996, die verblijft bij zijn ouders. Het verzoek tot verlenging is ingediend door de Stichting Bureau Jeugdzorg Haaglanden. De kinderrechter heeft geconstateerd dat de gronden voor ondertoezichtstelling, zoals genoemd in artikel 1:254 van het Burgerlijk Wetboek, nog steeds aanwezig zijn. Tijdens de zitting op 26 februari 2013 is vastgesteld dat de ondertoezichtstelling eerder was verlengd, maar dat de contacten met de gezinsvoogd minimaal waren en de minderjarige zich negatief benaderd voelde. De kinderrechter heeft daarom besloten de ondertoezichtstelling te verlengen voor een periode van zes maanden, tot 30 september 2013, met de nadruk op de noodzaak voor intensievere contacten tussen de gezinsvoogd en de minderjarige. Tevens is het van belang dat de ouders en de minderjarige zich openstellen voor samenwerking met de gezinsvoogd om de effectiviteit van de ondertoezichtstelling te verbeteren. De kinderrechter heeft de behandeling van het verzoek voor het overige aangehouden tot de zitting op 23 september 2013, waar de betrokken partijen opnieuw zullen worden opgeroepen. De beschikking is gegeven door mr. M. Dam en is uitvoerbaar bij voorraad verklaard. Er kan binnen drie maanden na de uitspraak hoger beroep worden ingesteld bij het Gerechtshof te 's-Gravenhage.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Kinderrechter
Rekestnummer: JE RK 12-3255
Zaaknummer: C/09/431572
Datum beschikking: 26 maart 2013
Verlenging ondertoezichtstelling
Beschikking op het op 19 november 2012 ingekomen verzoekschrift van:
de Stichting Bureau Jeugdzorg Haaglanden, vestiging Den Haag Centrum/Scheveningen (verder: Bureau Jeugdzorg),
met betrekking tot de minderjarige:
[minderjarige 1], geboren op [datum] 1996 te [plaats A], Marokko;
kind uit het huwelijk van:
[de heer B]
de vader,
en
[mevrouw C],
de moeder,
beiden wonende te [plaats D],
die gezamenlijk het ouderlijk gezag uitoefenen.
De minderjarige verblijft bij de vader en de moeder.
Procedure
Bij beschikking d.d. 26 februari 2013 van de kinderrechter in deze rechtbank is de ondertoezichtstelling van de minderjarige verlengd van 28 februari 2013 tot 30 maart 2013.
De kinderrechter heeft kennisgenomen van de stukken, waaronder thans ook:
- voornoemde beschikking d.d. 26 februari 2013 waarvan de inhoud als hier overgenomen dient te worden beschouwd;
- het verzoekschrift met bijlagen.
Op 26 maart 2013 is de zaak ter terechtzitting van deze rechtbank opnieuw met gesloten deuren behandeld.
Hierbij zijn verschenen:
- de heer [de heer E] namens Bureau Jeugdzorg;
- de vader en de moeder, bijgestaan door hun raadsvrouw mr. S. Salhi,
- de heer [de heer F] tolk in de Marokkaanse taal;
- de heer [de heer G], als getuige.
Verzoek
Het verzoek strekt tot verlenging van de ondertoezichtstelling voor de periode van één jaar.
Beoordeling
Ter zitting is de heer [de heer G], directeur van de praktijkschool ["school"], als getuige gehoord. Deze getuigenverklaring zal aan de beschikking worden gehecht.
Gelet het dossier, hetgeen op 26 februari 2013 ter terechtzitting naar voren is gebracht en de door de getuige afgelegde verklaring, is de kinderrechter van oordeel dat de in artikel 1:254, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek genoemde gronden voor ondertoezichtstelling nog aanwezig zijn en dat het noodzakelijk is de ondertoezichtstelling te verlengen als verzocht.
Daarbij overweegt de kinderrechter in het bijzonder dat de minderjarige verstandelijk beperkt is, moeite heeft met haar agressieregulatie en opgroeit in een gesloten gezinssysteem dat het lastig vindt om hulp van buiten te accepteren.
Gebleken is dat de ondertoezichtstelling tot op heden nauwelijks meerwaarde heeft gehad, doordat de contacten met de gezinsvoogd minimaal zijn geweest en de minderjarige het gevoel had door hem op een louter negatieve wijze te worden benaderd. Om de ondertoezichtstelling te doen slagen en de problemen van de minderjarige te verminderen zal dan ook een andere invulling van de ondertoezichtstelling nodig zijn. Hiervoor is enerzijds van belang dat de gezinsvoogd de contacten met de minderjarige intensiveert en haar op een positief- constructieve manier benadert en anderszins dat de minderjarige en haar ouders zich open stellen voor samenwerking met de gezinsvoogd.
De kinderrechter zal de ondertoezichtstelling voor een half jaar toewijzen en voor het overige aanhouden. Op de hierna te noemen terechtzitting zal duidelijk moeten worden of een andere invulling van de ondertoezichtstelling van de minderjarige mogelijk is.
Derhalve zal als volgt worden beslist.
Beslissing
De kinderrechter:
verlengt de ondertoezichtstelling van de minderjarige van 30 maart 2013 tot 30 september 2013 met behoud van de Stichting Bureau Jeugdzorg Haaglanden, zijnde een stichting zoals bedoeld in artikel 1, onder f, van de Wet op de jeugdzorg;
verklaart deze beslissing tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
houdt de behandeling van het verzoek voor het overige aan tot de terechtzitting van
23 september 2013 om 10:00 uur.
gelast de griffier tegen voormelde zitting op te roepen:
- de Stichting Bureau Jeugdzorg Haaglanden;
- de vader;
- de moeder;
- de minderjarige;
- mr. S. Salhi.
Deze beschikking is gegeven door mr. M. Dam, kinderrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 26 maart 2013, in tegenwoordigheid van S.A. van Schaik-van Dommelen als griffier.
Van deze beschikking kan hoger beroep worden ingesteld binnen drie maanden na de dag van de uitspraak door indiening van een beroepschrift ter griffie van het Gerechtshof te
’s-Gravenhage.