Meervoudige kamer jeugdstrafzaken
Parketnummer 09/752125-12
Datum uitspraak: 5 april 2013
De rechtbank Den Haag, rechtdoende in jeugdstrafzaken, heeft op de grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren te [plaats] op [datum] 1996
adres: [adres].
1. Het onderzoek ter terechtzitting
Het onderzoek is gehouden ter terechtzitting met gesloten deuren van 21 maart 2013, waarna het onderzoek ter terechtzitting op 25 maart 2013 is gesloten.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie mr. E.J. Gussenhoven en van hetgeen door de raadsvrouw van de verdachte mr. A.L. Pöll, advocaat te Den Haag, en door de verdachte naar voren is gebracht.
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 15 september 2012 te 's-Gravenzande, gemeente Westland, tezamen en in vereniging met anderen of een ander, althans alleen, aan een of meerdere pers(o)on(en) genaamd [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel (te weten [slachtoffer 1] een gebroken onderkaak en gevoelloze onderlip en/of [slachtoffer 2] ernstig nierletsel), heeft toegebracht,
- door deze [slachtoffer 1] opzettelijk met kracht met geschoeide voet tegen het hoofd te trappen en/of
- deze [slachtoffer 2] hoog op te tillen en vervolgens met kracht op de grond te gooien en/of te laten vallen en/of vervolgens, terwijl deze [slachtoffer 2] op de grond lag, meermalen te schoppen in het gezicht en/of tegen het lichaam van die [slachtoffer 2] en/of meerdere bierflesjes stuk te slaan op het lichaam, van die [slachtoffer 2];
subsidiair, indien het vorenstaande niet tot een bewezenverklaring en/of een
veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 15 september 2012 te 's-Gravenzande, gemeente Westland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk mishandelend (een) perso(o)n(en) (te weten [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2])
- met kracht met geschoeide voet tegen het hoofd en/of tegen het lichaam van
die [slachtoffer 1] heeft getrapt en/of
- die [slachtoffer 2] met gebalde vuist in het gezicht heeft geslagen en/of
- die [slachtoffer 2] hoog heeft opgetild en vervolgens met kracht op de grond heeft gegooid en/of laten vallen en/of vervolgens, terwijl die [slachtoffer 2] op de grond lag, die [slachtoffer 2] meermalen in het gezicht en/of tegen het lichaam heeft geschopt en/of meerdere bierflesjes heeft stukgeslagen op het lichaam van die [slachtoffer 2], waardoor voornoemde [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] letsel heeft/hebben bekomen en/of pijn heeft/hebben ondervonden;
2.
hij op of omstreeks 15 september 2012 te 's-Gravenzande, gemeente Westland, met een ander of anderen, op of aan de openbare weg, Oranjepark, in elk geval op of aan een openbare weg, openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 2], welk geweld bestond uit
- het slaan en/of stompen tegen het hoofd, althans het lichaam, van die [slachtoffer 3] en/of
- het trappen tegen het hoofd en/of de hals en/of het lichaam van die [slachtoffer 3] en/of
- het slaan en/of stompen en/of schoppen tegen het hoofd en/of het lichaam van die [slachtoffer 1] en/of
- het optillen en vervolgens hardhandig op de grond gooien en/of laten vallen van die [slachtoffer 2] en/of het schoppen tegen het hoofd en/of het lichaam van die [slachtoffer 2] en/of
- het stukslaan van bierflesjes op het lichaam van die [slachtoffer 2].
Op grond van de in de voetnoten opgesomde bewijsmiddelen stelt de rechtbank vast dat zich op 15 september 2012 in het Oranjepark te ’s-Gravenzande het volgende heeft afgespeeld.
[slachtoffer 3], [slachtoffer 2], [slachtoffer 1], [getuige 1], [getuige 2] en [getuige 3] bevonden zich op een bankje in het park.23 Omdat het donker was in het park, hadden zij de verlichting van een aantal fietsen aangezet.4
Op enig moment kwam een groep jongens naar het bankje toe lopen. Eén van de jongens uit deze groep vroeg aan de jongens en meisjes op het bankje wie zij waren, waarop [slachtoffer 3] zei: “Je moeder”. Daarop kreeg [slachtoffer 3] een vuistslag tegen haar gezicht en direct daarna werd [slachtoffer 1] tegen zijn hoofd getrapt.56 [slachtoffer 1] raakte daardoor buiten bewustzijn.
