ECLI:NL:RBDHA:2013:BZ7288
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Verlenging van de ondertoezichtstelling van een minderjarige met nadruk op samenwerking tussen gezinsvoogd en ouders
In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Den Haag op 26 maart 2013 uitspraak gedaan over de verlenging van de ondertoezichtstelling van een minderjarige, geboren in 1996, die verblijft bij zijn ouders. Het verzoek tot verlenging is ingediend door de Stichting Bureau Jeugdzorg Haaglanden. De kinderrechter heeft geconstateerd dat de gronden voor ondertoezichtstelling, zoals genoemd in artikel 1:254 van het Burgerlijk Wetboek, nog steeds aanwezig zijn. Tijdens de zitting op 26 februari 2013 is vastgesteld dat de ondertoezichtstelling eerder was verlengd, maar dat de contacten met de gezinsvoogd minimaal waren en de minderjarige zich negatief benaderd voelde. De kinderrechter heeft daarom besloten de ondertoezichtstelling te verlengen voor een periode van zes maanden, tot 30 september 2013, met de nadruk op de noodzaak voor intensievere contacten tussen de gezinsvoogd en de minderjarige. Tevens is het van belang dat de ouders en de minderjarige zich openstellen voor samenwerking met de gezinsvoogd om de effectiviteit van de ondertoezichtstelling te verbeteren. De kinderrechter heeft de behandeling van het verzoek voor het overige aangehouden tot de zitting op 23 september 2013, waar de betrokken partijen opnieuw zullen worden opgeroepen. De beschikking is gegeven door mr. M. Dam en is uitvoerbaar bij voorraad verklaard. Er kan binnen drie maanden na de uitspraak hoger beroep worden ingesteld bij het Gerechtshof te 's-Gravenhage.