[slachtoffer 2] kreeg vervolgens een klap op zijn oog78 en [slachtoffer 1] werd nagetrapt toen hij al op de grond lag.9
[slachtoffer 3] en [slachtoffer 2] renden daarna richting de uitgang van het park. Voordat zij de uitgang bereikten werd [slachtoffer 2] vastgepakt door iemand die hem optilde en op de grond gooide.
Toen hij weer opgestaan was en probeerde weg te komen, werd hij nogmaals geslagen, waarop hij wederom viel en waarna hij door een aantal jongens uit de groep meerdere malen werd geschopt.1011
[slachtoffer 1] heeft door de trap in zijn gezicht, naast pijn en een hersenschudding, een gebroken onderkaak opgelopen.12
[slachtoffer 2] heeft door het hierboven beschreven geweld een gekneusde pols, een blauw oog, pijn13, en mogelijk een nierbloeding opgelopen.
De verdachte heeft ter terechtzitting bekend met de groep meegegaan te zijn naar het park, waar een ruzie uitgevochten zou worden en in het park een jongen die wegrende te hebben vastgepakt en opgetild en vervolgens op de grond gegooid en, nadat deze was opgestaan en weg wilde gaan, een klap op diens achterhoofd te hebben gegeven.14
De verdachte heeft verder verklaard dat hij daarna is weggegaan om zijn fiets te halen.
Essentie
De rechtbank ziet zich in de eerste plaats gesteld voor de vraag of het door de slachtoffers van het eerste feit bekomen letsel kan worden beschouwd als zwaar lichamelijk letsel.
De rechtbank dient voorts de vraag te beantwoorden of de verdachte, al dan niet in voorwaardelijke zin, het opzet heeft gehad op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel en op medeplegen daarvan.
Indien deze vragen voor beide slachtoffers dan wel één van de slachtoffers ontkennend beantwoord wordt, dient de rechtbank de vraag te beantwoorden of de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan (het medeplegen van) de - al dan niet voorwaardelijk - opzettelijke mishandeling van deze slachtoffers of dit slachtoffer.
Ten aanzien van het tweede ten laste gelegde feit dient de rechtbank de vraag te beantwoorden of de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het in vereniging plegen van openlijk geweld tegen deze slachtoffers. De vraag die hierbij centraal staat is de vraag of de verdachte een voldoende significante en wezenlijke bijdrage heeft geleverd aan het gepleegde geweld, kort gezegd de vraag of zijn gedrag het geweld heeft bevorderd.
3.2 Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het letsel van zowel [slachtoffer 2] als [slachtoffer 1] kan worden aangemerkt als zwaar lichamelijk letsel.
Zij heeft zich op het standpunt gesteld dat niet wettig en overtuigend bewezen kan worden dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van de zware mishandeling van [slachtoffer 1], maar dat wel wettig en overtuigend bewezen kan worden dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van de zware mishandeling van [slachtoffer 2]. Zij heeft daartoe aangevoerd dat vanuit de groep van de verdachte en zijn medeverdachten is besloten om het geweld voort te zetten nadat al zwaar geweld was gebruikt en de verdachte daarbij de aanmerkelijke kans op de koop toe heeft genomen dat [slachtoffer 2] daarbij zwaar lichamelijk letsel zou oplopen.
Zij is tevens van mening dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het openlijk in vereniging plegen van geweld jegens [slachtoffer 2], [slachtoffer 1] en [slachtoffer 3].
3.3 Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw van de verdachte heeft zich op het standpunt gesteld dat het letsel van zowel [slachtoffer 1] als [slachtoffer 2] niet kan worden aangemerkt als zwaar lichamelijk letsel. Ten aanzien van [slachtoffer 2] heeft zij primair aangevoerd dat uit de medische rapportages onvoldoende kan komen vast te staan dat er daadwerkelijk sprake was van nierletsel en subsidiair heeft zij aangevoerd dat een niercontusie dan wel een kleine bloeding in de nier niet kan worden aangemerkt als zwaar lichamelijk letsel.
Ten aanzien van [slachtoffer 1] heeft zij aangevoerd dat niet blijkt dat er geen uitzicht is op volledig herstel of dat dit herstel langdurig zal zijn en dat bovendien niet blijkt dat het slachtoffer gedurende een langere periode niet heeft kunnen werken of naar school heeft kunnen gaan.
De raadsvrouw heeft zich voorts op het standpunt gesteld dat niet wettig en overtuigend bewezen kan worden dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de zware mishandeling in vereniging, nu er geen sprake is van nauwe en bewuste samenwerking en het dubbele opzet ontbreekt.
Ten aanzien van het onder 1 subsidiair ten laste gelegde heeft de raadsvrouw bepleit dat de verdachte dient te worden vrijgesproken, nu van nauwe en bewuste samenwerking gericht op de mishandeling geen sprake was.
Daarnaast heeft zij aangevoerd dat niet bewezen kan worden dat [slachtoffer 2] letsel heeft bekomen dan wel pijn heeft ondervonden door de door de verdachte gepleegde handelingen.
Ten aanzien van het onder feit 2 ten laste gelegde heeft de raadsvrouw vrijspraak bepleit, nu ten aanzien van deze handelingen door de verdachte geen wezenlijke of voldoende significante bijdrage is geleverd en de verdachte de door hem gepleegde handelingen daarnaast alleen en derhalve niet in vereniging heeft gepleegd.
3.4 De beoordeling van de tenlastelegging
Zwaar lichamelijk letsel
Uit de medische informatie van [slachtoffer 1], d.d. 2 oktober 2012, blijkt dat hij een gebroken kaak heeft opgelopen, waarvoor repositie en fixatie onder algehele anesthesie noodzakelijk was, waarvan de genezingsduur geschat werd op zes weken en waarvan na zes maanden het osteosynthesemateriaal en een verstandskies verwijderd moeten worden.
De rechtbank is van oordeel dat de ernst van het letsel, de noodzaak en de aard van het medisch ingrijpen en de geschatte genezingsduur maken dat het letsel dient te worden aangemerkt als zwaar lichamelijk letsel.
Uit verschillende stukken in het dossier blijkt dat [slachtoffer 2] naast een pijnlijke pols heel veel pijn heeft gehad, zogenoemde koliekpijn, in zijn rechterflank, waarvoor hij meerdere onderzoeken heeft moeten ondergaan en waardoor hij tijdens een vlak na 15 september 2012 geplande schoolreis naar het buitenland, niet heeft kunnen deelnemen aan tal van activiteiten. Uit de medische informatie d.d. 16 november 2012 leidt de rechtbank af dat de koliekpijn waarschijnlijk het gevolg was van een nierbloeding en dat de klachten geleidelijk zijn verdwenen. Van noodzakelijk medisch ingrijpen noch van een lange genezingsduur is gebleken, zodat de rechtbank van oordeel is dat er in het geval van [slachtoffer 2] geen sprake is van zwaar lichamelijk letsel. De rechtbank zal uiteraard bij de strafmotivering rekening houden met de hierboven omschreven gevolgen voor [slachtoffer 2].
Gelet hierop al zal de rechtbank de verdachte vrijspreken van het hem onder 1 primair ten laste gelegde, voor zover het (het medeplegen van) de zware mishandeling van [slachtoffer 2] betreft.
(Medeplegen van) zware mishandeling van [slachtoffer 1]
Zowel [getuige 5] als [medeverdachte 2] en de verdachte hebben verklaard dat er een groep van zes jongens het park inging en dat deze groep bestond uit [medeverdachte 4], [medeverdachte 3],[medeverdachte 2]everdachte 2], [medeverdachte 1], [medeverdachte 5] en de verdachte.15 Vier jongens uit de groep renden als eerste het park in, waarbij [medeverdachte 5] voorop liep,16 en de verdachte en [medeverdachte 2] gingen daar iets achteraan het park in.1718 De rechtbank leidt hieruit af dat de vier die vooruit renden en vooraan bij het bankje stonden [medeverdachte 4], [medeverdachte 3], [medeverdachte 5] en [medeverdachte 1] waren en dat [medeverdachte 2] en de verdachte daar vlak achter stonden.
Vanuit de groep is [slachtoffer 1] tegen zijn kaak getrapt. Er is wettig noch overtuigend bewijs dat de verdachte deze trap heeft gegeven.
De vraag die vervolgens beantwoord dient te worden is of er sprake was van medeplegen.
De rechtbank acht het medeplegen niet wettig en overtuigend bewezen, nu uit het dossier blijkt van een nauwe en bewuste samenwerking gericht op het plegen van de zware mishandeling noch van dubbel opzet, te weten op het medeplegen van de zware mishandeling en op de zware mishandeling.
Kort gezegd kan niet vast komen te staan dat de verdachte de zware mishandeling voor ogen had op het moment dat hij het park inging en in de buurt van het bankje stond.
(Medeplegen van) mishandeling van [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1]
[slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] na het geweld bij het bankje weggerend richting de uitgang van het park. Vlak voor de uitgang heeft de verdachte [slachtoffer 2] opgetild en op de grond gegooid.1920 [slachtoffer 2] stond hierna op en begaf zich in de richting van de uitgang. Vlak buiten het park heeft de verdachte [slachtoffer 2] tegen zijn hoofd geslagen21, waarna [medeverdachte 2] hem tegen diens achterhoofd heeft geschopt22. Hierna is [slachtoffer 2], terwijl hij op de grond lag, geschopt. [getuige 4] heeft verklaard dat [medeverdachte 1] met [medeverdachte 4] en [medeverdachte 2], [slachtoffer 2] heeft geschopt.23 [medeverdachte 2] heeft hierover verklaard dat [slachtoffer 2] meerdere malen tegen zijn rug en zijn benen werd getrapt door [medeverdachte 4] en [medeverdachte 1].24
Voor medeplegen is vereist dat er sprake is van een nauwe en bewuste samenwerking en een gezamenlijke uitvoering. Op grond van hetgeen zich heeft afgespeeld in en buiten het Oranjepark, waarbij door verschillende leden van de groep waartoe de verdachte behoorde geweld is gebruikt jegens de slachtoffers, in combinatie met de wetenschap van de verdachte dat de groep naar het park ging omdat er iets uitgevochten moest worden en de wezenlijke bijdrage aan het geweld door de verdachte vlak voor de uitgang en buiten het park, staat vast dat er sprake was van een nauwe samenwerking en een gezamenlijke uitvoering. Hierbij was het opzet van de verdachte, zo leidt de rechtbank af uit de handelingen van de verdachte, gericht op de mishandeling en op het tezamen en in vereniging plegen van deze mishandeling tegen de groep die verdachte en zijn groep in het park opzochten .
De rechtbank is op grond hiervan van oordeel dat de verdachte zich samen met anderen schuldig heeft gemaakt aan de mishandeling van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] die daardoor letsel hebben bekomen en pijn hebben ondervonden.
Dat de verdachte op enig moment is weggelopen om zijn fiets te halen doet hieraan niets af, nu ook is gebleken dat hij vervolgens met de rest van de groep is weggegaan.
De rechtbank acht het onder 1 subsidiair ten laste gelegd dan ook wettig en overtuigend bewezen.
Openlijk geweld
Uit bovenstaande komt naar voren dat het geweld op drie opeenvolgende momenten heeft plaatsgevonden, te weten bij het bankje in het park, vlak voor de uitgang van het park en buiten het park. Het geweld werd gepleegd vanuit een groep, waarvan de leden elkaar getalsmatig versterkten en waarvan de verdachte zich op geen enkel moment heeft gedistantieerd. De rechtbank is van oordeel dat dit geweld, gelet op het feit dat de momenten elkaar in een zeer kort tijdsbestek hebben opgevolgd en dat de groep steeds in wisselende samenstelling het geweld heeft gepleegd ten aanzien van dezelfde slachtoffers, dient te worden beschouwd als een voortdurende situatie. Immers, feitelijk kwam het erop neer dat [slachtoffer 3] en [slachtoffer 2], beiden naast [slachtoffer 1] slachtoffer van het bij het bankje toegepaste geweld, bij hun ontsnapping werden opgevangen en nagezeten door (onder andere) de verdachte en [medeverdachte 2] die iets van het bankje stonden toe te kijken. De verdachte stond vanaf het begin bij de groep van waaruit het geweld werd gepleegd en heeft bovendien zelf geweld gebruikt vlak voor de uitgang en buiten het park.
De verdachte heeft zich naar het oordeel van de rechtbank aldus schuldig gemaakt aan het plegen van openlijk geweld jegens zowel [slachtoffer 3] als [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2].
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte
1.
(subsidiair)
hij op 15 september 2012 te 's-Gravenzande, gemeente Westland, tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk mishandelend
- met kracht tegen het hoofd en tegen het lichaam van [slachtoffer 1] heeft getrapt en
- [slachtoffer 2] met gebalde vuist in het gezicht heeft geslagen en
- die [slachtoffer 2] heeft opgetild en vervolgens op de grond heeft gegooid en vervolgens, terwijl die [slachtoffer 2] op de grond lag, die [slachtoffer 2] meermalen tegen het lichaam heeft geschopt, waardoor voornoemde [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] letsel hebben bekomen en pijn hebben ondervonden;
2.
hij op 15 september 2012 te 's-Gravenzande, gemeente Westland, met anderen, aan de openbare weg, Oranjepark, openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen
[slachtoffer 1] en [slachtoffer 3] en [slachtoffer 2], welk geweld bestond uit
- het stompen tegen het hoofd van die [slachtoffer 3] en
- het schoppen tegen het hoofd en het lichaam van die [slachtoffer 1] en
- het optillen en vervolgens op de grond gooien van die [slachtoffer 2] en het schoppen tegen het hoofd en het lichaam van die [slachtoffer 2].
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
4. De strafbaarheid van de feiten
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
Dit levert de in de beslissing genoemde strafbare feiten op.
5. De strafbaarheid van de verdachte
De verdachte is eveneens strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.
6.1. De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot een jeugddetentie voor de duur van 30 dagen waarvan 15 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar en met als bijzondere voorwaarde de maatregel hulp en steun, en daarnaast tot een werkstraf voor de duur van 100 uur.
6.2. Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft de rechtbank verzocht bij een eventuele strafoplegging rekening te houden met de ondergeschikte rol van de verdachte en het gegeven dat hij zich niet eerder heeft schuldig gemaakt aan geweldsdelicten. Zij heeft daarnaast aangegeven dat de ouders begeleiding van de jeugdreclassering niet nodig achten en zij heeft de rechtbank verzocht bij bewezenverklaring aan de verdachte de leerstraf Tools4U op te leggen.
6.3. Het oordeel van de rechtbank
Na te melden straf is in overeenstemming met de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
De verdachte heeft zich in de eerste plaats schuldig gemaakt aan het medeplegen van de mishandeling van volstrekt willekeurige slachtoffers die respectievelijk in het gezicht werden gestompt en tegen het gezicht getrapt. De jongen die tegen zijn gezicht is getrapt viel bewusteloos van de bank en, zo bleek later, liep een gebroken kaak op. De verdachte heeft zich daarna niet bekommerd om deze slachtoffers en heeft zich zelfs niet gedistantieerd van de groep van waaruit het geweld werd gepleegd, maar rende achter twee van de slachtoffers aan in de richting de uitgang van het park, waar hij één van deze slachtoffers beetpakte en op de grond gooide. Op het moment dat deze jongen opstond en nogmaals probeerde weg te komen, sloeg de verdachte hem van achteren tegen zijn hoofd. Hierna is het slachtoffer wederom op de grond gevallen en is er door twee anderen op hem ingetrapt op een manier die zodanig was dat een eerder slachtoffer dat getuige was van dit schoppen dacht dat het slachtoffer dood zou gaan.
Uit de slachtofferverklaring die namens [slachtoffer 1], de jongen die in zijn gezicht is getrapt, ter terechtzitting door zijn moeder is voorgelezen blijkt hoe ingrijpend de gevolgen van het geweld voor dit slachtoffer zijn geweest en nog altijd zijn. Mogelijk zal er zelfs sprake zijn van blijvend letsel.
De moeder van [slachtoffer 2], de jongen die vlak buiten het park meerdere schoppen heeft gekregen, heeft ter terechtzitting een slachtofferverklaring voorgelezen waaruit eveneens blijkt hoe ingrijpend de gevolgen van het geweld voor dit slachtoffer en zijn omgeving zijn geweest.
De gevolgen voor beide slachtoffers hebben betrekking op hun fysieke gesteldheid, maar ook in vergaande mate op hun gevoel van veiligheid.
Ook het slachtoffer [slachtoffer 3] heeft, zo blijkt uit de toelichting bij haar vordering benadeelde partij, nog altijd te kampen met de gevolgen die de feiten voor haar met zich hebben gebracht.
De verdachte heeft door te handelen zoals bewezen verklaard ervan blijk gegeven geen respect te hebben voor de lichamelijke integriteit van anderen. Het is niet aan de verdachte toe te schrijven dat de gevolgen niet nog veel ernstiger waren.
De rechtbank heeft acht geslagen op het rapport van de Raad voor de Kinderbescherming, d.d. 11 maart 2013 waaruit blijkt dat de Raad voor de Kinderbescherming adviseert aan de verdachte een deels voorwaardelijke straf op te leggen en een deels onvoorwaardelijke werkstraf met als bijzondere voorwaarde dat de verdachte zich houdt aan en gedraagt naar de aanwijzingen van de jeugdreclassering. De bijzondere voorwaarde wordt geadviseerd met het oog op de ernst van het delict en gezien de aandachtspunten waar aan gewerkt moet worden.
De rechtbank heeft voorts acht geslagen op hetgeen ter terechtzitting naar voren is gebracht door mevrouw C.C.M. Martis, jeugdreclasseringsmedewerker, die na te zijn aangemerkt en beëdigd als deskundige, heeft verklaard dat onbekend is hoe de verdachte zich zal gedragen zonder toezicht en dat de bijzondere voorwaarde van jeugdreclasseringstoezicht naar haar mening een meerwaarde heeft. Daarnaast heeft zij de leerstraf Tools4U geadviseerd, gericht op het groepsproces, de rol van vrienden en de rol van alcohol.
De rechtbank heeft daarnaast acht geslagen op hetgeen ter terechtzitting naar voren is gebracht door mevrouw J.J. Slobbe, raadsonderzoeker, die na te zijn aangemerkt een beëdigd als deskundige heeft verklaard dat er een laag dynamisch risicoprofiel is, zodat naar haar mening Tools4U niet aan de orde is.
De rechtbank is van oordeel dat de eis van de officier van justitie geen recht doet aan de ernst van de feiten en in het bijzonder de ernst van het letsel en de rol die de verdachte heeft gehad bij de bewezenverklaarde feiten. De rechtbank zal dan ook een straf opleggen die hoger is dan door de officier van justitie is gevorderd.
De rechtbank is alles overwegend van oordeel dat aan de verdachte een deels voorwaardelijke jeugddetentie van na te melden duur, die de verdachte ervan dienen te weerhouden zich in de toekomst wederom schuldig te maken aan strafbare feiten, en daarnaast een werkstraf van na te melden duur dient te worden opgelegd.
De rechtbank zal geen bijzondere voorwaarde verbinden aan het voorwaardelijk deel der straf, nu van het belang daarvan onvoldoende is gebleken.
7. De vordering van de benadeelde partij / de schadevergoedingsmaatregel
[slachtoffer 1] heeft zich als benadeelde partij gevoegd ter zake van de vordering tot schadevergoeding, groot € 1.933,77, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 15 september 2012.
[slachtoffer 2] heeft zich als benadeelde partij gevoegd ter zake van de vordering tot schadevergoeding, groot € 1.745,28, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 15 september 2012.
[slachtoffer 3] heeft zich als benadeelde partij gevoegd ter zake van de vordering tot schadevergoeding, groot € 900,00.
7.1 De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft ten aanzien van de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1] geconcludeerd tot hoofdelijke toewijzing van de vordering tot een bedrag van € 1.000,00, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Ten aanzien van de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2] heeft zij geconcludeerd tot hoofdelijke toewijzing van de vordering, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Ten slotte heeft zij ten aanzien van de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 3] geconcludeerd tot hoofdelijke toewijzing van de vordering tot een bedrag van € 750,00, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
7.2 Het standpunt van de verdediging
De raadsman van de verdachte heeft zich op het standpunt gesteld dat de vorderingen van de benadeelde partijen dienen te worden afgewezen.
7.3 Het oordeel van de rechtbank
[slachtoffer 1]
Ten aanzien van de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1] acht de rechtbank deze vordering, voor zover deze betrekking heeft op vergoeding ter zake van immateriële schade tot een bedrag van € 1.500,00 naar billijkheid toewijsbaar, nu vast is komen te staan dat de benadeelde partij rechtstreeks schade heeft geleden als gevolg van de onder 1, subsidiair, en 2 bewezenverklaarde feiten.
Ten aanzien van de overige posten zal de rechtbank de vordering toewijzen tot het bedrag van € 313,77, nu de vordering voldoende is onderbouwd door de benadeelde partij, de vordering niet inhoudelijk is betwist door of namens de verdachte en uit het onderzoek ter terechtzitting vast is komen te staan dat de benadeelde partij rechtstreeks schade heeft geleden als gevolg van de onder 1, subsidiair, en 2 bewezenverklaarde feiten.
De rechtbank zal derhalve de vordering toewijzen tot een bedrag van € 1.813,77.
De rechtbank zal voorts de gevorderde wettelijke rente toewijzen, nu vast is komen te staan dat de schade met ingang van 15 september 2012 is ontstaan.
Dit brengt mee, dat de verdachte dient te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met zijn vordering heeft gemaakt, welke kosten de rechtbank tot op heden begroot op nihil, en de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
[slachtoffer 2]
Ten aanzien van de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2] zal de rechtbank deze met betrekking tot de ter terechtzitting opgevoerde schadepost met betrekking tot de bijkomende kosten van de werkweek alsmede de onder 6 opgenomen kosten van de werkweek niet-ontvankelijk verklaren, nu de bijkomende kosten niet zijn onderbouwd en de kosten van de werkweek niet het rechtstreekse gevolg zijn van de bewezenverklaarde feiten.
De rechtbank acht de vordering, voor zover deze betrekking heeft op vergoeding ter zake van immateriële schade tot een bedrag van € 1.000,00 naar billijkheid toewijsbaar, nu vast is komen te staan dat de benadeelde partij rechtstreeks schade heeft geleden als gevolg van de onder 1, subsidiair, en 2 bewezenverklaarde feiten.
Ten aanzien van de overige posten zal de rechtbank de vordering toewijzen tot het bedrag van € 336,39, nu de vordering ten aanzien van die posten voldoende is onderbouwd door de benadeelde partij, de vordering niet inhoudelijk is betwist door of namens de verdachte en uit het onderzoek ter terechtzitting vast is komen te staan dat de benadeelde partij rechtstreeks schade heeft geleden als gevolg van de onder 1, subsidiair, en 2 bewezenverklaarde feiten.
De rechtbank zal derhalve de vordering toewijzen tot een bedrag van € 1.336,39.
De rechtbank zal voorts de gevorderde wettelijke rente toewijzen, nu vast is komen te staan dat de schade met ingang van 15 september 2012 is ontstaan.
Dit brengt mee, dat de verdachte dient te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met zijn vordering heeft gemaakt, welke kosten de rechtbank tot op heden begroot op nihil, en de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
[slachtoffer 3]
Ten aanzien van de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 3] zal de rechtbank deze, voor zover deze betrekking heeft op vergoeding ter zake van immateriële schade tot een bedrag van € 750,00 naar billijkheid toewijsbaar, nu vast is komen te staan dat de benadeelde partij rechtstreeks schade heeft geleden als gevolg van het onder 2 bewezenverklaarde feit.
De rechtbank zal derhalve de vordering toewijzen tot een bedrag van € 750,00 en voor het overige niet-ontvankelijk verklaren.
Dit brengt mee, dat de verdachte dient te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met zijn vordering heeft gemaakt, welke kosten de rechtbank tot op heden begroot op nihil, en de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
8. De toepasselijke wetsartikelen
De op te leggen straffen en maatregel zijn gegrond op de artikelen:
36f, 47, 77a, 77g, 77h, 77i, 77m, 77n, 77x, 77y, 77z, 77gg, 141 en 300 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.
9. De beslissing
De rechtbank:
verklaart niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het bij dagvaarding onder 1. primair ten laste gelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
verklaart wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte het bij dagvaarding onder 1 subsidiair en 2 ten laste gelegde heeft begaan en dat het bewezenverklaarde uitmaakt:
ten aanzien van feit 1 subsidiair:
MEDEPLEGEN VAN MISHANDELING, MEERMALEN GEPLEEGD;
OPENLIJK IN VERENIGING GEWELD PLEGEN TEGEN PERSONEN;
verklaart het bewezen verklaarde en de verdachte deswege strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
veroordeelt de verdachte tot:
jeugddetentie voor de duur van 45 (zegge: vijfenveertig) dagen
bepaalt dat de tijd, door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijk gedeelte van de hem opgelegde jeugddetentie geheel in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;
bepaalt, dat een gedeelte van die straf, groot 30 (zegge: dertig) dagen niet zal worden ten uitvoer gelegd, zulks onder de algemene voorwaarde, dat de veroordeelde zich voor het einde van de hierbij op 2 jaren vastgestelde proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit
veroordeelt de verdachte voorts tot:
een taakstraf, bestaande uit een werkstraf, zijnde het verrichten van onbetaalde arbeid, voor de tijd van 120 (zegge: honderdtwintig) uren,
beveelt, voor het geval dat de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, dat vervangende jeugddetentie zal worden toegepast voor de tijd van respectievelijk 60 (zegge: zestig) dagen;
wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partijen gedeeltelijk en hoofdelijk toe en veroordeelt verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan:
[slachtoffer 1], een bedrag van € 1.813,77, vermeerderd met de gevorderde wettelijke rente daarover vanaf 15 september 2012 tot aan de dag waarop deze vordering is voldaan,
[slachtoffer 2], een bedrag van € 1.336,39, vermeerderd met de gevorderde wettelijke rente daarover vanaf 15 september 2012 tot aan de dag waarop deze vordering is voldaan,
[slachtoffer 3], een bedrag van € 750,00;
bepaalt dat de verdachte bij gehele of gedeeltelijke betaling door zijn mededaders aan de benadeelde partijen, zal zijn bevrijd tot de hoogte van de betaalde bedragen;
bepaalt dat de benadeelde partijen voor het overige niet-ontvankelijk zijn in de vorderingen tot schadevergoeding;
veroordeelt de verdachte tevens in de proceskosten door de benadeelde partijen gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan de verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat van een bedrag groot
€ 1.813,77, vermeerderd met de gevorderde wettelijke rente daarover vanaf 15 september 2012 tot aan de dag waarop deze vordering is voldaan, ten behoeve van het slachtoffer genaamd [slachtoffer 1] en een bedrag groot
€ 1.336,39, vermeerderd met de gevorderde wettelijke rente daarover vanaf 15 september 2012 tot aan de dag waarop deze vordering is voldaan, ten behoeve van het slachtoffer genaamd [slachtoffer 2];
€ 750,00, ten behoeve van het slachtoffer genaamd [slachtoffer 3];
bepaalt dat in geval noch volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt - onder handhaving van voormelde verplichting - vervangende jeugddetentie zal worden toegepast voor de duur van 15, 9 respectievelijk 6 dagen;
de rechtbank bepaalt hierbij dat de jeugddetentie ook als zodanig dient te worden opgelegd indien de verdachte de leeftijd van achttien jaar reeds heeft bereikt ten tijde van de eventuele tenuitvoerlegging;
bepaalt dat voldoening van de betalingsverplichtingen aan de benadeelde partijen de betalingsverplichtingen aan de Staat doet vervallen, alsmede dat voldoening van de betalingsverplichtingen aan de Staat de betalingsverplichtingen aan de benadeelde partijen doet vervallen;
heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte.
Dit vonnis is gewezen door
mr. J.A. van Steen, kinderrechter, voorzitter,
mr. M. Dam, kinderrechter,
en mr. P.J. Schreuder, kinderrechter,
in tegenwoordigheid van mr. D.V. Verbree, griffier.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 5 april 2013.
1 Wanneer hierna wordt verwezen naar doorgenummerde dossierpagina’s betreft dit – voor zover niet anders weergegeven - delen van ambtsedige processen-verbaal, als bijlagen opgenomen bij het dossier met het nummer PL1563 2012197919
2 Proces-verbaal van aangifte [slachtoffer 1], blz. 147
3 Proces-verbaal van aangifte [slachtoffer 3], blz. 162
4 Proces-verbaal verhoor getuige [slachtoffer 2] bij de rechter-commissaris op 19 februari 2013, onder 13
5 Proces-verbaal verhoor getuige [slachtoffer 3] bij de rechter-commissaris op 19 februari 2013, onder 3
6 Proces-verbaal van aangifte [slachtoffer 2], blz. 177 en 178
7 Proces-verbaal verhoor getuige [slachtoffer 2] bij de rechter-commissaris, onder 4
8 Proces-verbaal verhoor getuige [slachtoffer 3] bij de rechter-commissaris, onder 3
9 Proces-verbaal verhoor getuige [getuige 1] bij de rechter-commissaris, onder 8
10 Proces-verbaal verhoor getuige [slachtoffer 2] bij de rechter-commissaris op 19 februari 2013, onder 4
11 Proces-verbaal verhoor getuige [slachtoffer 3] bij de rechter-commissaris op 19 februari 2013, onder 3, 4 en 5
12 Proces-verbaal van verhoor aangever [slachtoffer 1], blz. 151
13 Proces-verbaal verhoor aangever [slachtoffer 2], blz. 178
14 Eigen verklaring verdachte ter terechtzitting van 21 maart 2013
15 Proces-verbaal verhoor getuige [getuige 5] bij de rechter-commissaris op 15 februari 2013, onder 2
16 Proces-verbaal verhoor verdachte [medeverdachte 5], blz. 396, halverwege
17 Proces-verbaal verhoor getuige [medeverdachte 2] bij de rechter-commissaris, onder 2
18 Proces-verbaal van verhoor verdachte [verdachte], blz. 68, laatste alinea en blz. 69 voorlaatste alinea
19 Proces-verbaal van aangifte [slachtoffer 2], blz. 178, halverwege
20 Eigen verklaring verdachte ter terechtzitting van 21 maart 2013
21 Eigen verklaring verdachte ter terechtzitting van 21 maart 2013
22 Proces-verbaal verhoor verdachte [medeverdachte 2], blz. 48, 4e alinea
23 Verklaring van [getuige 4] bij de rechter-commissaris, onder 4
24 Verklaring [medeverdachte 2] bij de rechter-commissaris, onder 7 en 9